Heel veel beter wordt het niet; achter de schermen zien hoe je favoriete muziek is gemaakt. Welke ruzies eraan vooraf gingen, hoe de eerste jamsessie van dat ene liedje klonk of waarom ervoor werd gekozen om de gitaarsolo eruit te halen.

Deze battle is niet alleen een lust voor het oor, maar ook voor het oog – als je de tijd kunt vinden om de documentaires te bekijken, uiteraard.

Keuze Tricky Dicky: The Who – Anyway, Anyhow, Anywhere (1965)

Alle clichés over sex, drugs & rock ‘n roll zijn hier van toepassing

Eén van de grootste rockbands ooit liet in 1978 een muziekdocumentaire maken: The Kids Are Alright. Er zouden er nog een paar volgen over onder andere the rockopera Tommy en Quadrophenia. Alle clichés over sex, drugs and rock ’n roll waren van toepassing op de Who, gekoppeld aan matige onderlinge verstandhoudingen. Roger Daltrey had een kort lontje en viel Keith Moon aan vanwege zijn drugsgebruik, en hij sloeg Pete Townshend een keer bewusteloos tijdens een ruzie. In Montreal werd een hotelkamer dermate toegetakeld dat de volledige band gearresteerd werd.

Het drank- en drugsmisbruik van Moon was dermate berucht dat hij tijdens een concert in San Fransisco (1973) twee keer van het podium afgedragen moest worden. Townshend vroeg aan de zaal of er een goede drummer aanwezig was; deze Scott Halpin kreeg later de “Pick-Up Player of the Year Award” voor deze historische gebeurtenis. Hij verklaarde later dat hij versteld stond van de energie van de drummer en de band, want hij was al na drie nummers uitgewoond.

Moon legde thuis het loodje in 1978 na het bezoeken van een party bij Paul McCartney; wellicht dat de 32 pillen clomethiazole (middel tegen ontwenningsverschijnselen) er iets toe bijgedragen hebben… John Entwistle (what’s in a name) kreeg in 2002 in het Hard Rock Hotel in Las Vegas een hartaanval als gevolg van zijn cocaïnemisbruik.
Ook de stage-act was radicaal: de microfoon als een zweep gebruiken, stage-diving (in 1964!), gitaar spelen als een windmolen en feedback via de luidsprekers, én instrumenten in stukken slaan.

De muziekdocumentaire ging over de opkomst en populariteit van The Who, een naam die overigens pas in 1965 werd gekozen. I Can’t Explain werd hun eerste hit met name door piratenstations zoals Radio Caroline, gekoppeld aan een TV-optreden in Ready Steady Go. Hun tweede single Anyway, Anyhow, Anywhere (met de eerste gitaar-feedback op plaat ooit) werd in eerste instantie niet uitgegeven door hun platenlabel, maar het werd toch een Top 10-hit en zelfs het themalied van Ready Steady Go. Tevens is dit het enige lied dat ooit samen door Daltrey en Townshend is gecomponeerd.

In de rockumentary vernielde de band tijdens een optreden in de Smothers Brothers Comedy Hour in 1967 de luidsprekers, de gitaren en Moon liet zelfs zijn drumstel exploderen, waardoor Townshend’s haar ontbrandde en de zanger tijdelijk doof was. Dat is toch wat anders dan een palmboom vernielen, Iggy! John Hiatt had daar andere gedachten over, getuige zijn Perfectly Good Guitar. The Who is een voorbeeld geweest voor veel van de huidige acts, én in de sixties voor de Mods: jongeren in modieuze kleding met scooters met een voorliefde voor soul, ska en R&B en nachtbraken, al dan niet met geestverruimende middelen.

Vlak voor zijn dood heeft Moon de ruwe versie van de film nog gezien en volgens Daltrey was hij enorm geschrokken hoe hij in vijftien jaar van een jonge knappe vent in een oude zak was veranderd. Tsja, de rekening voor sex, drugs & rock ’n roll… Of, zoals de Engelsen zeggen: You gotta pay the piper.

