Bij de afgelopen Snob 2000 constateerden we dat er geen enkel nummer in de lijst stond dat ooit nummer 1 was in de Nederlandse Top 40. Is dat opmerkelijk, of juist logisch? We zoeken immers ondergewaardeerde liedjes en kan een liedje nog ondergewaardeerd zijn als het nummer 1 werd in de hitlijst?

Dit jaar bestaat de Top 40 zestig jaar. Dat zijn dus een hoop nummers 1. Van grote klassiekers tot liedjes die we toch echt liever willen vergeten. Maar de bloggers van Ondergewaardeerde Liedjes zouden onze bloggers niet zijn als ze niet in staat waren om toch nog wat ondergewaardeerde pareltjes uit het Top 40 archief op te duiken. Wij presenteren u daarom de battle van de ondergewaardeerde nummer 1 hits.

Keuze: Annemarie Broek: Sam the Sham & Pharaos – Wooly Bully (1965)

Tik Tok avant la lettre

Na een paar mislukte pogingen om een band te formeren, werd Domingo Samudio gevraagd als organist bij een reeds lang in de vergetelheid opgegane groep Andy & the Night Riders. Hij had toen al een indrukwekkende carrière achter de rug als organist omdat hij twee dagen daarvoor een orgel had gekocht en daar al drie akkoorden op kon spelen. Met de nodige flair nam hij deze uitdaging aan, waarna hij voor eeuwig bekend zou staan als Sam the Sham (Sam de Bedrieger).

Na een vernieuwde samenstelling van de groep werd de naam veranderd in Sam the Sham and the Pharaos. Hun twee eerste singles werden niet bepaald een succes, maar met Wooly Bully scoorden zij een megahit. Het liedje heette aanvankelijk Hully Gully, maar die naam was al voorbehouden aan een dansje zodat er auteursrechten op rustten. Wooly Bully was de naam van Samudio’s kat; die paste precies op de muziek en dus werd dat de uiteindelijke naam van het nummer. Overigens was dit in de Nederlandse Top 40 de eerste nummer-1 hit uit Amerika.

Sam the Sham bracht nog een aantal andere nummers uit, waarvan Lil’ Red Ridin’ Hood nog wat succes had, voornamelijk in Amerika.

Ondanks verwoede pogingen om het succes van Wooly Bully te evenaren, lukt het Sam the Sham niet meer om de hitlijsten te veroveren. Vanaf 1980 werd hij daarom straatprediker in Memphis. Af en toe schijnt hij nog op te duiken om tijdens een concert Wooly Bully te zingen, maar wat ik daarvan zag, stemt niet tot grote vreugde.

Verbazingwekkend vind ik toch dat er van dit aardige, doch betrekkelijk simpele liedje nog bijna 200 coverversies werden opgenomen. Ik noem er enkele: Canned Heat, Bad Manners (wie kent ze nog), Los Lobos, James Last in een instrumentale versie. André van Duin bracht onder de titel Stoelen Stoelen in 1965 een geheel eigen versie uit.

Keuze Willem Kamps: The Rolling Stones – We Love You (1967)

Keef

Sinds een kleine vier maanden ligt Keith Richards bij ons in de slaapkamer. Op mijn nachtkastje dan. Zijn biografie Life vond ik in een minibieb en nu lees ik stukkies voor het slapengaan. Zo ben ik al heel wat wijzer geworden over de band die ik altijd heb gewaardeerd, maar waar ik slechts één plaat van bezit: Their Satanic Majesties Request. Geen geweldig album. Ze hebben betere gemaakt, maar de re-release sloot – begin deze eeuw – mooi aan bij mijn psychedelische muziekfase.

Eigenlijk vind ik alleen She’s a Rainbow echt goed. Verder vooral veel gepiel, want de heren waren flink onder invloed. Als ik lees waarvan Keith (en niet alleen híj, Brian Jones ook. En wat wordt die afgebrand zeg, door ‘Keef’) allemaal heeft gebruikt en hoe zij ondertussen aan opnames werkten, dan begrijp ik het matige niveau wel. In Life wijdt Richards ook weinig woorden aan de plaat. Wel deze: “niemand wilde dat album maken.”

Een ander goed liedje uit die tijd, nazomer ‘67, de single vóór She’s a Rainbow, maar niet verschenen op een album, is We Love You. Ook dit lied is te scharen onder psychedelisch en had Satanic Request kunnen opwaarderen. Met deze song bedanken Jagger en Richards hun fans voor hun steun toen beiden waren gearresteerd voor drugsgebruik.

