Muziek is emotie. Heel veel mensen kunnen automatisch terugdenken aan een speciaal moment zodra ze een liedje horen dat op de een of andere manier met dat speciale moment verbonden is. Maar hetzelfde geldt ook voor locaties. Je hebt de radio aan en ze spelen een liedje van een band die je in die ene fijne popzaal hebt gezien. Het brengt je meteen terug naar die zaal. En andersom ook: Je praat met iemand over een bepaalde zaal en meteen komen de herinneringen terug aan dat toffe concert wat je daar zag. En de definitie van “zaal” kunnen we hier breed nemen. Natuurlijk denken we dan aan Paradiso, Melkweg, TivoliVredenburg, Vera en de 013. Maar misschien is het voor jou wel dat kleine podium in het bos op je favoriete festival. Of de hoek van de straat waar tijdens Koningsdag een bandje stond te spelen. Alle locaties mogen in deze battle, waarbij we één liedje uitpikken dat we in een live-uitvoering zagen op die hele bijzondere plek. Wat is jouw favoriete plekje?
Effenaar – Keuze Der Webmeister: Green on Red – Gravity Talks (1983)
Een bijzondere ontmoeting
Toen ik nog een puber van 17 was, en mijn wereld niet groter was dan een beperkt deel van Noord-Brabant, zag Eindhoven eruit als een Wereldstad. Ze hadden er alles waar een puber van 17 naar op zoek was, en wat je bij ons in het dorp niet had: fastfood, een kwaliteitsplatenzaak (Bullit!), en concertzaal de Effenaar waar met enige regelmaat Wereldbands optraden. Toen trouwens nog de oude Effenaar, waarvan alleen de gevel nog te zien is vlak naast de hypermoderne Nieuwe Effenaar. De oude Effenaar was een niet overdreven groot uitgevallen Jongerencentrum zoals er wel meer waren eind jaren 70, begin 80. Een smerig hol met goedkoop bier uit flesjes, enorme hoeveelheid sigaretten- en andere rook, en een breed assortiment alternatieve muziek, live dan wel uit de platenspelers. De Nieuwe Effenaar is overigens aanzielijk groter en rookvrij. Ergens eind 1983 trad Green on Red op in de Effenaar, wegbereider van de Paisly Underground beweging, een muzikale stroom die teruggreep naar de psychedelische folk en rock uit de jaren 60, een bijna vrolijk tegengeluid tussen alle post-punk die de vroege 80’s domineerde. De band had net een eerste album uitgebracht, Gravity Talks, en daarop klonken ze als het jonger countrypunk-broertje van The Doors. Ik was helemaal weg van ze. Ik heb echt een muzikale fetish voor dat soort orgeltjes en zat nog in de kast als Country-liefhebber. Bij Green on Red kwam het allemaal samen. In een uiterst matig gevulde Effenaar stond ik die avond met mijn liefje vooraan als een echte fanboy alle nummers mee te zingen, sprak na afloop de zanger om mijn hart te luchten hoe goed ik ze wel niet vond en werd vervolgens in de kleedkamer uitgenodigd om een lauw flesje Bavaria mee te drinken, waarna er voor mijn lief en mij nog een privé toegift werd gespeeld. Dit was natuurlijk een bijzondere ontmoeting, maar ergens stel ik me voor dat deze ontmoeting voor Green on Red ook bijzonder moet zijn geweest: een paar piepjonge muzikanten brengen een album uit, ergens aan de andere kant van de wereld koopt een 17-jarige puber een exemplaar, die als een droge spons hun muziek in zich heeft opgezogen.
Hedon – Keuze Walter van Pijkeren: DeadHead – Pull The Plug (1989)
Open Jongeren Centrum
Old Skool Metal-boys waren we, en we luisterden naar de meest gruizige en donkere bands. Veel van die bands kwamen allemaal spelen in de meest gruizige en donkere concertzaal die ik gekend heb. Tankard, Obituary, Deicide, Bolt Thrower, Asphyx; zo maar een greep liederlijke namen van bands die ik in mijn jeugdjaren heb gezien in het Zwolse Hedon. Dat waren niet de geringste acts, we lazen maandelijks over ze in de Aardschok.
Het was 1990 en de Hedon was niet de eigentijdse concertzaal die het nu is, maar de zaal van drie upgrades terug. En dan kom je uit bij een soort van boerderij. Voor de naam Hedon stond de afkorting O.J.C. Dat stond voor Open Jongeren Centrum. Dat wilde nog net niet zeggen dat het een vrijstaat was. Maar als veertienjarige haalde je gewoon een biertje, voor een blowtje moest je naar buiten. Bij de deur stond de jongen die wiet verkocht. Uit gesprekken nu begreep ik dat hij een jaar daarvoor nog gewoon binnenstond en z’n eigen loketje naast de bar had. Zaken waar toen niemand van op keek, maar waar iedere hedendaagse welzijnswerker de schrik van op het hart slaat.
In mijn hoofd is het een permanent duistere verblijfplaats. Slecht licht, slecht geluid en een belabberd podium. Met pal daarvoor twee enorme stalen palen, die de constructie droegen. Bijzonderlijk hinderlijk tijdens de moshpit en het stagediven. Maar de herinnering aan die zaal blijft wervelend. Ik gun iedere jongere van nu een plek zoals de Hedon in 1990 voor mij was. In de romantiek van donkerte en grauwheid ligt de levenslange herinnering van het mogen drinken van een biertje, het opgaan in muziek en je omringen met vrienden die dezelfde passie delen. Als concert kies ik voor de lokale helden van DeadHead. De video geeft perfect weer wat een metalconcert in de Hedon voor mij was. Mocht je zover komen; aan het einde spelen ze Pull The Plug. Een cover van Death. Het anthem van iedere metalhead in die tijd.