In vergelijk met de hedendaagse mogelijkheden klinken de oude platen natuurlijk enigszins tam, maar in 1965 had het de impact van bijvoorbeeld de Sex Pistols in 1976. Rauw, nieuw en bovenal explosief in de breedste zin van het woord. Wanneer je een opname van live-registratie van Anyway, Anyhow, Anywhere uit 2007 bekijkt, hoor je de betere technische mogelijkheden; het gitaarwerk is nog steeds rauw, maar toch verfijnder. Daarom heb ik uiteindelijk toch gekozen voor de 1965 live-registratie.

Keuze Jaap Bartelds: Tammy Faye Bakker – OOPS! There Comes a Smile (2000)

Ze huilde haar nepwimpers en dikke lagen mascara er regelmatig af, uit liefde voor Jezus

Tamara Faye LaValley Bakker Messner begon als zangeres van Christelijke liedjes. Al snel werd ze de trophy wife van tv-dominee Jim Bakker, met wie ze een tv-imperium opbouwde dat bestond uit zenders vol televangelie-programma’s. Later kwam daar nog een Bijbels themapark bij.

Toen Bakker op zijn secretaresse ging liggen klapte alles in elkaar. Het complete privéleven van de Bakkertjes kwam op straat te liggen, met als dieptepunt dat het met tv verdiende geld niet in de Heere was geïnvesteerd maar in een hondenhok met airconditioning.

Tammy Faye stond haar man bij in deze barre tijden, maar kon dit alleen door een flinke greep te doen in het medicijnkastje. Er waren dagen dat ze compleet van de wereld door tv-decors zwalkte en haar teksten vergat. Op een dag liep ze zelfs een uit kartonnen borden opgetrokken zee in, denkende dat die echt was.

Afijn, dat was allemaal in de jaren tachtig. Uiteindelijk bleek Bakker een ongelofelijke fraudeur en moest 45 jaar de bak in. Daarop scheidde Tammy Faye van haar man, nam een nieuwe echtgenoot, die nog corrupter bleek dan haar vorige. Toen die ook in de bak verdween, zocht Tammy Faye haar heil bij haar grootste groep fans: de homo’s. Die droegen haar op handen omdat zij als een van de weinige tv-evangelisten niet bang was voor aids en gewoon met ze durfde te praten.

TAmmyFayeBakker

In de documentaire The Eyes of Tammy Faye is te zien hoe het bovenstaande zich allemaal ontvouwde. De titel verwijst naar de enorme nepwimpers en dikke lagen mascara, die Tammy Faye er uit liefde voor Jezus regelmatig afhuilde. De documentaire werd gepresenteerd door twee sokpoppen, die werden gesouffleerd door drag queen RuPaul. Dit was weer een verwijzing naar de vele kinderprogramma’s die Tammy Faye maakte.

Door de docu steeg Tammy Faye’s roem opnieuw naar grote hoogten. Ze trad op in het tweede seizoen van The Surreal Life, waarin ze samen met andere ‘sterren’ als Vanilla Ice en Ron Jeremy opdrachten moest vervullen.

Tammy Faye trad ook regelmatig op. Ik heb haar ooit in levende lijve mogen aanschouwen in Trade, een New Yorkse gayclub waar ze optrad met het lied ‘Disco Jesus’ om daarna haar autobio te signeren. Helaas is Tammy Faye alweer jaren dood, maar ik koester deze avond én deze documentaire uit 2000. Waarin het volgende lied voorbij kwam, wat tevens het levensmotto van Tammy Faye moet zijn geweest:

Jesus took a frown
Turned it upside down
And OOPS: there comes a smile
When I’m very sad

Jesus makes me glad
And OOPS: There comes a smile

Keuze Thomas Bast: Normaal – Ik Kom Altied Weer Terug (2001)

De stugge volharding van Bennie Jolink

Sommige muzikanten worden belemmerd door hun technische begaafdheid. Denk aan artiesten als Joe Satriani, die er zo op gebrand zijn hun talent te etaleren dat hun muziek uiteindelijk sterieler aan voelt dan een operatiekamer in een academisch ziekenhuis. En dan zijn er artiesten die hun beperkte talent ruimschoots compenseren met karakter (ik vermijd hier bewust het vreselijke modewoord ‘authenticiteit’).