Zowel We Love You als She’s a Rainbow wordt geopend door heerlijk pianospel van Nicky Hopkins, maar de toetsen van de mellotron worden schitterend beroerd door de zo verguisde Brian Jones (let op dat instrumentale coda). Het lied stond hier twee weken op #1 en in 2008 voor het laatst in de Top 2000. Dus ja, ook liedjes van de Stones kunnen ondergewaardeerd raken, ondanks dat zij hun fans zo liefhadden.

Keuze Hans Dautzenberg: Shirley & Company – Shame, Shame, Shame (1974)

Bo Diddley disco

Shame, Shame, Shame was mijn favoriete liedje als ik bij mijn zus een plaatje mocht uitkiezen om te beluisteren. Ik was een jaar of 11 en zij had een bescheiden platencollectie. In mijn herinnering bestudeer ik, zittend op de grond naast de platenspeler, een K-Tel hitverzameling met een blauwe hoes.

Jaren had ik het nummer niet gehoord tot er een paar weken geleden opeens een versie van The Rolling Stones opdook. In de almaar voortdurende neiging om oude platen af te stoffen en opnieuw uit te brengen, was dit probeersel opgedoken in de schaduw van de Black And Blue album jubileumheruitgave.

Een andere artiest die het uitbrengen van oud werk tot kunst heeft verheven is Bob Dylan. Zijn meest recente Bootleg Series album (Vol.18) gaat heel ver terug in de tijd: we horen de tiener Zimmerman circa 1956 lekker los gaan op de contemporaine hit Let The Good Times Roll. Dat nummer is geschreven en uitgevoerd door het duo Shirley Goodman en Leonard Lee en was dat jaar een hit. Dit soort duo’s waren toen populair. Rond diezelfde tijd had je ook Mickey & Sylvia. Bekend van de hit Love Is Strange, die mede werd geschreven door Bo Diddley.

De dames uit beide duo’s en Bo Diddley hebben alle drie een link met Shame, Shame, Shame. Sylvia schreef en produceerde in 1974 het op een Bo Diddley riff gebaseerde protodisco nummer en Shirley voerde het uit. Het werd een enorme hit. Sylvia (Robinson) had duidelijk een neus voor trends en hits, zoals ze een paar jaar later opnieuw zou bewijzen als schrijver van het nummer Rapper’s Delight en oprichter van Sugar Hill Records.

Keuze Joris van der Aart: Lipps, Inc. – Funkytown (1979)

Een klassieker op de dansvloer

Ik wilde voor deze battle eigenlijk teruggaan naar mijn eigen jeugd, want dat is de periode waarin ik elke grote hit me nog wel kan herinneren (ik praat dan over eind jaren tachtig en jaren negentig). Maar ik keek nog eens verder terug in de tijd en toen viel mij Funkytown van Lipps, Inc. op.

Dit is een nummer dat je onmogelijk niet kunt kennen. Als je op een feestje komt en er staat een dj te draaien, dan weet ik zeker dat Funkytown ergens gedurende de avond langs komt. En het is altijd een succes, de voetjes gaan gegarandeerd van de vloer!

Dat succes vertaalde zich ook naar de hitparades. Wereldwijd werd het een grote hit. Vaak zelfs nummer 1, zoals ook in Nederland. En als je nu op Spotify kijkt? Dan heeft het gewoon een half miljard streams. Dus hoezo noem ik het nog een ondergewaardeerde nummer 1 hit?

Nou, dat is simpel. De grootste hits horen in de Top 2000, toch? Daar staat Funkytown niet in. Sinds 2004 al niet meer! Een regelrechte schande als je het mij vraagt. Maar is het dan niet als ondergewaardeerde hit door de Snob 2000 opgepikt? Nee, nooit! Hoog tijd om daar verandering in te brengen.

Keuze Mers: Stephanie Mills – Never Knew Love Like This Before (1980)

De perfecte balans tussen soulvolle expressie en dansbare disco

Never Knew Love Like This Before is geschreven door James Mtume en Reggie Lucas. De geboorte van Lucas’ dochter Lisa vormde inspiratie voor het nummer. Het nummer is zo krachtig en mooi door de combinatie van warme productie, emotionele inspiratie en Stephanie Mills’ uitzonderlijke vocale controle. Het nummer belichaamt de perfecte balans tussen soulvolle expressie en dansbare disco.

