Medio jaren ’70 sloop Rhiannon van Fleetwood Mac bij me naar binnen met het voortschrijdende ritme, de hese vrouwenstem en de elektrische piano. Een nummer wat je nu een #musthave zou noemen. Ik kocht de plaat dan ook; het album Fleetwood Mac van de gelijknamige band. Natuurlijk kende ik Fleetwood Mac, van Oh Well en The Green Manalishi, maar dat was de bluesrock-formatie onder leiding van Peter Green. Na diens vertrek kende de band de nodige wisselingen en, niet zo heel gek, ook een verandering van stijl.
Achter op de hoes zag ik dat de band nu bestond uit oudgedienden Mick Fleetwood en John McVie, diens later toegetreden partner Christine McVie en nieuwkomers Stevie Nicks en Lindsey Buckingham. Lindsey speelde ook gitaar en dat vond ik wel wat hebben, een vrouw op gitaar. Althans, dat baseerde ik op beider voornamen, Stevie (man) en Lindsey (vrouw). Wikipedia of YouTube checken moest nog worden uitgevonden. Door de herwaardering van de band bleek al snel dat ik het mis had en niet veel later voegde ik ook hun album Buckingham Nicks toe aan m’n verzameling.
Overigens was het wel een dingetje, de aanschaf van Fleetwood Mac van Fleetwood Mac in huize Kamps. Ik ben opgegroeid met twee oudere broers die vooral hard rock en symfo kochten en mij zo ook op dat pad brachten. Dan was deze elpee toch wel een buitenbeentje, met dat popgeluid en coupletjes en refreintjes in nummers van drie of vier minuten. Gelukkig kenden sommige nummers nog een aardige gitaarsolo en vooral de afsluiter van het album mocht er wezen, I’m So Afraid, waarin Stevie, sorry, Lindsey laat horen zijn instrument goed te beheersen.
Buckingham groeide op in California in een gezin van zwemmers. Ook hij had twee oudere broers en net als hen dook Lindsey het water in – al tekende hij al toen ie drie, vier jaar oud was gitaren – en leerde hij zichzelf het instrument bespelen toen ie zes was. Lindsey was sterk beïnvloed door de meegebrachte plaatjes van, daar zijn ze weer, zijn oudere broers, waaronder Heartbreak Hotel van Elvis. In de schaduw van zijn broer, die zilver zwom bij de Olympische Spelen van Mexico in ’68, leidde hij het familieleven dat z’n ouders graag zagen, maar nadat zijn coach had verklaard dat ie als zwemmer een loser zou blijven, stortte hij zich volledig op de muziek.
Nou heb ik gelukkig nooit een coach gehad die mij een loser noemde, maar ook ik heb, vermoedelijk net als Lindsey, altijd een soort geldingsdrang gehad. Die twee oudere broers moesten mij tenslotte toch zien staan. En wat doe je dan? Je vertoont afwijkend gedrag. Gelazer op school, andere, beetje rare vrienden, als eerste het huis uit – samenwonen op je twintigste. Dat soort dingen. Overigens is er niets mis met de familieband en de invloed van hun muziek, ook al maakte en maak ik daar uiteenlopende uitstapjes, blijft toch altijd aanwezig.
I’m So Afraid is een echte albumafsluiter, een waardig einde aan het luisterplezier. Voldaan kijk je naar de weglopende naald. Tot het label en dan omhoog, de arm terug in de starthouding. Een monumentale rocksong. Bij de eerste maten voel je al aan dat een geweldige finale in de lucht hangt. Extra monumentaal door de melodie uit een stuk van Benjamin Britten, Little Babe. I’m So Afraid: een stadionrocker, de mannen (broers?) wijdbeens, de vuist omhoog, mee bangend met Buckingham, onder de indruk van zijn gitaarspel, met z’n vingers, niks plectrum. Goed gedaan, Lindsey.
Herkenbaar verhaal Willem!
En dan heb je het nog niet eens gehad over de liveversie op het album Fleetwood Mac Live uit 1979 volgens mij, die is echt grandioos.