Iedereen heeft vast vroeger een cassettebandje (of CD) gemaakt voor op reis, met muziek voor onderweg of voor in de strandstoel.
In juli en augustus gaat de aandacht naar deze herinneringen.
Goed, wij halverwege de jaren ’90 dus ook naar Thailand. Na reizen naar o.a. Engeland, Frankrijk en verschillende Griekse eilanden, lonkte nu het verre Azië. Ons halve sociale netwerk ging erheen of was er al geweest en was erg enthousiast. Met een vliegticket en de Lonely Planet reisgids zou je al een heel eind komen. Bij het reisbureau boekten we naast de vlucht nog een hotel voor de eerste paar nachten. de Thaise ambassade leverde een visum en de huisarts de vaccinatie en malariapillen. Wij waren klaar voor de reis.
En dan kom je aan op Suvarnabhumi Airport nabij Bangkok. Met een taxi via een dubbeldekssnelweg de stad en een totaal andere wereld in. Eén grote verkeersdrukte. Eén grote mensenmassa. Uitlaatgassen en etensluchten. Getoeter en geschreeuw. Voorbij scheurende tuk tuks en hier en daar een wandelende olifant. Borden met Engelse en onleesbare Thaise teksten. Glimlachende en nors kijkende Thai. Mismaakte, zich op stompjes voortbewegende bedelaars en grote, van het trottoir wegschietende kakkerlakken. En dat alles in een loodzware, broeiende warmte. Daar stonden we dan, als blakende toeristen. Waar waren we in godsnaam terechtgekomen?
In een vreemd maar prachtig land, met schitterende tempels, oogverblindende paleizen, bruisende steden en uitgestrekte, tropische en soms ondoordringbare natuur. Alleen een treinreis door dit land is al een belevenis op zich. Een bochtig parcours met fraaie vergezichten. Aan boord een mannetje voor de drankjes, een mannetje voor het eten, een mannetje voor de kaartjes, een mannetje om het mannetje van de kaartjes te bewaken, een mannetje om ’s avonds de zitplaatsen om te bouwen tot slaapplaatsen. Nog net geen mannetje om je toe te dekken.
Eenmaal terug in Bangkok naar dé backpackersstraat: Khao San Road. Een opeenstapeling van bars, guesthouses, eettentjes en marktkramen. Bij de marktkramen de standaard toeristische rommel, Boeddhabeeldjes, wierook, nagemaakte merkkleding en cassettebandjes. Goedkope en illegaal gekopieerde versies. Interessant dus om voor weinig Baht aan te schaffen. Zo kocht ik ook Mother’s Milk van de Chili Peppers, de voorloper van het legendarische doorbraakalbum Blood Sugar Sex Magik. Meest bekend van dat album is – buiten de hoes met de net niet blote borsten – Higher Ground, de beukende cover van Stevie Wonder, maar er staat meer moois op.
Het is een feestplaat, de dolzinnige jeugdigheid, de knallende funk en het ongebreidelde enthousiasme spatten er vanaf. Niks mis met de latere albums van de Peppers, maar ook zij worden een dagje ouder en bezadigder. Favoriet is Knock Me Down, over hulp van je vrienden in slechte tijden. Anthony Kiedis was geïnspireerd door de dood van RCHP-gitarist en vriend, Hillel Slovak. Geen luchtig vakantiedeuntje, maar voor mij staat het voor onze reis naar Thailand, waar ik zelf, ondanks alle pracht en praal, bijna knock out ging door een totale cultuurshock – al blijft het land lonken…
Volg Het Vakantiebandje op Spotify:
https://open.spotify.com/user/snob_2000/playlist/0Og9E8YXApgA805MjewFWu
Helaas niet op Spotify:
The Pilgrims – Lost Train
David Byrne & St. Vincent – Road To Nowhere
Frank O’Moiraghi – Show Me (Spacer)
Chris Rea – It’s All Gone
Tröckener Kecks – Ver Van Huis
Mafalda Arnauth – O Mar Fala De Ti
Eddie Vedder & Nusrat Fateh Ali Khan – The Long Road