Als ik op die zaterdagavond, enige jaren geleden toen ik nog taxi reed, mijn eerste adres voor de volgende dag door gemaild krijg van de planning, heb ik het idee dat ik dat adres, een dorpje ten zuidwesten van Utrecht ergens langs de Lek, al eerder zag en dat klopt. Als ik later in oude planning zoek zie ik dat ik daar nu voor de derde keer kom en steeds op dezelfde tijd op de vroege zondagochtend voor dezelfde klant, die ook weer naar hetzelfde adres moet. Wanneer ik aan kom rijden op het afhaaladres zie ik hem al zitten op een grijze PTT-aansluitkast die voor de deur van het huis waar hij woont: een oud mannetje, gekleed in een vaal spijkerpak, een grote, rode zakdoek om zijn nek geknoopt, een vettig legerpetje op, een plastic tasje op de grond en een sjekkie rokend.
De klant is een oude man, 83 jaar oud verteld hij me later, die al ruim 20 jaar iedere zondag naar hetzelfde adres gaat, ergens op de Veluwe. Hij blijkt dan zijn zoon te bezoeken. De zoon verblijft al die tijd al op een afdeling van een enorme instelling die uit vele paviljoens bestaat. De zoon was lang geleden een junk, die zwaar onder de invloed van iets zijn moeder gevaarlijk verwonde, die daardoor enige jaren daarna vroegtijdig is overleden. De zoon zat eerst lang in de gevangenis maar verviel in zijn oude gewoonte zodra hij weer vrij was. Hij heeft zóveel gebruikt dat hij volledig van de wereld is geraakt en niet meer teruggekomen is, volgens de vader.
Maar u gaat daar al vroeg heen en halverwege de middag pas weer terug, zei ik, omdat hij me vroeg of ik hem weer kom ophalen om 2 uur die middag, want hij bestelde zoals gewoonlijk de taxi voor de heen én terugreis al van te voren.
Hij vertelt dat, als ik hem afzet bij een bankje in dat park, hij eerst een sigaretje rolt, dan een bolletje met ‘korrelham’ (ik zeg hem dat ik die uitdrukking al eens eerder hoorde: ik zei ‘suiker’ tegen hem toen hij ‘korrelham’ zei en we lachen allebei alsof we elkaar al lang kennen) uit zijn plastic tasje haalt en dat op zijn gemak op eet, terwijl hij geniet van de vogeltjes. Daarna rolt hij weer een sigaretje, wandelt op zijn gemak het halve uurtje dat hij nodig heeft om achter op het park te komen waar zijn zoon woont verteld hij.
De zoon herkent hem niet meer, hoeveel jaar al dat het geval is weet hij niet meer maar al zeker 10, 15 jaar. Maar ja, het blijft mijn zoon hè en we hebben allebei niemand meer, al weet hij er niets meer van en herkend me ook al lang niet meer zegt hij met enige treurigheid in zijn stem. Toch babbelt hij de hele rit naar de Veluwe over van alles en nog wat, blij dat er iemand naar hem luistert denk ik, ondertussen lurkend op zijn steeds kleiner wordende sjekkie.
Toen hij mijn taxibusje instapte zei ik hem dat er niet gerookt mocht worden, waarop hij zijn peuk door het geopende raam naar buiten gooide. We zijn nog niet op weg als hij begint een sjekkie te rollen. U mag niet roken hè herinner ik hem. Da’s niet erg zegt hij tegen me. Ik sabbel er alleen wat op en gaat door met draaien. Ik zie dat zijn peuk steeds wat korter wordt en zeg dat tegen hem. Tja, ik denk dat ik hem opvreet: dat doe ik thuis ook want ik mag op mijn kamer ook niet roken en sabbelt rustig verder. Op een gegeven moment zie ik uit mijn ooghoek, dat hij opnieuw aan het draaien is. Heeft u hem nou helemaal opgegeten? vraag ik. Ja hoor zegt hij. Wilt u wat water drinken zeg ik en bied hem mijn waterflesje aan. Ja, lekker zegt hij. Dat vergeet ik nou altijd mee te nemen. U mag dat flesje wel houden hoor, ik heb er nog eentje bij me zeg ik. Hij begint een soort te glunderen en grijnst tegen me, waarbij die ene, grote tand in zijn bovenkaak duidelijk tot z’n recht komt en een extra slok uit het flesje neemt. Hou houdt een aansteker gedurende de hele rit in zijn rechterhand, meestal geklemd tussen zijn duim en zijn hand. Als hij, druk sticulerend, soms zijn rechterhand opent om zijn verhaal te ondersteunen, ligt de aansteker op de vlakke palm van zijn hand en als hij zijn hand weer sluit wordt de aansteker automatisch weer tussen duim en hand geklemd.
Als we bij het park aankomen helpt mijn navigatiesysteem me op de juiste plaats te komen, diep in het enorme park, al moet hij mij de laatste paden aangeven die tot aan ‘zijn’ bank leiden. Ik besluit samen met hem een sigaretje te rollen op zijn bank en hij wordt een soort vrolijk. Stil zegt hij, stil: hoor je de vogels. Ik hoor ze en samen roken we zwijgend een sigaretje tot mijn officiële 15 minuten pauze er op zit en ik weer moet gaan rijden.
Ik wens u het beste zeg ik tegen de man. Och, lang zal het niet meer duren, ik heb longkanker waarna hij een trekje neem van zijn sjekkie en de hand met de aansteker omhoog steekt als laatste groet. We knikken tegen elkaar waarna ik langzaam optrek en wegrijd naar een volgende adres.
Charlie McGettigan is een Ierse singer-songwriter, die samen met Paul Harrington 1n 1994 het Eurovisie songfestival won. Sometimes behandelt de problematiek van geheugenverlies als gevolg van dementie.