Stephanie’s warme vocalen met een soulvolle klank passen perfect bij het nummer. Ze begint zacht en intiem, maar bouwt op naar krachtige uithalen die de intensiteit van de liefde weerspiegelen. Ook de productie van het nummer is heel mooi. Diepe baslijnen en zachte synths die een warme, dromerige sfeer creëren. Subtiele gitaarpartijen van Lucas zelf die het nummer ritmisch ondersteunen zonder te overheersen. Toetsinstrumenten van Mtume die zorgen voor een vloeiende, bijna etherische textuur. Strakke maar zachte drums, typerend voor de overgang van disco naar R&B begin jaren ’80. Elk element – van de instrumentatie tot de mix – ondersteunt de emotie.

Het nummer is authentiek en universeel: iedereen herkent het gevoel van een liefde die alles verandert. Het is dansbaar en emotioneel: je kunt erop dansen en erbij wegdromen. En het nummer is tijdloos: het klinkt nog steeds fris en relevant, meer dan 40 jaar later. Never Knew Love Like This Before stond slechts één keer in de top 2000: in 1999.

Keuze Quint Kik: Mel & Kim – Showing Out (Get Fresh At The Weekend) (1986)

Streetwise clubbanger

Rick Astley, Kylie & Jason, de doorstart van de carrières van Bananarama, Donna Summer èn onze eigen Dolly Dots: alle waren ondenkbaar zonder een zeker Brits producersdrietal. Groots in het overgewaardeerde genre van legopop; ieder blokje muziek paste perfect op het volgende. Ooit wijdde ik er een popquizronde aan: je wist gewoon niet waar een nummer eindigde en het volgende begon.

In hun hoogtijdagen waren Stock Aitken Waterman verantwoordelijk voor meer dan honderd Britse Top 40-noteringen (waaronder dertien no. 1 hits), wat hen een plek in het Guinness Book Of World Records opleverde. Daarbij klonk het lang niet altijd alsof de lopende band overuren draaide: You Spin Me Round (Like A Record), de hit Roadblock onder hun eigen naam en de Reynold Girls sprongen er in positieve zin uit.

Vooral in het begin van hun carrière bleken SAW prima in staat een geloofwaardige clubbanger uit hun mouw te schudden. Fun fact: een van hun eerste verdiensten was het vrouwelijke antwoord op Frankie Goes To Hollywood, een vloervuller in menige gay club waar zelfs John Peel een lans voor brak op BBC Radio 1. Met Mel & Kim kwamen de heren eind ‘86 pas echt commercieel bovengronds.

Daarvoor gooiden SAW te elfder ure een eerdere singlekeus om naar Showing Out (Get Fresh At The Weekend), een nummer dat het streetwise imago van de dames beter tot zijn recht liet komen. Het nummer surfte hoorbaar mee op de House Sound Of Chicago, die op dat moment in zwang raakte. Een slimme zet: top 3 in de UK, in Nederland wisten Mel & Kim er vier weken de eerste plek mee bezet te houden.

Keuze Erwin Tijms: Neneh Cherry – Buffalo Stance (1988)

Van Stock, Aitken en Waterman via The Wild Bunch en Bomb the Bass naar Massive Attack

Het nummer viel direct bij me in de smaak, zo begin 1989. Ik was als piepjonge tiener al gek op de nummers van de eveneens piepjonge Tim Simenon, oftewel Bomb The Bass. Zijn Beat Dis en Don´t Make Me Wait draaide ik grijs. En juist zijn stempel stond overduidelijk op de productie van Buffalo Stance, met nog shoutouts naar hem erin ook: yeah Timmy! en natuurlijk Bomb The Bass, rock this place.

Neneh Cherry zelf was een indrukwekkend type: ze kon zingen, ze kon rappen en had een eigen stijl. Eigenlijk was ze heel punk voordat ik ook maar wist wat dat betekende. Dat ze de stiefdochter van Don Cherry was en in The Slits en Rip Pig + Panic had gespeeld, wist ik nog lang niet. Haar album Raw Like Sushi beviel me ook goed en had de grote eer om een TDK SA-X 90 te delen met Public Enemy.

Het succes van Buffalo Stance kwam niet uit de lucht vallen. Er is lang gesleuteld aan het nummer. Neneh Cherry’s partner Cameron McVey vormde medio jaren ’80 een muzikaal duo met Jamie Morgan, onder de inspirerende naam Morgan-McVey. Zij namen de single Looking Good Diving op. De producers waren niemand anders dan Stock, Aitken en Waterman. Het nummer flopte, maar er zat wel een interessante hook in, die al binnen vijftien tellen in het nummer te horen is. Inderdaad, de hook van Buffalo Stance. De videoclip is een rariteit: naast Neneh Cherry op gitaar acteert Naomi Campbell dat ze de toetsen bespeelt.

