Een tamal is een gerecht dat al meer dan 5.000 jaar in Latijns-Amerika (strikt genomen dus eigenlijk een kleine 3.500 jaar voor het bestaan van Latijns-Amerika) wordt bereid. Vaak gaat het om een bananenblad of gestoomde maïs-deegrol, veelal gevuld met vlees, kaas, groenten of rijst, op smaak gebracht met chilipepers. Tamale is een woord uit het Nahuatl, een taal van de oorspronkelijke bewoners van Mexico, die ook gesproken werd door zowel de Tolteken als de Azteken. De Azteken zijn, anders dan het woord doet vermoeden, geen supporters van AZ Alkmaar. Andere bekende woorden uit het Nahuatl zijn avocado, tomaat, chocolade, cacao, chili, guacamole, ocelot en coyote.
Blueslegende Robert Johnson schreef ooit een leuk liedje over het bovengenoemde gerecht. Hierin zingt hij Hot tamales and they’re red hot, yes she got ’em for sale, waarbij het dus het beeld wordt geschept dat Johnson lekker langs de weg zit met een kraampje om tamales te verkopen. Maar wie dat denkt, die heeft werkelijk geen idee wie Robert Johnson nu eigenlijk is. Kort samengevat; Robert Johnson is een jongetje uit een straatarm gezin en had geen zin om, zoals de rest van de gemeenschap, elke dag te buffelen als landarbeider. Johnson ging voor de muziek. Achteraf een goede keuze, hoewel het hem niet is komen aanwaaien. Na een nogal slecht begin werd Johnson door andere gitaristen uit de juke-joints verjaagd, waarbij hij werd beschuldigd van het mishandelen van gitaren. Dat liet hij niet op zich zitten. Hij nam les van Ike Zimmerman, die op dat moment in de staat Mississippi een grote meneer was. Gedurende een jaar oefenden zij elke dag op het naburige kerkhof, zodat niemand last had van hun gepingel. Marketingtechnisch was dit geen handige keuze; de Blues stond immers al bekend als de ‘muziek van de duivel’; het hield (vooral) mannen weg uit de kerk, die liever gingen zuipen en dansen in een juke-joint, het oefenen op een begraafplaats zou dit vooroordeel zeker niet laten verdwijnen.
Na een jaar kwam Johnson terug. En hoe: hij introduceerde een nieuwe manier van spelen, een stijl die tegenwoordig gemeengoed geworden is, maar destijds baanbrekend was. Er zijn 29 composities van de artiest bewaard gebleven, waaronder onder meer dus They’re Red Hot. Na het investeren in zijn muzikale capaciteiten ging Johnson van de ene bar, naar juke-joint, naar festivals, naar bars, naar juke-joints, enzovoort, om in zijn financiële en andere behoeftes te voorzien. Voor zijn muzikale carrière had hij al een aanzienlijke hoeveelheid blues opgelopen: de ouders van zijn liefje wezen hem af en zijn kind mocht hij niet zien. Daarna had Johnson nog wel enkele langdurige relaties, maar meestal maakte de bluesheld er een sport van om bij elk optreden een ander schatje te scoren. En dat is dan ook waarschijnlijk precies waar They’re Red Hot over gaat: het hele nummer is een groot eufemisme voor seks. Zijn enige ‘klanten’ zijn dan ook dames.
Wie over chili zingt en het bovendien over seks heeft, trekt vanzelfsprekend de aandacht van de Red Hot Chili Peppers. Zij namen het nummer op geheel eigen wijze op bovenop een heuvel bij de opnamestudio The Mansion, waar zij druk bezig waren het album Blood Sugar Sex Magik op te nemen. Wanneer je goed luistert, dan kan je het voorbijrazende verkeer horen. De techniek die drummer Chad Smith hanteert tijdens de opnames schijnt hij te hebben afgekeken van de manier waarop John Bonham drumt bij het nummer Moby Dick van Led Zeppelin, een soort trommelen zonder drumsticks Als een soort eerbetoon aan seks en Robert Johnson werd het nummer als allerlaatste track toegevoegd op wat later hun opus magnum zou zijn. Eric Clapton, zo’n beetje de grootste copycat van Robert Johnson, heeft het nummer ook gespeeld.