Het origineel van Pretend is een crooner van Nat King Cole uit 1953; de typische wijze van zingen waarvoor (met name) de Amerikaanse luisteraars warm liepen en plaatjes van kochten. Duidelijke intonatie, een donkerbruine stem en strijkers. Frank Sinatra, Nat King Cole, Sammy Davis, Dean Martin waren de helden van de popmuziek.
6 jaar later en na vele covers in vrijwel dezelfde stijl nam de 16-jarige Carl Mann de eerste uptempo rockabilly-versie op met het bekende hakkelende gitaartje. Het zou zijn grootste hit worden. De daaropvolgende twee decennia werd het door onder andere Brenda Lee (doo-wop), onze eigen Tielman Brothers (rock & roll), Marvin Gaye (trouw aan het origineel als een ode aan Nat King Cole) en Marty Robbins (country) gecovered, maar werd het lied geen hit.
In 1961 trad ene Bernard Jewry op als Shane Fenton & the Fentones. Marginale hits tot hij zich in 1972 in een leren pak hees en als Alvin Stardust een graantje van de glamrock-scene ging meepikken. Vier jaar lang bestormde hij de hitlijsten, maar toen was het publiek de vetkuif en zijn rock & roll zat. Pas in 1981 – zonder zijn leren pak – had hij met Pretend weer een monsterhit, maar het was wel een vrijwel exacte kopie van Carl Mann’s versie.
Bluesveteraan Otis Grand is een bluesgitarist. Een verschrikkelijk goede zelfs. Iemand die zijn beperkingen kent en het zingen aan anderen overlaat. Het maakt zijn albums gevarieerd, want er komen altijd diverse gastzangers de vocalen verzorgen. In 2012 besluit hij terug te grijpen op de liedjes uit zijn jeugd met het album Blues ’65. Een eerbetoon aan de muziek die op de radio werd gedraaid. Met natuurlijk Pretend met zang van Sugar Ray Norcia van soulbuesband The Bluetones. Gezamenlijk maken ze een stampende soulblues en rock & roll-versie. Waarschijnlijk de beste uptempo uitvoering ooit.