Een single heeft ook een B-kant nodig en dat werd een remix: Looking Good Diving With The Wild Bunch. Het sound system The Wild Bunch, van o.a. Nellee Hooper, de heren van het latere Massive Attack en Tricky, nam het nummer flink onder handen. Enkel de hook en wat fragmenten van het oorspronkelijke nummer bleven overeind. De zang van McVey en Morgan verdween bijna helemaal en in plaats daarvan zong en rapte Neneh Cherry de eerste versie van Buffalo Stance. De B-kant was daarmee een stuk sterker dan de A-kant en McVey koos eieren voor zijn geld: hij hing zijn eigen zangcarrière aan de wilgen en ging verder als producer voor zijn partner. Buffalo Stance werd de jaren erna een geheel uitgewerkt nummer met een nieuwe shoutout naar The Wild Bunch. Looking good diving with The Wild Bunch werd Looking good hanging with The Wild Bunch.

Dat sound system viel eind jaren ’80 uit elkaar. Robert del Naja, Grant Marshall en Andrew Vowles hadden Massive Attack opgericht en werkten samen met Tricky aan remixes voor andere artiesten. Ook hielpen ze McVey en Cherry met de opnames van Raw Like Sushi. Zo deed Marshall het scratchen op Buffalo Stance en schreef Del Naja onder andere de raps voor Manchild.

De opnames van het debuutalbum van Massive Attack schoten daarentegen totaal niet op. De heren leken wat ongedisciplineerd en kwamen vaak niet opdagen voor opnames. Totdat Neneh en hun producer Cameron ingrepen: ze kochten met het geld van Buffalo Stance een huis voor zichzelf bij Bristol en dwongen Massive Attack om daar, in hun eigen omgeving, aan hun debuutalbum te werken. Dat deden ze soms in de babykamer van de pas geboren dochter van Cherry en McVey. Ja, degene waarvan ze zwanger was in de videoclip. Het schijnt dat de poepluiers er nog wel eens wat te lang in de kamer lagen. Ook aanwezig bij de opnames: Geoff Barrow, de man die later Portishead oprichtte.

Dat werpt bij mij de vraag op of er zonder het succes van Buffalo Stance wel een Blue Lines was geweest. Misschien dat de hele Bristol scene anders wel gebleven was bij wat remixes en een vaag idee in de hoofden van mannen die maar niet tot een eigen album kwamen. De lijn die er ligt tussen een flop van Stock, Aitken en Waterman en de geboorte van een van mijn meest favoriete bands maakt Buffalo Stance wat mij betreft alleen al een interessant en belangrijk nummer. En dan blijft het al die decennia later ook nog eens op kwaliteit overeind.

Keuze Remco Smith: Vaya Con Dios – What’s a Woman (1990)

Nooit gedateerd en toch nooit van nu

Hier komt een theorie. Liedjes die de tijdgeest niet vatten, die zich daar niets van aan trekken, zijn niet zelden tijdloos. Liedjes die gemaakt hadden kunnen worden in 1975, in 1990 maar net zo makkelijk in 2007 of 2025.

Het is nogal een makkelijke theorie en behoorlijk slecht onderbouwd, maar ik moest daar aan denken bij Vaya Con Dios. Zangeres Dani Klein had in 1990 al een jaren vijftig-coiffure. Die mega contrabas naast haar, gespeeld door een man met tochtlatten langs de kaken die lekker ouderwets afstaken. Het deed destijds al ouderwets aan. Hoor je What’s a Woman vandaag de dag, dan klinkt het totaal niet gedateerd. De magie van een tijdloos liedje. Nooit gedateerd maar ook nooit van nu. Dat zo’n kwaliteitsliedje gewoon vier weken lang op 1 heeft gestaan in de Top 40, is eigenlijk ongekend. Je zou haast vertrouwen krijgen in de smaak van de gewone muziekliefhebber.

Wat was Dani Klein toen al een prachtige verschijning. En wat is zij dat nog steeds. In het onvolprezen Top 2000 à Go Go in 2024 kwam een ontroerend interview met haar voorbij. Klein die de herkomst van het liedje uitlegt, die de pijn en het verdriet om die prachtige contrabasspeler  – grootverbruiker in drank en drugs – verwoordt. Het interview geeft nog meer diepte aan dit liedje, dat al een nostalgische parel van jewelste is. Één minpuntje. Klein laat in het interview weten What’s a Woman nogal rolbevestigend te vinden, het liever niet meer te zingen. De redactie overtuigt haar kennelijk toch. Pijnlijk. Ik had het Dani Klein gegund, dat ze What’s a Woman niet meer hoefde te zingen.