In die laatste categorie zit Normaal.

Bennie Jolink & co staan dan vooral bekend om rechttoe rechtaan rock & roll en melige hoempapa nummers. Toch heeft Normaal meer te betekenen dan dat. Ze vertellen verhalen van het platteland, in een taal die daarbij hoort. Ook achter Jolink zelf schuilt meer dan een eenvoudige boerenlul, hoewel hij die rol ook met verve vervult.

De documentaire Ik Kom Altied Weer Terug uit 2001 geeft het beeld van een man die niet alleen maar de lollige, schreeuwerige frontman is, maar ook worstelt met zichzelf, en zijn bestaan als muzikant. De docu bevat hilarische momenten, zoals de indrukwekkende stroom blasfemie die volgt op een onschuldige botsing tussen de hoedenkoffer en het aanrecht, of de zorgwekkend laconieke toon waarmee Jolink vermeldt zo’n 25 tot 30 auto’s total loss te hebben gereden.

Ook zie je Jolink die worstelt met zowel zijn mentale en fysieke gezondheid, en zijn rol als frontman die hij met zijn vorderende leeftijd steeds meer lijkt te ontgroeien. En dan is er nog het tumult binnen de band, dat met ruziënde bandleden en malafide managers pijnlijk is, niet in de laatste plaats omdat het alle clichés van een rock & roll band bevat.

In een extra scène op de dvd is ook te zien dat een deel van de fans, tot irritatie van Jolink, loopt te morren dat de band met country, folk en theatertournees probeert iets subtieler te werk te gaan dan alleen het ouderwetse beukwerk waarop het zo fijn bier gooien is. Een muziekdocumentaire (hier in zijn geheel te bekijken) die in Nederland alleen in Hazes zijn gelijke vindt, hoewel die over Kyteman ook een eervolle vermelding verdient.

Die problemen komen ook terug in de nummers van Normaal, zoals de schitterende nummers Ik Vuul Mie Zo Zo en Achter Wolken, over Jolinks zware depressie. Maar het mooist is toch wel het nummer dat dezelfde titel draagt als de documentaire. Wat filmmaker Frank van den Engel in 80 minuten laat zien, weet Jolink in 4 minuten te gieten. Met een rust die bij het vroege Normaal zeldzaam was, kijkt hij terug op alweer een ernstig auto-ongeluk, eindeloze rechtszaken en drie (!) managers die ‘de boel besodemieterd hef’. Het toont de serieuze toewijding voor een band die bij een breder publiek alleen bekend is van onverstaanbare teksten over brommers en boeren.

Inmiddels is Normaal in rustiger vaarwater beland. Anders dan Barry Hay, die nog wanhopige pogingen doet om rockster te blijven, is Jolink de laatste tijd uitgegroeid tot een vriendelijke opa, ver verwijderd van de man die ooit Godverdomme schreef. Na veertig lange jaren heeft Normaal aangekondigd dat het na 2015 stopt met de beruchte ‘veldtochten’, maar de deur blijft op een kier staan voor nieuwe muziek en een enkel optreden hier en daar.

En dus houdt Jolink zich aan de belofte die hij al in 2001 deed. Dat is toch minstens zo indrukwekkend als het nummer zelf.

Keuze Freek Janssen: Metallica – St. Anger (2003)

Nog steeds gevaarlijke motherfuckers, maar dan wel parttime (dat moest van de therapeut)

Als je de docu Some Kind Of Monster nog nooit gezien hebt, dan moet je dat beslist eens doen. Het is een ontgoocheling en aandoenlijk tegelijkertijd.

We zien hoe de mannen van Metallica zich voorbereiden op de opnames van hun nieuwe album St. Anger. Het begint er al mee dat James Hetfield aan de rest van de band opbiecht last te hebben van een verslaving aan ‘alcohol and other things’. Hij gaat naar een afkickkliniek en als de band anderhalf later weer aan de slag kan met de opnames, begint het gedonder pas echt.