Unitas – Keuze Leendert Douma: Urban Dance Squad – Prayer For My Demo (1989)
Staalkaart van de jaren tachtig
Je favoriete popzaal is die waar je het grootste deel van je jeugd hebt doorgebracht. Dus dit stukje gaat over Unitas in Wageningen. In dit ‘jeugdhonk’ (zeg maar gerust jeugdhol) halverwege de Wageningse berg liggen zoveel herinneringen. We vierden er regelmatig feestjes tijdens optredens van Wagenings trots: Toontje Lager. En nee, ik ga hier geen flauwe woordgrappen maken over stiekem dansen. Wel over stiekem daten. In Unitas werd ik verliefd op mijn eerste vriendinnetje. Het was tijdens een concert van Nits. Het was toevallig onze eerste date, want niemand van onze vrienden ging erheen. Nits was niet stoer.
Van alles heb ik langs zien komen (deze postertjes spreken boekdelen): Ivy Green, Dead Can Dance, De Div, Cassandra Complex, Batmobile, de Russische protestband Televizor, maar ook The Ex, Dream Syndicate, Kiem, Mekanik Kommando en LUL. Een staalkaart van de jaren tachtig. Op een avond wist ik samen met een vriend de Tröckener Kecks te bewegen om in de derde toegift 5 Voor 12 te spelen, hun hertaling van het nummer 1999 (want vanavond gaan we dansen of het 5 voor 12 is). Het was hun inzending voor de Prince-coverwedstrijd die VPRO’s Wilde Wereld had georganiseerd. Ik geloof niet dat ze het ooit nog ergens live hebben uitgevoerd. Dat is jammer, want het was een zeer geslaagde versie.
Hulde ook voor het barpersoneel van Unitas! Stoere punkers ontpopten zich ineens tot lieve verpleegkundigen toen ik gewond achter de bar belandde. Tijdens een wilde pogo bij een concert van Claw Boys Claw verloor ik de nagel van mijn grote teen. Ik had zo veel bier op dat ik het niet doorhad. Na het concert voelde ik iets loszitten in mijn schoen. Toen ik mijn sok vol bloed uitwrong, werd me wel iets gewaar. Daarna kwam ook de pijn. Met limonadeglazen jonge jenever bracht de barman me verder onder anesthesie.
Het meest memorabele concert dat ik ooit in Unitas zag, was van Urban Dance Squad. We spreken 1987 of 1988. Ze traden nog maar net op in de bezetting Rudeboy Remington, DJ DNA, Tres Manos, Silly Sil en Magic Stick. Ze speelden de sterren van de hemel… voor anderhalve man en een paardenkop. Na afloop dronk ik een biertje met Rudeboy. Toen al verzuchtte hij dat de band op het punt stond om uit elkaar te gaan. Er was ruzie. Een half uur later maakte ik samen met de hele Squad een fles wijn soldaat in de kleedkamer op de eerste verdieping. Inderdaad leken types als Tres Manos (René van Barneveld) en Rudeboy (Patrick Tilon) of DNA (Arjen de Vreede) in totaal verschillende werelden te verkeren. Tegelijkertijd was dat hun kracht. Het maakte hun muziek juist zo spannend. Gelukkig gingen ze nog jaren door. Ik heb ze talloze keren zien spelen. Maar het werd nooit meer zo bijzonder als bij die UDS-kiem in het bijna lege Unitas in Wageningen.
Nighttown – Keuze Joop Broekman: Toad The Wet Sprocket – All I Want (1991)
Degelijk
Herinneringen slijten door de jaren heen, maar toch mis ik Nighttown nog wel een beetje. Het was waar Paradiso in de hoofdstad nog steeds voor staat, namelijk een iconische plek voor concerten. Nu vind je er een Aziatische supermarkt waar ik af en toe naar binnen loop voor groene thee (sencha) en spekkoek.
Mooi was die tijd. Ik zag bijvoorbeeld Sly & Robbie and the Taxi Gang een heerlijk reggae-feestje geven. Hoe er tijdens een optreden van The Cramps in de moshpit een ware stammenoorlog plaatsvond tussen gehanekamde blote buiken, tot bloedens toe. Een organisatie die teveel mensen binnenliet bij Body Count. Mijn eerste gehoorbeschadiging opgelopen bij Sepultura. En in 1997 maar liefst 55 gulden betalen voor Faith No More.
In 2006 werd de exploitant van Nighttown failliet verklaard. Twee jaar later volgde er onder de naam WATT een nieuwe start. Ik zag Johan schitteren (met een toen nog onbekende Tim Knol als support act). En White Lies, die hadden net hun eerste plaat uit. Helaas was het voor WATT na een paar jaar ook over en sluiten.