Keuze Jeroen Mirck: Raymond van het Groenewoud – Liefde voor muziek (1991)

Geef me een drummer en maak me blij

Onbegrijpelijk en schandalig: Raymond van het Groenewoud ontbreekt compleet in de Top 2000. De Godfather van de Vlaamse popmuziek wordt door ons kaaskoppen blijkbaar niet op waarde geschat – terwijl we in de eindejaarslijst wel worden doodgegooid met Bløf, Borsato, Suzan en Freek. En dat terwijl de Heilige Raymonius het ultieme loflied schreef over het schone lied: Liefde voor muziek.

In 1991 wisten we dat wel degelijk te waarderen, gelet op de eerste plaats in de Top-40. In muziekshows trad hij op met een gospelkoor en bracht hij het publiek in vervoering. Niemand die maalde om de nu toch uiterst discutabele verwijzing naar een stel zwarte apen. Ik vergeef hem die uitglijer, want zijn respect voor zwarte muziek is onmiskenbaar.

Het opzwepende nummer is ook een grabbelton vol pakkende volzinnen, over passie, mummelende pastors, kutgroepen uit Engeland en Tina Turner haar onderkant. Geef me een drummer en maak me blij, stem deze klassieker straks aan de Nederlandstalige Top 2000-muzak voorbij!

Keuze Renate van Klinken: Alicia Keys – Fallin’ (2001)

Twee akkoorden maar!

In 2001 werd ik 18. Ik woonde op kamers, zat op het conservatorium en was druk bezig met studeren en een poging tot volwassen te worden, want daar vond ik het wel tijd voor. Mijn muzieksmaak? Ik denk dat mijn studietijd mijn meest snobistische fase was, want mijn favoriete artiesten waren óf oud (ik was dol op The Doors en Janis Joplin) óf alternatief.

Ik deed dus niet aan Top 40, al waren er echt wel artiesten waar ik een zwak voor had. Zo was daar ineens, vanuit het niets, Alicia Keys. Sowieso had ik een zwak voor pianospelende singer-songwriters, maar ik hield normaal niet van R&B. Toch vond ik Fallin’ wel een lekker liedje. In eerste instantie ook niet meer dan dat.

Tot die ene dag. Geen flauw idee wanneer het precies was, maar ergens tijdens mijn studie moest ik met muzieknotatie-software leren werken. Ik zat in een computerlokaal en ik moest op het keyboard iets simpels spelen, zodat ik daar later met de software een partituur van kon maken. Ik had geen inspiratie, wat voor de docent de reden was om te zeggen: ‘Speel anders gewoon Fallin’ van Alicia Keys, want dat heeft maar twee akkoorden.’ My mind was blown. HOE kon het dat ik dat nummer echt al minstens 100 keer voorbij had horen komen, maar dat het me nooit was opgevallen dat het maar twee akkoorden had? Door de fijne opbouw, goede koortjes en mooie instrumentatie was het me echt nog nooit opgevallen dat het harmonisch zo kinderlijk eenvoudig was.

Het enige wat ik nog steeds niet begrijp? Dat dé hit van het album Songs In A Minor in e-mineur staat. Hopelijk heeft dat Keys in ieder geval een binnenpretje opgeleverd.

Keuze Freek Janssen: Theo Maassen & De Kapotte Kontjes – Lauwe Pis (2007)

Schijtlollig

Uh, Freek, wat doe je nu…?

Dit was blijkbaar echt een nummer-1-hit. Toen ik door de jaargangen van de Top 40 heen bladerde schrok ik me de tering (ik kan wel zeggen ‘een hoedje’, maar dat is niet helemaal in de geest van dit liedje).

Lauwe Pis is een uitermate geslaagde parodie op een carnavalsliedje. Vrouwen, maar vooral buitenlanders moeten het ontgelden. Maar dan zo over het randje dat het duidelijk een parodie is en zelfs een aanklacht tegen de schijtlolligheid van carnavalsmuziek. Er zijn flarden uit de songtekst die ik hier niet eens durf te vermelden. Er is een hoop veranderd tussen 2007 en nu, zullen we maar zeggen.

Feit blijft dat het wel een rete-aanstekelijk (pun intended) carnavalsliedje is. Net als We worden bedreigd van de Vliegende Panters (zelfde categorie). Maar die heeft nooit op 1 gestaan.

Snob 2000-waardig, deze? Of Top 2000? Neu. Maar wel jammer dat je ‘m nooit meer hoort.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.