Hetfield mag namelijk maar parttime werken en moet elke dag om 4 uur kappen met de opnames. De rest van de band wil nu eindelijk wel eens meters maken en werkt door, waardoor Hatfield zich op zijn beurt weer gepikeerd en gepasseerd voelt. Uiteindelijk komen de stoere rockers terecht in een groepssessie bij een therapeut.

Ondertussen ontslaan ze ook nog even hun producer en rekruteren ze een nieuwe bassist, die een miljoen dollar aan royalties vooruit betaald krijgt, voordat hij ook maar een noot gespeeld heeft.

Een band van ouwe rockers in verval, dat is het. Tot overmaat van ramp werd St. Anger ook nog eens bijzonder slecht ontvangen: weg waren de gitaarsolo’s, Metallica probeerde metal van de 21ste eeuw te maken zoals System of a Down.

Niet dat ik het album nu zelf grijs draai, maar de titeltrack vind ik eigenlijk een bijzonder sterk nummer. De clip is opgenomen in de San Quentin State-gevangenis van Californië. Om toch nog maar even te benadrukken dat ze nog steeds gevaarlijke motherfuckers zijn.

Maar dan wel parttime.

Keuze Henk Tijdink: Eels – Bride of Theme from Blinking Lights (2005)

Ik zou dit liedje zo graag onder een emotionele documentaire monteren

Iedereen heeft wel een droomberoep. En waarschijnlijk is het zo’n beroep dat in je dromen ook mooier is dan het in de werkelijkheid zou zijn. Een collega zou dan graag tuinarchitect willen zijn. Maar dan droomt ze vast niet van de zeurende klanten. En een andere collega zag zichzelf wel allerhande machines bedienen bij een sloopbedrijf. Het lijkt me vrij eenzaam voor iemand die graag communiceert…

Zelf lijkt de kunst van het bedenken en monteren van muziek onder (film)beelden mij een prachtig beroep: het zal vast een naam hebben. Muziek verstrekt de emotie die het verhaal en de beelden opwekken, maar het doet meer. Het biedt mogelijkheid tot een kort moment van reflectie. Een kleine minuut is vaak al voldoende.

Dit instrumentele nummer van Eels heeft dat bij mij al vaak gedaan. Dit is Eels, zoals ze op hun best zijn: klein en breekbaar. Iedereen kent het en niemand (nou ja, bijna niemand) kent het nummer bij naam. Als ik het hoor, dan zie ik beelden voor me van mensen die een geliefde in hun armen sluiten of juist laten gaan. Ik voel het verdriet of de herwonnen vreugde met hen mee. Minder emotioneel aangelegde mensen zullen misschien aan opstijgende en landende vliegtuigen denken. Of gewoon aan Joris Linssen.

Dromen zijn ambities die geen haast en invulling nodig hebben. Ze vallen nooit tegen en juist daarom zijn ze zo belangrijk. Laat dit beroep dan maar mooi een droombaan zijn!

Keuze Karin de Zwaan: Bettens – Surrender (2014)

Dit liedje geeft kracht, zonder te schreeuwen

In 2014 toerden Gert en Sarah Bettens als Bettens, ik zag ze in het intieme Mezz in Breda. K’s Choice is al een tijdje niet meer actief, dus om broer en zus samen te zien zou sowieso fijn worden. Maar wat werd ik getroffen door het mooie werk dat ze onder de naam Bettens op het album Waving at the Sun neerzetten. De muziek is speciaal geschreven voor de documentaire Beyond the Challenge, over poolreiziger Dixie Dansercoer die de langste Antartica-expeditie zonder bevoorradingen leidde. Veel kou, sneeuw, ijs en flinke ontberingen in beeld dus. Je hoort het terug in de verstilling in de muziek. De muziek is echter helemaal niet koud, het is warm en raakt. De Mezz was bijna stil.