Een stad als Rotterdam heeft nog wel een paar leuke plekjes zoals Rotown, maar de sfeer van Nighttown blijft ongeëvenaard. Zelfs als er een band in een bijna lege zaal stond. Ik denk dat er zo’n 50 tot 60 man bij het optreden was van Toad The Wet Sprocket, zo ergens halverwege de eerste helft van de jaren ’90. De band bestaat inmiddels weer en bracht in 2021 het album Starting Now uit. Ze maken nog steeds gedegen folk- en poprock.
Atlantis – Keuze Erik Stam: Daryll-Ann – Come Around (1994)
De vonk
Atlantis, Alkmaar. Ooit begonnen als studentensoos en vanaf september 1994 het grootste vaste muziekpodium van Alkmaar en omstreken. Niet geheel toevallig waren de foto’s aan de buitengevel geïnspireerd op de hoes van Nevermind, ook onderwaterfoto’s. Een duidelijk teken van de tijd. Ik heb in Atlantis veel bands gezien. Vroege optredens van K’s Choice, en Van Dik Hout. Late concerten van Dick Dale, die zijn monitor box opblies en reageerde met Dick Dale plays louder than Mötorhead. Lary Graham’s Central Station die, volledig in het wit gestoken vanachter de zaal in kwamen marcheren. En veel ertussen in.
Een concert dat nergens in de annalen is opgenomen is dat van 0 Kelvin. Ergens eind 1994 in de bovenzaal. Het optreden was ook niet heel erg goed. En toch was het voor mij belangrijk. Het was de eerste keer dat ik Eveline zag. Jongere zus van de zanger en vriendin van de drummer, maar dat wist ik toen nog niet. Gesproken hebben wij elkaar die avond niet die avond. Ze had het veel te druk achter de PA. Dat eerste gesprek kwam op 21 januari na een concert van Daryll-Ann*. De vonk sloeg over en een lange periode samengevat: we zijn inmiddels meer dan 25 jaar getrouwd. Atlantis heeft het zo lang niet volgehouden. In 2008 sloten de deuren, op last van de belastingdienst.
In 2017 opende iets verderop in de stad Victorie. Nieuw, modern en met betere akoestiek en voorzieningen. We zien er samen nog regelmatig concerten. En toch mis je soms het zweet dat van de buizen druipt, de paal die op een rare manier midden voor het podium stond en het eten van Mamma Kookt in de bovenzaal.
*Ik kan nergens terugvinden of het concert van 21 januari in Atlantis inderdaad van Daryll-Ann was, maar wij herinneren het ons zo. Voor mij is dat voldoende.
Noorderligt – Keuze Remco Smith: Lamb – Lusty (1996)
Pure nostalgie
Mijn allereerste concert was Golden Earring in de feesttent in Albergen (vermoedelijk 1988). Ik heb concertbezoek pas echt opgepakt in mijn studententijd in Tilburg. Aan de Veldhovenring stond een oude bioscoop die was omgebouwd naar concertzaal. Wat heb ik daar veel tijd doorgebracht, mede omdat de maandelijkse Juristen- en Ecofeesten ook op deze locatie plaatsvonden. Mijn herinneringen aan Noorderligt? Sowieso genoemde Juristenfeesten, maar vooral de indeling. Na binnenkomst rechts de garderobe, daar tegenover een bar, de enige plees in het pand met daarnaast aan weerszijden twee brede stalen trappen die je leidden naar een dubbele deur met daarachter de zaal. Tegen de achterwand nog een bar waar, om nooit achterhaalde reden, Kroonbier werd geschonken. Het enige bier waar je al een kater van kreeg als je eraan rook. Dan die grote trappen naar beneden (het was immers een bioscoop) waardoor je overal zicht had op het podium. Wat ik daar allemaal heb gezien? Herman Brood, die bij een door hem zelf ingezette cover van Eternal Flame begon te huilen omdat hij dit Banglesliedje zo mooi vond. Twee keer Lester Butler, bij Red Devils en Thirteen. Tragically Hip, Tröckener Kecks, Tool (net na Undertow), Dick Dale (waarbij concertgangers binnen kwamen met eigen surfborden). Te veel om op te noemen, ik stop om te voorkomen dat ik het zelf in pure nostalgie op een huilen zet. Eén van de laatste concerten was in 1997, een jaartje voor de sluiting, Lamb. Hun laatste optreden van die tour, ze waren wat balorig. Maar wat kwamen de beats heerlijk binnen en wat zong zangeres Lou Rhodes prachtig.
Solaris – Keuze Erwin Tijms: Roni Size & Reprazent – Railing (1997)
Aan de waterkant in Bloemendaal aan Zee
Het is een geruststellende gedachte dat Patronaat, Tivoli en Paradiso al besproken worden door andere auteurs. Kan ik u mooi meenemen naar de Noordzeekust, jaren ’90. Mooie zomers, met geregeld goede optredens in de strandtenten. Naast de feesten met dj’s en hitparademuziek leek er ook een heus circuit te zijn van goede artiesten die er graag optraden. Zo geloof ik dat Hans Dulfer er altijd graag speelde. Of misschien verbeeld ik het me en was hij overal zo op dreef als toen ik hem daar zag.
Rond 1997 werd ik verleid om eens aan de andere kant van het Noordzeekanaal te kijken. Normaal gesproken bleef ik rond Wijk aan Zee, maar een Velsense vriend vertelde me dat er in Bloemendaal aan Zee een nieuwe strandtent geopend was waar ze hele goede muziek draaiden en een beroemdheid zou optreden. Daarvoor beschouwde ik Bloemendaal aan Zee altijd als een verlengstuk van Zandvoort: heel massaal, kwantiteit boven kwaliteit dus. Maar de artiest die in Solaris optrad was Roni Size. Reden genoeg om op de fiets te stappen en met het pontje naar de overkant te gaan.
