Iedereen heeft vast vroeger een cassettebandje (of CD) gemaakt voor op reis, met muziek voor onderweg of voor in de strandstoel.
In juli en augustus gaat de aandacht naar deze herinneringen.
Een nog vrij jonge wijsheid zegt dat de vakantie begint met de voorpret. Jong, want zo lang gaat de mensheid nog niet op vakantie. Zelf gingen wij halverwege de jaren ’60 voor het eerst twee weken weg, met het hele gezin naar een vakantiehuisje in Overloon, vanuit Leidschendam bezien zo ongeveer het andere eind van de wereld. In de loop der jaren werd het bepalen van de bestemming, het zoeken naar een geschikte verblijfplaats en het uitstippelen van de route en manier van reizen een sport op zich. En, de trip zelf voor sommigen het nieuwe existentialisme; ik ga op vakantie dus ik besta (en dan bij terugkomst quasi onverschillig vertellen dat ‘het zo te gek was tussen de locals in Zuidoost Oezbekistan’).
In die zin zijn mijn vakanties weinig opzienbarend, reisjes naar West-Europese landen, tig keer naar Griekenland en de verste reis was Thailand, waarvan ik met een dubbel gevoel thuiskwam; een schitterend land, maar backpacken is niet mijn ding. Dat neemt niet weg dat andere continenten verleidelijk liggen te zijn voor een bezoek, maar of ik er daadwerkelijk ooit zal komen, de tijd zal het leren. Bovenaan de bucketlist staat in elk geval een stedentrip naar New York, de worst die wij zoonlief voorhouden om te slagen voor zijn opleiding.
Voorpret is de voorstelling die je hebt van een beoogd land of een te bezoeken stad. De imaginaire vakantie, de hypothetische trip. Je moet ‘m nog maken, ooit, maar de beleving is er al wel. Zo kom je nog eens ergens. Eén van die illusoire reisjes is het (lekker stereotiep, dus makkelijk in te beelden) cruisen door de VS, ergens tussen de Oost- en de Westkust, ergens in de heartlands. Zo’n typisch Noord-Amerikaanse highway, de (onvermijdelijke) Route 66, en dat natuurlijk in een convertible, bijvoorbeeld een Cadillac Eldorado, ondanks de benzine slorpende eigenschappen. Who cares? Het is slechts imaginaire CO2 die wordt uitgestoten.
Toerend op die oneindig lange, rechte en glooiende weg, met aan de einder kaal, roodachtig gebergte, komt er bijpassende muziek uit de speakers. En wat past dan beter als Travelling in the USA van The Bintangs? Misschien Riding on the L&N van diezelfde Bintangs, maar dan wordt het ineens een denkbeeldig treinreisje. Het waren de twee grootste hits van de al 56 jaar bestaande band uit Beverwijk, respectievelijk in ’70 en ’69. Beide nummers hebben – afgezien van de dwarsfluit – een Stonessound, in wiens voorprogramma The Bintangs speelden in 1966. Overigens noemen zij het zelf de hoogovensound: ruige en rauwe Rhythm & Blues.
Of ik ooit daadwerkelijk de Route 66 zal berijden – ik vraag het me af, maar in gedachten beleef ik de rit regelmatig, de virtuele herinnering meezingend met Gus Pleines, die moest leven van one buck a day. Nou, denkbeeldig is dat best te doen want laten we wel wezen, zo’n imaginaire reis is spotgoedkoop (naast het weer worden altijd de kosten gememoreerd) en bovendien de meest duurzame manier van vakantie vieren. In dit geval: groener reizen naar en door de States is godsonmogelijk, en toch we were travelling in the USA, we were travelling in the USA.
Volg Het Vakantiebandje op Spotify:
Helaas niet op Spotify:
The Pilgrims – Lost Train
David Byrne & St. Vincent – Road To Nowhere
Frank O’Moiraghi – Show Me (Spacer)
Chris Rea – It’s All Gone
Tröckener Kecks – Ver Van Huis
Mafalda Arnauth – O Mar Fala De Ti
Eddie Vedder & Nusrat Fateh Ali Khan – The Long Road