Progressieve rock, ik hou er van. Van die hele uitgestrekte lange nummers, waarin veel ruimte wordt geboden voor gitaar en keyboard. Maar ook vooral progressie in de melodielijnen en ritmes. Ik wordt graag verrast in muziek door iets wat je normaal gesproken niet hoort in de mainstream muziek. Die verrassing kan een instrument zijn, een ritmewisseling, een lang nummer, gebruik van verschillende muziekstijlen of een bijzonder instrument, of een invloed vanuit de klassieke muziek.
Een band die is ontstaan in de begin jaren ’70 is het Zweedse Kaipa. Opgericht door Roine Stolt en Hans Ludin en geïnspireerd door bands als Yes. Het zijn dan nog jochies van nog geen twintig en zijn in eerste instantie alleen plaatselijk bekend. Hun albums zijn dan ook in het Zweeds gezongen. Het is kwalitatief muziek van de bovenste plank. Topmuzikanten zijn het. En dat weet vooral Stolt ook van zichzelf. Hij gaat in 1979 solo en vormt later de band The Flower Kings
Stolt was de drijvende kracht achter Kaipa, desondanks gaat de band verder en brengt nog twee albums uit, totdat begin jaren ’80 de band wordt opgeheven. Kaipa raakt in de vergetelheid tot de opkomst van de compact discs in de jaren ’90. Hun albums worden opnieuw op cd uitgebracht, en de populariteit neemt weer toe. In 2001 komt er dan ook een reünie met de oorspronkelijke leden. Vanaf dan gaan ze in het Engels verder. Dit gaat een paar jaar goed, maar Stolt heeft het te druk met zijn andere projecten en krijgt het ook aan de stok met mede oprichter Ludin. Stolt, die de meeste beslissingen in de band maakte, verlaat Kaipa in 2007. Hans Ludin laat dit keer zien dat hij juist degene is die de toon zet voor de band.
Ludin en Stolt gedragen zich toch een beetje als een soort Waters en Gilmour, als in 2013 Roine Stolt aan het toeren is met de band Kaipa Da Capo. Hij speelt voornamelijk het oudere werk van Kaipa. Ludin daarentegen is dan bezig om met de daadwerkelijke Kaipa hun 13de album Sattyg op te nemen. De line-up bestaat onder andere uit Per Nilson, die ook in Meshuggah gitaar speelt. (extreem brute metal met wiskundige ritmes, die alleen voor hoogbegaafden zijn weggelegd om ze te spelen. Met een IQ van boven de 135 is dit voor hem de juiste uitdaging). De vocalen zijn weggelegd voor Patrik Lundstrom en Aleena Gibson. Omdat er zowel een mannelijke als een vrouwelijke zanger is, zorgt dit voor een mooi samenspel, die op het eerste nummer van het album doet denken aan een soort Paradise By The Dasboard Light. Het tweede nummer World O The Void is qua zang alleen voor Aleena Gibson en is mijn favoriet. Op een klassieke melodie neemt ze je mee in haar diepste emoties.
I try to escape from my world of the void
From my world of the banks off fog
I try to deny that my world’s an illiusion
In a place where my steps leave no trace
Wat ik vooral mooi vind, is dat ze zingt over een sterke vrouw, wat vooral door haar stem naar voren komt, die naar de buitenwereld altijd zou proberen om sterk over te komen, maar nu durft toe te geven dat haar leven een strijd is.
In de wereld van progressieve rock, die vooral door mannenstemmen word gedomineerd, zorgt Aleena Gibson voor een meer dan aangename verrassing, als je zoals ik niet meteen bekend was met het eerdere werk van Kaipa, met misschien wel het mooiste nummer wat de band ooit gemaakt heeft.