Roni Size was indertijd niet de minste. Critici bejubelden het album New Forms, waar Roni Size & Reprazent de Mercury Prize mee wonnen. De combinatie van hippe drum & bass, vrouwenzang en een rappende MC was populair en de videoclips van hitjes Heroes en Brown Paper Bag kwamen vaak langs. Die avond speelde Roni Size zijn tracks wat harder dan op het album. Hij zweepte het publiek op en de dansvloer in Solaris raakte voller en voller. Ook buiten de strandtent dansten de bezoekers. Roni had er echt zin in: tegen het einde van het optreden sprong hij van het podium af en nam hij de feestende bezoekers mee naar de waterkant, microfoon met lang snoer in de hand. Daar MCde hij gewoon door. Het optreden was zo legendarisch goed dat ze hem het jaar erop gewoon weer terug vroegen.
EKKO – Keuze Quint Kik: The Dirtbombs – Motor City Baby (2003)
Breder dan lang
Dit kleinere broertje van de oude Tivoli leerde ik in eerste instantie kennen van de biologiefeesten: poppodium EKKO aan de Utrechtse Bemuurde Weerd. Het moet de zomer van 1993 geweest zijn: het moment dat ik als eerstejaars geschiedenis werd gevloerd door Papa Won’t Leave You Henry van Nick Cave & The Bad Seeds. En door vleermuiskoningin Geertje (maar dat is voor een ander blog).
Begrijp me goed: onze eigen, maandelijkse geschiedenisfeesten in de Grote Catacomben waren zeker niet verkeerd. Met helemaal achterin een rokerige, bescheiden dansvloer, waar het plafond bier zweette en ik tussen het ophalen van glazen door danste op een staalkaart van grunge, madchester, Pixies, Smiths, 2 Tone, vroege punk, Rolling Stones & Booker T & The MG’s. Maar in de verste verte dus geen partij voor die biologiefeesten in EKKO.
Mijn concertbezoek aan EKKO kwam later pas op gang. Zo was ik vorig jaar getuige van twee memorabele concerten (Personal Trainer en Tramhaus), al staat een avond in november 2003 me veel helderder voor de geest: Franz Ferdinand. Spelend voor een handvol bezoekers, nog een half jaar verwijderd van de doorbraak met Take Me Out. De definitie van een poptempel is ook een plek waar de programmeur het succes al in een vroeg stadium ruikt.
Wat EKKO zo’n fijne plek maakt, is dat de zaal breder dan lang is. Dat geldt ook voor het podium, waar je dan bijvoorbeeld twee drumstellen kwijt kunt. Handige bijkomstigheid voor Mick Collins; eindbaas van Detroit garagerock-oppergoden de Dirtbombs. Vermaard om zijn dubbele bas- en drumsbezetting. Ik zag ze in de winter van ’03 en de zomer van ’05. Motor City Baby, kom er maar in!
De Waerdse Tempel – Keuze Marco Groen: White Cowbell Oklahoma – Shot A Gamblin’ Man (2003)
Het Wilde Westen in de polder
De deuren zijn alweer twaalf jaar dicht, doch de herinneringen zijn voor eeuwig. In zijn zesjarig bestaan hebben er aardig wat leuke bandjes in de Waerdse Tempel gestaan. Motörhead, Marillion, Toto, The Shavers… allemaal speelden ze in dit fraaie poppodium net ten oosten van Alkmaar. De gedachte aan een van die bands tovert wederom een glimlach op mijn gezicht: het optreden van White Cowbell Oklahoma in de kleine zaal van dat uitgaanscentrum. Probeer het jezelf eens voor te stellen: je hebt je cowboyhoed opgezet, je speelt in een redelijke bekende band en je gaat maar eens kijken hoe ze in Europa over jou denken. Je neemt dus het vliegtuig vanuit Toronto, waarna je na een korte busreis terecht komt in een godverlaten polder waar zowaar een uiterst acceptabel poppodium te vinden is! Seht gut aus. Daarna wordt je tot je afgrijzen gedirigeerd naar de kleine zaal (die deze titel echt verdient) en mag je jouw trucje laten zien.Voor een man of twaalf. Want meer betalende toeschouwers waren er niet. En als de plaatselijke SP’ers niet hadden besloten dat dit concert dé aangewezen tijd en plaats was om te flyeren voor hun club, dan hadden er nóg minder toeschouwers geweest. Toch mocht dit de pret niet drukken. De Canadezen* zagen de humor ervan in en gaven een show weg met een enthousiasme alsof men de hoofdact was van Pinkpop. De kettingzaag werd vol overgave in het toiletpapier gezet, waarna men het publiek ook meekreeg. Nou ja, publiek… het was zo’n avond waarbij de rollen vervaagden en iedereen eigenlijk wel lid was van White Cowbell Oklahoma: iedere aanwezige kreeg de microfoon voor zijn snufferd en heeft mogen meezingen als tijdelijke leadzanger. Nee, mensen liepen niet weg toen het mijn beurt was. Achteraf was dit het type concert dat dusdanig bijzonder was dat het een speciaal plaatsje heeft gekregen in mijn geheugen. Korte tijd later stond White Cowbell Oklahoma op grotere festivals en tegenwoordig komt er zowaar publiek op af. Zo bijzonder als in Heerhugowaard gaat het echter niet meer worden.