Surrender is de single van het album. Maar met slechts 42.396 views voor de officiële video toch ondergewaardeerd. Ter vergelijk: Not an Addict heeft ruim 2,5 miljoen views. Het is het meest poppy nummer op het album, misschien ook wel het meest K’s Choice. De samenzang van Sarah en Gert is gewoon nogal herkenbaar. Met de tekst waarin ‘I Surrender’ steeds naar voren komt spreekt het aan als je soms even moeilijk hebt. Terwijl het helemaal niet zwaarmoedig is, juist niet. Het is een nummer dat positief is en kracht geeft: ik kan de wereld aan.

Ben je meer melancholisch ingesteld, luister dan het hele album eens. Het is zo mooi verstild, veel instrumentaal, het neemt je echt mee. Had ik dan toch een ander nummer van deze prachtige soundtrack moeten kiezen? Luister het hele album hier op Spotify.

Keuze Dimitri Lambermont: Dave Grohl, Josh Homme en Trent Reznor – Mantra (2014)

Ode aan een mengpaneel

Of je nu een muziekliefhebber bent of een audiofiele nerd; op een gegeven moment wil je alles weten over je favoriete album van je favoriete muzikant. Hoe hebben ze dat geluid neergezet? Hiermee betreed je de wondere wereld van de muziekdocumentaire. Niets anders dan een klein uur muzikanten en techneuten die vertellen: hoe ze dat juweeltje nou helemaal in elkaar hebben gezet. Voer voor muzieknerds. We zien de muzikanten hun overbekende riedel spelen, een producer draait aan wat knoppen en schuift wat schuiven en opeens hoor je ter plekke die ene hit ontstaan. Magisch.

Kunnen we daarna nog een stapje dieper? Wat dacht u van een hele documentaire gewijd aan een studio en zijn bijkans magische mengpaneel. Mengpaneel? Dat is dus zo’n ding met heel veel schuifjes en heel veel knopjes en blijkbaar hadden ze er in de studio Sound City in Los Angeles zo een goede dat Dave Grohl (ja, die Dave Grohl van de Foo Fighters) besloot: daar ga ik eens een documentaire over maken. Sound City, de documentaire komt in 2013 uit en klokt een aardige 107 minuten.

Vervolgens kijk je dus 107 minuten naar grote wereldsterren die uit hun dak gaan over een mengpaneel. De beroemde Neve 8028. En dat is vreemd genoeg nog boeiend ook. Want natuurlijk gaat het niet helemaal alleen maar over dat analoge mengpaneel. Het gaat over een vervlogen tijd. De tijd van analoge opnames. Het opnemen van een band, live in de studio. Tegenover het in elkaar knutselen van een nummer op je PC. Echt live zingen. Tegenover autotune.

In 1991 neemt Nirvana in Sound City Studio een album op genaamd Nevermind en de rest is zogezegd geschiedenis. Maar niet alleen Nirvana is er geweest. Wat dacht u van Kyuss, Red Hot Chili Peppers, Fleetwood Mac, Neil Young, Rick Springfield, Tom Petty, Rage Against The Machine en Slipknot? Uiteindelijk besluit Grohl het magische mengpaneel te kopen en hij installeert het bakbeest in zijn eigen studio. In die studio komen vervolgens al die beroemde sterren nog een keer langs om een nummertje op te nemen. Gewoon, omdat dat mengpaneel zo lekker klinkt. En omdat het kan.

In hoog tempo komt dan ook een keur aan sterren langs waaronder: Frank Black, Mick Fleetwood, John Fogerty, Josh Homme, Barry Manilow, Paul McCartney, Stevie Nicks, Krist Novoselic, Tom Petty, Trent Reznor, Ross Robinson, Rick Rubin, Rick Springfield, Corey Taylor, Lars Ulrich, Butch Vig, Neil Young…

Persoonlijk hoogtepunt – en in zo’n documentaire komen eigenlijk alleen maar hoogtepunten langs – is de samenwerking tussen Dave Grohl, Josh Homme en Trent Reznor. Respectievelijk Foo Fighters, Queens of the Stone Age en Nine Inch Nails. Ze hebben hun samenwerking/jam de titel ‘Mantra’ meegegeven. Dave Grohl – op zang en drums. Josh Homme – bas en achtergrondzang. Trent Reznor – piano, gitaar en zang.

