Dit lied is een van de mooiste en zeker een van de meest poëtische liederen in het Nederlands. De tekst is een gedicht van Gerrit Komrij, dat door Boudewijn de Groot op muziek gezet en gezongen is. Niet alleen de prachtige stem van De Groot en de betoverende muziek maken dit lied iedere keer opnieuw een vreedzame, bevredigende besteding van je tijd, maar vooral de in Nederlandstalige muziek ongeëvenaarde poëzie doet de vraag rijzen waarom dit lied door zo weinig mensen gekend wordt.
Het lied gaat over een jongen, een waterprins, die verliefd wordt op een zeemeerminnetje, dat Annabelle heet en kortgeleden aan de zee is ontkomen. In de eerste twee strofen wordt het verliefde stelletje voorgesteld. Komrij gebruikt prachtige woorden om de schoonheid van de twee kinderen te omschrijven in zinnen die pas na een aantal regels zo mooi eindigen dat zelfs een leek doorheeft dat dit het werk van een groot dichter moet zijn.
In de derde strofe zijn de twee samen en wandelen ze door het koren. Er zijn geen woorden om deze strofe te verwoorden, anders dan de woorden zelf:
Samen in het ochtendgloren
Wandelden ze langs het koren
Mild en zonder ze te storen
Scheen het zonlicht naar benee
En onder de roze stralen
Kuste hij haar lippen dralend
En hij zei haar wonderwoorden
Zelfs het gras luisterde mee
Op het horen van die woorden
Week voor hen gedwee het koren
En het lispelde: wees welkom
En bood doorgang aan die twee
Zoals eens de Rode Zee
In de vierde en laatste strofe verandert alles. Ineens klinkt alles anders en de stem van Boudewijn de Groot vertelt ons dat de jongen dood in het koren ligt met een diepe snee, waar nog bloed uit komt. Het is onduidelijk hoe het gebeurd is. Het lied eindigt met hoeveel Annabelle van haar prins hield. Dan komt ineens de zin: maar nog altijd ruist de zee. In die verwijzing naar de aard van de zeemeermin (sirene) zit de lugubere doodsoorzaak van de jongen.
Ondanks – of misschien juist mede dankzij – het bittere einde kun je dit lied iedere keer opnieuw met je ogen dicht luisteren om je te verbazen over de wonderlijke combinatie van de poëzie van Gerrit Komrij en de muziek van Boudewijn de Groot.
Ja. Bedankt voor deze mooie duiding