*Ja, ik weet heel goed dat Oklahoma in de VS ligt. Ondanks hun hillbilly-image komen bovengenoemde heren uit Canada. Niet uit de Vervelende Staten.
Tivoli Oudegracht – Keuze Vincent van der Vlies: Maxïmo Park – I Want You To Stay (2005)
Parkeren aan die krappe Oudegracht
Na opgegroeid te zijn in kleinere Zuid-Hollandse poppodia trok ik naar de stad. Ik liet Bibelot en Elektra achter me en ging naar Tivoli Oudegracht en EKKO. Ekko was al geclaimd door Quint, maar ondanks dat ik in eerdere blogs al de lofzang heb mogen afsteken over bands waarbij Tivoli een prominente mis en scene had (al vijf keer volgens mij) zijn er nog meer dan genoeg muzikale keuzes over. Iedereen die iets van muziek af weet, kent de verhalen van legendarische acts als Pearl Jam, Red Hot Chili Peppers, Nirvana, REM, Queens Of The Stoneage, Arctic Monkeys en nog vele vele andere nationale en internationale acts die hun tourbus hebben moeten parkeren aan de krappe Oudegracht. Maar er hebben ook talloze kleinere bands opgetreden die op dat moment groots waren, of tenminste the next best thing maar het niet gehaald hebben om de statuur van de voornoemde bands te bereiken. Een daarvan is Maxïmo Park. Een band die opkwam in het nieuwe millennium als een post-punk-revival band tegelijkertijd met het hieronder genoemde Editors, The Killers, Bloc Party, Interpol, Arctic Monkeys. En ik was totaal idolaat van de eerste twee albums A Certain Trigger en Our Earthly Pleasures vanwege de crossover van de sound van The Smiths, indie-rock en aanstekelijke synthesizer geluiden en vanwege de soms onnavolgbare teksten. Books From Boxes, Our Velocity, Graffiti, Apply Some Pressure, Going Missing, ilovit.
Omdat het hier om ondergewaardeerde liedjes gaat, heb ik voor vandaag een persoonlijke favoriet gekozen die van hun debuut komt en veel te weinig gestreamd is (ondanks dat het een single was). En het toffe van dit nummer is (buiten de zanglijnen) dat de coupletten muzikaal gemaakt zijn alsof alle instrumenten een gesprek voeren. Het is alsof de gitaar een tekst voordraagt, gevolgd door een antwoord op de bas dat wordt gevolgd door een spitsvondige opmerking van de synthesizer. Ik heb ze uiteindelijk mogen zien in Paradiso en Tivoli en uiteraard was Tivoli veel beter en toffer. Gewoon, omdat het in UUUUU was.
VERA – Keuze Wouter Boers: Editors – Munich (2005)
Grote naam met 500 man publiek
Ik heb mijn studententijd in Leeuwarden doorgebracht, waar ik veel vaker een kroeg dan een collegezaal bezocht. Uiteindelijk heb ik in de elf jaar dat ik in de Friese hoofdstad woonde, het volledige nachtleven wel uitgekamd, maar voor een goed concert moest ik uitwijken naar het legendarische VERA. Het mooiste aan Leeuwarden was dus uiteindelijk toch de trein naar Groningen.
VERA was en is een bijzondere plek. Het wordt bijna volledig gerund door vrijwilligers, waardoor het verschil met een professionele concertzaal voelbaar is. Het is er klein, donker en knus, maar de namen die er hebben gespeeld zijn indrukwekkend. Van Joy Division tot U2, van Nirvana tot The White Stripes en ga zo maar door. Dat alles in een zaaltje waar maximaal 500 man in passen.
Mijn beste herinnering uit al die jaren VERA is misschien wel het concert van de Editors, in 2005. De band had net hun eerste album uitgebracht en had, buiten een optreden in een kleine Lowlandstent op zondagmiddag, nog geen voet aan de grond gekregen in Nederland. Getipt door een vriend ging ik er onwetend heen en wist me ondergedompeld in een snaarstrakke show. Lang zal het optreden niet hebben geduurd, de heren hadden geloof ik maar elf nummers op de setlist staan, maar voor mij had Munich nog wel twee langs mogen komen.
Bat Cave – Keuze Johan Hol: Teitur – Amanda’s Dream (2005)
Just one stoplight
Muziek raakt je, maar hoe vaak maak je het mee dat je een muzikant letterlijk kunt aanraken?
Dat ik dit concert kon meemaken heeft nog aan een zijden draadje gehangen. Het was mijn schoonvader (goede muzieksmaak, ondergewaardeerde gitarist en gitaarbouwer) die ons Teitur leerde kennen. Toen hij een optreden gaf in onze hometown Tilburg moesten we daar natuurlijk met z’n allen heen. Hij regelde en betaalde de kaartjes, maar bij de ingang van de Bat Cave (013) bleek dat hij zich had verrekend en kwamen we één kaartje te kort. Een geluk dat mijn schoonzusjes toen 9 en 11 waren en zij op één kaartje naar binnen mochten. Het was ook dankzij hen dat we helemaal vooraan stonden.
