Er is een legendarisch concert van Prince, ergens in de jaren tachtig in Paradiso. Het is zó legendarisch dat als iedereen die beweert erbij te zijn geweest er ook écht bij was, de Paradiso tien keer uitverkocht zou zijn geweest.
James Murphy van LCD Soundsystem is een grote muzieknerd. Het type dat ooit in een platenzaak werkte. Dat een eigen platenlabel én studio heeft. Dat dagelijks Discogs checkt op interessante releases, én om te kijken wat die ene obscure elpee uit de eigen collectie vandaag waard is. Een snob, met een schat aan muziekkennis. Hij was bij het eerste concert van Can, in Keulen. Hij was bij de eerste repetities van Suicide, in 1974. Hij was erbij toen Captain Beefheart begon, heeft ‘m zelfs tips gegeven (don’t do it that way, you’ll never make a dime). Hij werd naakt wakker op een strand in Ibiza in 1988. Hij draaide als eerste Daft Punk voor de rockfans in CBGB’s. He’s the man.
Althans, dat beweert Murphy in Losing My Edge. Over een steeds harder stuiterende synth-beat lepelt hij alle bovenstaande wapenfeiten op. Die moet je met een flinke korrel zout nemen; Murphy was nog niet eens geboren toen Can voor het eerst optrad.
Maar er is een probleem. Murphy is het aan het afleggen. Hij is niet meer de coolste DJ. Hij is losing his edge. Anderen draaien nu ook rock tijdens DJ-sets. Murphy verliest het van mensen die er beter uitzien dan hij, met betere ideeën en meer talent en – dat is nog het allerergste – ze zijn ook nog eens best aardig. De zanger noemt geen namen, maar in het boek Meet Me In The Bathroom, het standaardwerk over de New Yorkse rockscene van de jaren nul, en waarin Murphy een sleutelrol speelt, wordt Pharrell bij naam genoemd: I’m losing my edge to this kid. This guy knows what’s up, I’d better get my shit together.
Tegen deze tijd is die stuiterende beat zo onontkoombaar dat zelfs ik, witter dan wit, niet meer stil kan blijven zitten. Murphy is echt boos, want de gasten die ‘m links en rechts inhalen waaien gewoon met elke nieuwe trend mee. Ze wisselen hun net gekochte draaitafels net zo makkelijk om voor gitaren als rock populairder is, of andersom.
Maar vertel Murphy nooit, maar dan ook echt nooit dat de bands die hij luistert niet relevant zijn. Mijn bands niet relevant? Ik zal jou eens zeggen wie relevant zijn, mannetje: This Heat, Pere Ubu, Outsiders, Nation of Ulysses, Mars, The Trojans, The Black Dice, Todd Terry, the Germs, Section 25, Althea and Donna, Sexual harassment, a-ha, Pere Ubu, Dorothy Ashby, PIL, the Fania All-Stars, the Bar-Kays, the Human League, the Normal, Lou Reed, Scott Walker, Monks, Niagra, Joy Division, Lower 48, the Association, Sun Ra, Scientists, Royal Trux, 10cc, Eric B. and Rakim, Index, Basic Channel, Soulsonic Force (“just hit me”!), Juan Atkins, David Axelrod, Electric Prunes, Gil! Scott! Heron!, the Slits, Faust, Mantronix, Pharaoh Sanders and the Fire Engines, the Swans, the Soft Cell, the Sonics, the Sonics, the Sonics, the Sonics.
Murphy speelde alle instrumenten op Losing My Edge zelf in en dus moest hij na het succes van de track in allerijl een band formeren. En ook al mag de doorbraaksingle ironisch zijn bedoeld, de zanger heeft geldingsdrang. Toen hij een paar jaar later z’n meesterwerk Sound Of Silver maakte, een plaat die opdook in veel eindejaarslijstjes, stak hij z’n middelvinger op naar alle bands die eerst boven hem stonden op de festivalposters. Hij had z’n ‘edge’ nog.