Statistisch is vliegen de veiligste manier van transport, maar wanneer het fout gaat is het eerder een wonder wanneer er overlevenden zijn. Niet dat ik bang ben om te vliegen, alleen is in de loop der jaren deze vorm van veevervoer me steeds meer tegen gaan staan. Lange wachttijden op de luchthavens, toeslagen, vertragingen en veelal een totaal gebrek aan correcte informatie, gekoppeld aan een chronisch gebrek aan beenruimte en soms jengelende kinderen, die jouw stoel als boksbal gebruiken.
Helaas hebben enkele grote musici het leven gelaten in een vliegtuigcrash, en ik vraag mijzelf dan de reden van het ongeluk af. Is dit een vreemde overpeinzing? Ik zal het uitleggen. Gedurende mijn aanwezigheid op deze aardkloot heb ik meerdere malen het gevoel gehad dat er ‘iets’ was wat mij waarschuwde voor levensbedreigende zaken die op het punt stonden te gebeuren; alsof er een engeltje op mijn schouder zat. Ik ben atheïst, maar soms heb ik het idee dat er meer is tussen hemel en aarde. Iets ongrijpbaars… uit een parallel universum? Geen idee.
Laten we maar stellen dat iemand mij tijdig op de schouder tikte, zoals in 1983 op bezoek bij een vriend. Het logeerbed stond onder het raam. Midden in de nacht – zonder enige vorm van waarschuwing en feitelijk nog steeds in slaap – ga ik in één keer rechtop zitten. Tegelijkertijd slaat het losgekomen zonnescherm dwars door het raam en lag mijn hoofdkussen vol met zeer scherpe glaspunten en scherven.
In 1988 zou ik met een maat naar Argentinië vliegen (via Londen en New York) om daar de Kerst te vieren bij kennissen. We waren beiden werkzaam in de luchtvaart en hadden onze hand op stand-by first class tickets weten te leggen met de wetenschap dat er altijd lege stoelen waren. De dag voor vertrek hadden we telefonisch contact en beiden waren het er direct over eens dat we de reis twee dagen moesten uitstellen. Geen idee waarom; gewoon een gevoel. Afijn, Pan Am 103 is nooit aangekomen…
Een gevoel van stille dankbaarheid was toen overweldigend; een extra kans. Ik begrijp daarom met de beste wil van de wereld de mensen niet, die juist dat moment uitzoeken om in het openbaar te treden. Het is bijvoorbeeld bijna pervers hoeveel mensen ineens toevallig binnen een straal van een paar honderd meter van de Twin Towers waren op 9/11 om zich dan uitgebreid door de pers laten interviewen. Alsof het een heldendaad betreft. Doe normaal! Tel je zegeningen, neem een extra borrel en zeg tegen je familie hoeveel je van ze houdt in plaats van op zoek te gaan naar 60 seconden beroemdheid.
Sinds die ontsnapping in 1988 luister ik altijd naar mijn voorgevoel. Wanneer ik me ‘unheimisch’ voel, ga ik niet weg of verzet de (zakelijke) afspraak. Je weet natuurlijk nooit wat er gebeurt zou zijn, wanneer je wel was gegaan, maar ik heb geleerd die stille waarschuwingen te accepteren en op te volgen. Bijgeloof? Nee, maar waarom het risico nemen?
Dus, waarom zijn (onder andere) Jim Croce, Buddy Holly, Otis Redding, Ronnie Van Zant en Stevie Ray Vaughan ingestapt? Waren ze dermate vermoeid dat alle zintuigen uit stonden? Waren de gemaakte afspraken zo belangrijk dat ze – zelfs in slecht weer – bovenmatige risico’s wilden lopen? Hadden ze überhaupt wel een ‘beschermengel’ of hebben ze het gevoel gewoon genegeerd? In geval van Stevie Ray Vaughan is dit helemaal onbegrijpelijk, want de dag voor zijn dood (27 augustus 1990) vertelde hij zijn bandleden dat hij een verschrikkelijke nachtmerrie gehad had. Hij was op zijn eigen begrafenis en zag duizenden treurenden, en was doodsbang maar tegelijkertijd overweldigt door een vredig gevoel. Dit zou voor mij meer dan genoeg reden zijn niet in te stappen. Een gewaarschuwd mens telt voor twee.
Ik ben een enorme fan van de SRV-man en er is weinig dat ik niet van hem in de kast heb staan. Hij verstond de kunst oude blues een totaal nieuwe jas te geven en tegelijkertijd nieuwe liedjes te componeren, die inmiddels klassiekers zijn geworden. Er is met hem een groot bluesman heen gegaan. Zijn posthume album, The Sky Is Crying bevat 10 onuitgebrachte liedjes, opgenomen tussen 1984 en 1989, met natuurlijk het titelnummer, een cover van Elmore James: het enige passende lied, gezien zijn overlijden en de wijze waarop. Er zijn bijzonder weinig (goede) liveopnamen van The Sky Is Crying te vinden, maar de Blues Session uit 1987 samen met de inmiddels eveneens overleden giganten Albert King, Paul Butterfield en B.B. King is magistraal.