De geschiedenis van de Bat Cave gaat binnen het Tilburgse al veel verder terug; in 1985 ontstaan in de kelder van een buurthuis en samen met Noorderligt de grondlegger van wat nu 013 is. Helaas heeft datzelfde 013 in 2010 definitief afscheid genomen van de Bat Cave.
Opnamen van het concert van Teiturs concert uit 2005 kon ik helaas niet vinden, maar onderstaande video geeft een hele goede impressie van de sfeer destijds.
Zonnehuis – Keuze Jeroen Mirck: Jolie Holland – Mexico City (2008)
Memorabele avonden in Tuindorp Oostzaan
Het Zonnehuis in Amsterdam-Noord is een relatief onbekende popzaal omdat dit oude gebouw aanvankelijk helemaal geen popzaal was. Gebouwd in de jaren na de Eerste Wereldoorlog om de werkende klasse in Tuindorp Oostzaan wat vertier te bieden, was het vooral een thuishonk voor koren en verenigingen. Soms fungeerde het als bioscoop en een korte tijd was het ook een zaal voor bokswedstrijden. Pas nadat Stadsherstel Amsterdam over het monumentale pand ging waken, werd het veelvuldig verhuurd voor concerten.
Ik beleefde twee memorabele avonden in Het Zonnehuis, die dit gebouw uit de Amsterdamse School voor altijd in mijn herinnering hebben gebrand. Over het ene optreden schreef Erwin Wijman hier al eens een blog: we zagen Mark Kozelek (Sun Kil Moon) in 2018 duetteren met een dame uit het publiek die niemand minder dan Janne Schra bleek te zijn. Ze zongen I Got You Babe. Een luchtige noot in een sowieso aimabel concert van deze misantroop.
Het andere concert bezocht ik een jaar eerder, eveneens met Erwin. Ditmaal werden we betoverd door de Americana van Jolie Holland, die in 2017 toerde met haar vriendin Samantha Parton (schijnbaar wél familie van). Samen stonden ze in 1999 aan de wieg van The Be Good Tanyas. We spraken beide dames na het concert uitgebreid toen bijna iedereen al weg was en de bandleden op de trappen van Het Zonnehuis zaten te wachten op het busje dat hen naar hun hotel zou brengen. Een fijne informele kennismaking met twee geweldige zangeressen.
Het gezamenlijke album van Holland en Parton heet Wildflower Blues en stamt uit het jaar van het concert in Amsterdam-Noord. Het is een mooi album, maar ik word toch meer geraakt door het solowerk van Jolie Holland. Bizar dat de bloggers van Ondergewaardeerde Liedjes nog nooit over haar schreven. Daarom gebruik ik deze poptempel-battle om een lans te breken voor haar mooiste Americana-track: Mexico City uit 2008. Al vanaf de eerste tonen is dit nummer raak, met al direct een snik die een blijvend brok achterlaat in je keel. Uiteraard hoorden we die snik ook in Het Zonnehuis.
Patronaat – Keuze Alex van der Heiden: De Staat – Wait For Evolution (2009)
Snoeihard en krachtig
Tien jaar lang woonde ik op enkele minuten loopafstand van de mooiste popzaal van Nederland. Niet dat gehypte gedoe zoals sommige poptempels dat hebben. Gewoon een toffe overzichtelijke hoofdzaal en een nog wat knussere kleine zaal: Patronaat. Je kunt het haast niet voorstellen, maar de programmering voor De Staat was in 2009 gepland in de kleine zaal. Voor het geluid dat De Staat produceerde was de zaal inderdaad te klein. We werden compleet omver geblazen, wat een krachtig en snoeihard geluid. Maar ze speelden zo strak en alle aanwezigen wisten; deze zaal is sowieso te klein voor deze band. Zanger Torre vind ik een ongelofelijke topperformer en met de attitude die hij heeft schept hij op de één of andere manier hoge verwachtingen die hij in de keer of tien dat ik De Staat heb gezien altijd heeft waargemaakt. Die eerste keer moest ik wel wat wennen aan de uitstraling van Torre en vooral ook aan toetsenist Rocco. Wat een drugsverslaafde mafketel is dat, dacht ik en ik had niet de verwachting dat hij lang deel uit zou blijven maken van zo’n gestroomlijnde band. Nu weet ik beter. Maf en briljant kunnen dichtbij elkaar liggen. Daar in Haarlem zag ik De Staat dus voor het eerst net zoals heel veel goede bands die Patronaat altijd weer weet te programmeren. Er heerst altijd een relaxte sfeer en ondanks dat ik nu een stuk verder weg woon, kom ik er nog graag. Volgende maand naar JOHAN bijvoorbeeld, want je weet dat het altijd goed komt in het Patronaat.