Het resultaat is het beste van alle drie, maar toch eigen. De drums zijn ontegenzeggelijk Foo Fighters. Het basloopje heel erg Queens of the Stone Age. En de opbouw en het tapijtje van geluiden vanzelfsprekend Nine Inch Nails. En het werkt. Verdomd aanstekelijk.

Keuze Martijn Janssen: The Funk Brothers – Ain’t No Mountain High Enough (2002)

De succesvolste band ter wereld ooit, die bijna niemand kende

Kan de succesvolste band ter wereld ondergewaardeerd zijn? Nee, ik heb het hier niet over The Beatles of The Rolling Stones. Deze band heeft meer nummer 1 hits dan The Beatles, The Rolling Stones, Elvis Presley. Bij elkaar. De documentaire Standing In The Shadows Of Motown vindt van wel en zet deze bijzondere band verdiend in de schijnwerpers.

Iedereen kent wel Motown hits als I Heard It Through The Grapevine, Baby Love of Reach Out I’ll Be There. Maar bij deze nummers denkt men vooral aan Marvin Gaye (of Gladys Knight & The Pips), The Supremes of Four Tops. Terwijl op al deze hits – en haast alle andere liedjes die door Motown zijn uitgebracht in de jaren zestig – dezelfde band speelt: The Funk Brothers.
Dat was de naam die werd gegeven aan het collectief van muzikanten die de muziek maakte en zo de Motown soul groot maakte. Het merendeel van deze muzikanten was naar Detroit getrokken toen daar de auto-industrie een gigantische groei doormaakte in de vijftiger jaren van de vorige eeuw. En omdat muziek maken hun grootste hobby was belandden ze in de lokale jazz-scene, waar ze veelal werden gespot door Motown baas Berry Gordy.

Standing In The Shadows vertelt het verhaal van de muzikanten en probeert hen zo een gezicht en de welverdiende erkenning te geven. Hoe de jazz-achtergrond hen hielp om te improviseren, te jammen en zo die onvergetelijke muziek te maken. Hoe ze, om nog wat extra bij te verdienen naast hun studio werk of gewoon omdat ze het leuk vonden, na het werk in the studio nog verder samen gingen spelen in diverse jazz-clubs in Detroit. En daar ideeën opdeden die ze de dag erna weer gebruikten in de studio. Hoe ze dat werk soms nog niet genoeg vonden en ook als muzikanten te horen zijn op hits van niet-Motown artiesten. Want The Funk Brothers zitten bijvoorbeeld ook achter (Your Love Is Lifting Me) Higher And Higher van Jackie Wilson, Boom Boom van John Lee Hooker en Cool Jerk van The Capitols.

Naast de geschiedenis van de band en hun anekdotes uit die tijd bevat de documentaire vanzelfsprekend ook veel muziek. De focus ligt daarbij op een optreden dat The Funk Brothers gaven in Detroit speciaal voor deze documentaire. Artiesten zoals Joan Osborne, Bootsie Collins en Ben Harper komen langs en worden ondersteund door de Brothers die op dat moment nog in leven waren. Want door de jaren heen waren een aantal leden al overleden, al dan niet in relatieve obscuriteit. Maar ook zij worden geëerd in deze documentaire. Van gitarist Robert White, die met dat wereldberoemde intro My Girl van The Temptations naar de top bracht, tot bassist James Jamerson, die zijn bas-partijen voor Marvin Gaye’s What’s Going On speelde liggend in de studio.

De documentaire werkt toe naar het emotionele einde van Ain’t No Mountain High Enough, gezongen door Chaka Khan en Montell Jordan. Bij de introductie van de bandleden wordt namelijk ook stilgestaan bij hen die niet meer lijfelijk aanwezig konden zijn. En de muziek? Als je deze uitvoeringen hoort dan besef je dat het geheim van “The Motown Sound” niet zozeer lag aan de componisten, producers of de materialen waarmee de studio (The Snakepit) was bekleed. Het waren The Funk Brothers die zorgden voor “The Motown Sound”.

[youtube http://www.youtube.com/watch?v=3-HCr-N_MYE]

[polldaddy poll=8750571]

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.