The Whitest Boy Alive is een van de vele projecten van Erlend Øye. Deze Noorse allround muzikant houdt er een eclectisch leven op na, naast de DJ-sets die hij draait, de albums die hij voor anderen (Kakkmaddafakka) produceert en de zoete liedjes die hij met zijn maat Eirik als Kings of Convenience speelt.
In The Whitest Boy Alive speelt hij sinds 2006, eerst voornamelijk elektronisch, maar naar mate de band zich ontwikkelt verdwenen die elektronische elementen meer en meer. Maar waar het in deze cover story om gaat is Don’t Give Up, van het eerste album Dreams.
Het nummer Don’t Give Up is een mooi subtiel liedje, waarin Erlend iemand probeert te troosten. Regel na regel verhaalt hij over hoe het tegen kan zitten en wat er allemaal fout kan gaan, maar aan het einde komt de troost: Don’t Give Up. Een mantra om te herhalen en om je uit de negatieve spiraal te halen.
Maar een Cover Story is geen Cover Story als er iets achter het nummer zou zitten. En zo ook hier. Don’t Give Up bestaat al wat langer. In het begin van de jaren ’00 werkte Erlend samen met Svein en Torbjørn van Röyksopp om de vocalen van Remind Me en Poor Leno te verzorgen op hun debuutalbum Melody A.M. In die sessies is ook Don’t Give Up ontstaan. Röyksopp maakte muziek bij de door Erlend geschreven teksten, en ze speelden het regelmatig live.
Het is helaas nooit tot een echte release gekomen. Erlend nam zoals bekend de tekst mee naar The Whitest Boy Alive, en Röyksopp gebruikte de muziek voor de tweede single van hun tweede album, 49%. Met een andere zanger (Chelonis R. Jones) en andere teksten. Alleen het ritme van de bassdrum is in beide nummers hetzelfde gebleven, en zo blijven ze toch voor altijd met elkaar verbonden.