VERA – Keuze Carlo Deuten: Other Lives – Dust Bowl III (2011)
Dreigend en broeierig
Groningen. Grunn. Stad. Muziekstad pur sang. Een Walhalla voor muziekliefhebbers. Dat geldt in ieder geval voor mij. Eem op fietse noar Stad. Rondje Stad langs platenzaak en boekhandel. Of concertbezoek. Mijn favoriete zaal! Geen gemakkelijke vraag. Het meest bezocht? De Oosterpoort met een voorkeur voor de kleine zaal. Maar EM2, in mijn achtertuin, mag ook niet onvermeld blijven. Maar als je Groningen zegt dan zeg je VERA. Wat VERA zo speciaal maakt? Er hangt daar iets in de lucht. Muziekgeschiedenis. Dat is het toverwoord. Deels zichtbaar door de concertposters van alle grootheden die daar hebben opgetreden. Maar het is ook voelbaar. Dat moet je niet proberen te omschrijven maar zelf ondergaan. 31 maart 2012: Other Lives in VERA. Gelaagde indie(prairie)folk. Elk detail is hoorbaar. De bandleden wisselen moeiteloos van instrument en plek. Zelfs tijdens de nummers. Van trompet, via gitaar naar de toetsen. Het levert een bijzonder schouwspel op. In muzikaal opzicht meeslepend en weelderig. Soms dreigend en bombastisch. Bezwerend. Ik ga helemaal op in de muziek en laat mij meevoeren. Even de wereld om me heen vergeten. Dat gevoel wordt onbedoeld versterkt. De oorzaak? Een defecte airco. Op deze frisse voorjaarsdag voelt de lucht binnen klam aan. Zelfs broeierig. De dreigende klanken van Dust Bowl III en de bijbehorende projecties doen de rest. Het geeft een extra dimensie aan het geheel en past in dat opzicht bij het onderwerp van dit nummer. De Dust Bowl. De jaren 30 van de vorige eeuw. Droogte en grote stofstormen teisteren het Amerikaanse prairielandschap. Overdag is het soms pikdonker. De stofstormen hebben een verwoestend effect. Droog, donker en dreigend. Indrukwekkend. Dat laatste geldt ook voor dit bijzondere concert in de Grunneger poptempel. Een avond die ik af en toe herbeleef als ik het album Tamer Animals van Other Lives opzet. Licht uit, koptelefoon op en in het donker luisteren naar Dust Bowl III. Er gaat niets boven de kracht van muziek.
Paradiso – Keuze Stefan Koopmanschap: Torres – Records of your Tenderness (2020)
Deze ga ik nooit meer vergeten
Ik kan niet met droge ogen beweren dat Paradiso een ondergewaardeerde popzaal is. Dat is ook lastig, het is immers de mooiste en fijnste popzaal van Nederland. Er zijn zalen die in de buurt komen (ik noem een Hedon of 013), maar niets kan tippen aan Paradiso. En toch kom ik nu aanzetten met Paradiso. Maar dan niet de grote zaal, maar de kleine bovenzaal. Die is wel ondergewaardeerd. Daar hoor je nauwelijks iemand over. Ik zag er al hele fijne shows. Aafke Romeijn bijvoorbeeld. Maar extra bijzonder en voor altijd in mijn geheugen gegrift is Torres. We spreken de maand maart, iets meer dan een maand na de release van Silver Tongue. Maart. Van welk jaar? 2020. Eerder dat jaar kwamen er geruchten van een virus dat vanuit Azië oprukte. En begin maart 2020 was dat virus in Nederland aangekomen. Het was heel serieus, maar niemand wist nog precies hoe en wat. De zaal was maar half vol en iedereen liep er een beetje onwennig. Wat moesten we nu? Hoe moesten we hier mee omgaan? Had iemand hier die nieuwe ziekte? Het zou uiteindelijk het laatste concert van me zijn voor een zeer lange tijd. Lockdowns en geannuleerde tours volgden. Maar dit concert bleef me bij. Want wat was Torres goed. En wat was het fijn om van live muziek te genieten. En hoe goed was Records of your Tenderness, dat live zo fijn klonk. Nope. Deze ga ik nooit meer vergeten. In die fijne, kleine zaal die ondanks de rare situatie zo enorm fijn voelde.
De Open Plek – Keuze Henkjan Olthuis: King Hannah – Go-Kart Kid (2022)
Magisch
Is dat een zaal, De Open Plek? Nee, de naam zegt het al, het is een open plek. In de duinen van Vlieland, waar 4 dagen aan het eind van elke zomer een podium huist. En die plek heeft voor eenieder die weleens het festival Into The Great Wide Open heeft bezocht een speciaal plekje in het hart. Het is het meest iconische podium van het festival, voor publiek en artiesten altijd memorabel en vaak magisch. Zoals Stefan hierboven betoogt is Paradiso zonder twijfel de mooiste zaal van ‘t land (vinden we zelfs in 010), De Open Plek gaat daar als magische locatie met gemak overheen.
Zaterdagavond 3 september 2022, om acht uur speelt daar King Hannah, ongeveer een uur. En dat uur behoort tot de mooiste momenten die ik ooit heb beleefd. De band was aan het einde van een lange tour, zocht en vond de verbinding met het publiek. Muziek, natuur, geluk, alles kwam samen en werd samen beleefd. Het woord magie wordt te pas en te onpas gebruikt in recensies, maar die avond gebeurde er echt iets magisch. Tekenend voor hoe het hele publiek deel was van de magie is ook dat er geen setlist staat op Setlist.fm, en er ook geen video online te vinden is van het optreden op de open plek.
In hetzelfde weekeinde nam de band ook een korte sessie op met VPRO’s 3voor12:
Het Stroomhuis – Keuze Guido de Greef: Swim School – Kill You (2022)
Vaarwel, Stroomhuis!
Toen ik in 2000 begon te schrijven voor het lokale muziekblad PopEye, had Eindhoven nog verschillende broedplaatsen. Van die al dan niet gekraakte panden met repetitieruimtes, concertzaaltjes en ateliers. Burgers, TAC, of 2B, dat pal naast de Effenaar stond. Zelfs de Effenaar had nog een rauw randje, met een bierrichel en een vloer waar je na een concert aan vastplakte.
Maar de 2B, waar het zaadje van Eindhoven Rockcity in de jaren negentig was geplant, moest wijken voor de nieuwe Effenaar. Ik was bij het afscheidsconcert in de 2B: een prachtige zaal die qua capaciteit niet onder deed voor de grote buurman; met socialistische muurschildering achter het podium als bonus. De nieuwe Effenaar is een steriele, sfeerloze kolos. De bierrichel is gebleven, dat wel. Op de plek waar de 2B stond, ligt nu een overbodige vijver.
Gelukkig kreeg Eindhoven het Stroomhuis. Ondergetatoeëerd met graffiti, weggestopt op een grasveldje tussen het spoor en het grauwe complex van fietstunneltjes naast Eindhoven Centraal. Hier speelden de gruizigste bands die de stad bezochten, al dan niet in de vorm van een klein festival. Fontaines DC en Viagra Boys traden er op voor hun doorbraak.
Ik was er vorige maand nog, tijdens Hit The City. Ik zag de geschifte egg punk band Snõõper, en een avond eerder Swim School. Die laatste band is eigenlijk te gladjes voor het Stroomhuis; althans, volgens een vriendin die haar neus ophaalde voor de rock à la Wolf Alice van het Schotse trio. Maar ik zag een band die het zou gaan maken. Met geweldige songs als Delirious, Give Me A Reason Why en de sluimerende ballad Kill You, die je zo op Kink FM of 3FM kunt draaien. Hier speelden ze nog voor een paar honderd bezoekers.
Afgelopen week brandde het Stroomhuis af. Daarmee is een van de leukste broedplaatsen van Eindhoven verloren gegaan. Een plek waar niet alleen bands optraden, maar waar kunstenaars hun ateliers hadden en bands repeteerden. Voor een stad die de komende jaren alleen maar verder wordt volgebouwd met karakterloze betonblokken is het afbranden van een vrijplaats als het Stroomhuis eeuwig zonde.
Nee, het geluid was er niet best, maar dat compenseerde het pand met iets onbetaalbaars: sfeer. Bands vonden het geweldig om juist híer te spelen. Ze gaven wat extra, voor een zaal die áltijd vol stond met een enthousiast publiek. Daarmee was het Stroomhuis iets wat de Effenaar allang niet meer is. Ik ga het missen.
Doornroosje – Keuze Freek Janssen: Meskerem Mees – Hey Joe (2022)
Als het voorprogramma een pauze neemt, dan sta je misschien in de verkeerde zaal
Af en toe ben ik een gigantische flapdrol. Het was 2022, we kropen net een beetje uit onze corona-schulp. De pandemie had ons wel prachtige albums gegeven, zoals Julius van Meskerem Mees. Betoverend mooi: een soort kruising tussen Tracy Chapman en Bob Dylan, maar dan met briljante gitaarskills en nog uit België ook. Meskerem heeft in Nederland nog niet de waardering gekregen die ze verdient. In maart 2022 ging ik opgetogen met een vriend naar haar concert in Doornroosje. Best gek, een funkband in het voorprogramma, met drie blazers? Maar prima, dachten wij, en bestelden nog een biertje. Het duurde 30 minuten, 45 minuten, we keken elkaar nog eens aan. We are going to take a smalle break!, riep de zanger. Foute boel: als het voorprogramma een pauze neemt, dan sta je misschien wel in de verkeerde zaal. Van Meskerem zelf kregen we nog drie en een half liedje mee. Man Of Manners helaas niet, Hey Joe gelukkig wel. Hier speelt Meskerem Hey Joe in de studio van KINK waar we ook altijd de Ondergewaardeerde Playlist opnemen. En dat voorprogramma? Dat was Cory Wong.
Skatecafé – Keuze Jasmijn Godding: Fat Dog – King of the Slugs (2024)
Vorige week stond ik voor de verjaardag van mijn beste vriendin voor de eerste keer in het Skatecafé in Amsterdam. Normaliter vermijd ik uitgaan in de hoofdstad als de pest (zo nu en dan een concert in Paradiso of de Ziggo dome daargelaten). Maar Amber werd 26, en Fat Dog zou optreden, dus zette ik mij over m’n vooroordelen heen. En maar goed ook, want wat heb ik van deze plek genoten. Overdag kun je er skaten en eten (dat heb ik niet gedaan, dus daarover kan ik geen oordeel geven) en ‘s avonds wordt het terrein omgebouwd tot club. Terwijl in een klein zaaltje wat techno speelde, en in een grotere zaal een DJ stond, werden we in de halfpipe-zaal omvergeblazen door Britse post-punk uit de Windmill scene. Kortom: voor ieder wat wils. Ook het publiek was divers. Van Amsterdamse stappers die positief verrast werden, tot doorgewinterde oude rotten die, net als ik, speciaal voor Fat Dog het terrein betraden. De sfeer zat er goed in, het bier was goedkoop en naderhand werd er uitgebreid nagepraat met iedereen die in de pit gestaan had. Wat mij betreft de hype meer dan waard, en een aanwinst voor de hoofdstad.
Zie voor een indruk van de show deze beelden uit 2023 waar ze King of the Slugs, mijn favoriete nummer van de avond, ook live speelden in Londen.