Wat anderen je ook mogen wijsmaken: er is geen mooiere stad dan Parijs. Stad van de liefde, stad van de kunst, stad van het variété. De lichtstad viert het leven, maar eert ook de dood van vele groten op begraafplaats Père Lachaise. Inclusief muzikale iconen als Edith Piaf, Jim Morrison, Frédéric Chopin, Gioacchino Rossini, Maria Callas, France Clidat en Georges Bizet.

Op de Nederlandse televisie was Parijs de afgelopen jaren het decor voor het muzikale succesprogramma Chansons, dat vanwege grensoverschrijdend gedrag van presentator Matthijs van Nieuwkerk na twee jaar alweer van de buis verdween. Ondanks deze ophef liet het ons nader kennismaken met tijdloze klassiekers van Barbara, Renaud, Dalida en Patachou.

Bij het schrijven van dit intro mijmert Jacques Dutronc door de speakers: Il est cinq heures, Paris s’éveille. Het is altijd heerlijk wakker worden in de thuishaven van schilders, schrijvers en muzikanten. Afgelopen jaar al helemaal vanwege de zinderende Olympische Spelen. Parijs trok veel artiesten aan uit heel de wereld en inspireerde ook tot veel prachtige lofzang. Wij presenteren u onze ondergewaardeerde selectie van Musique Parisienne.

Keuze Jeroen Mirck: Joséphine Baker – J’ai deux amours (1930)

Wederzijdse liefde

In de zomer van 2021 werd danseres, zangeres en actrice Joséphine Baker (1906-1975) bijgezet in het Panthéon in Parijs. Een eerbetoon dat slechts weinigen ten deel valt. Wie de context niet goed kent, zal zich allicht verbazen over dit presidentiële besluit. Het levensverhaal van Baker neemt echter alle twijfels weg.

Baker was als kind arm en dakloos. Ze verdiende haar geld door op straat in St. Louis te dansen voor voorbijgangers. Ze bleek daar zo goed in dat ze een succesvolle artiest werd, eerst in New York en vanaf 1925 in Parijs. Daar werd ze de ster van Folies Bergère en Club des Champs-Elysées met schaarsgeklede en spectaculaire optredens. In de Tweede Wereldoorlog zat ze bij het verzet, waarbij ze haar charmes en sterrenstatus slim gebruikte, onder meer door gecodeerde berichten verborgen in haar ondergoed naar Engeland te smokkelen. Na de oorlog zette ze zich in voor de rechten van Afro-Amerikanen.

De in 1937 tot Française genaturaliseerde Baker zag Parijs niet zozeer als een broodwinning, maar hield ook echt van de Franse hoofdstad. Daarover zingt ze in het uit 1930 stammende J’ai deux amours.

J’ai deux amours: mon pays et Paris
Par eux toujours, mon coeur est ravi
Ma savane est belle, mais à quoi bon le nier
Ce qui m’ensorcelle
C’est Paris, Paris tout entier

Dit eerbetoon aan Parijs verklaart de bijzondere band tussen Baker en de lichtstad, die uiteindelijk onlosmakelijk aan haar verbonden zou blijven. Ze werd misschien wel meer Frans dan Amerikaans, maar bezingt charmant hoezeer beide identiteiten altijd belangrijk voor haar zullen blijven. Een wijze levensles voor eenieder die hooghartig betoogt dat migranten maar snel even naadloos moeten assimileren. Je wortels zullen altijd onderdeel van je leven zijn. Tegelijk was Joséphine Baker Franser dan Frans. Ze zong Frans, trouwde een Fransman en zat in het Franse verzet. Bovendien was ze een boegbeeld van de Parijse culturele wereld. Een boegbeeld dat thuishoort in het Panthéon.

Keuze Wouter Boers: Serge Gainsbourg – Le Poinçonneur des Lilas (1958)

Gaatjes, gaatjes, altijd weer gaatjes

Als ietwat gemakzuchtige toerist ben ik een groot liefhebber van metro’s. Je daalt via een doolhof van trappen af naar een netwerk van tunnels waarin continu het gerommel van treinen klinkt en de verzengende hitte van de bovengrondse zomer niet doordringt. De stations zijn soms louche en schimmig en soms ware paleisjes, maar de ware beloning van een metrorit is dat je na luttele minuten in een heel ander deel van de stad weer boven de grond in het heldere zonlicht stapt, terwijl je ongezien onder gebouwen, boulevards en rivieren door bent gereden. Een onderbelicht (pun intended) deel van het metrosysteem is echter het personeel, dat ondergronds haar dagen slijt zonder ooit dat verblindende daglicht te zien.

Serge Gainsbourg brak in 1958 door met Le Poinçonneur des Lilas, waarin een poinçonneur, een kaartjescontroleur in de Parijse metro, de hoofdrol speelt. Deze baan hield in de jaren ‘50, zonder elektronische kaartjes en toegangspoortjes, niet meer in dan gaatjes knippen in metrotickets. Het kinderlijke, repeterende refrein speelt in op het saaie, eentonige werk:

J’fais des trous, des petits trous, encore des petits trous

Ondertussen droomt de hoofdpersoon van cruises naar Florida en rondreizen in de ongerepte natuur en zint op een manier om te ontsnappen aan de deprimerende donkere tunnels van het metronetwerk. Uiteindelijk concludeert hij dat de beste ontsnapping is om dan maar een gaatje in zijn hoofd te maken, zij het met een pistool. Een laatste gaatje, waarna hij in een groot gat gegooid zal worden waar hij nooit meer over gaatjes hoeft te praten.

Keuze Leendert Douma: John Cale – Paris 1919 (1973)

Nicest way of saying something really ugly

You’re a ghost, la la la la la la la la la

De Eerste Wereldoorlog was uitgevochten, maar had niks opgelost. Door Europa waarden nog steeds spoken rond. The continent’s just fallen in disgrace. Het Verdrag van Versailles, getekend in 1919, had zulke zware voorwaarden voor Duitsland dat het leidde tot nieuw populisme en extremisme. Enter Adolf Hitler. Hij voerde het gebroken Europa aan naar een nog veel gruwelijker oorlog.

En ergens in die roerige tijden treurt een man over zijn mislukte huwelijk. Bijna dagelijks komt zijn ex nog spoken in zijn kasteel. Just casually appearing from the clock across the hall. Een verontrustende setting! Het is surrealistische horror op elk niveau.

Wat een contrast met de muziek. Paris 1919 was an example of the nicest way of saying something really ugly, legde John Cale ooit uit in een interview. Zijn nummer is nog het best te omschrijven als Bee Gees (New York Miner Disaster 1941) meets Harry Nilsson (Mourning Glory Story) meets minimal music à la Steve Reich en Philip Glass. Avantgarde-componist en -violist John Cale – hij deed met zijn dwarse klanken The Velvet Underground tot grote hoogten stijgen, zat achter de knoppen bij Iggy & The Stooges en dirigeerde werk van LaMonte Young en John Cage  – maakte met Paris 1919 zijn meest poppy plaat ooit.

Het titelnummer wisselt statige vioolhalen in de coupletten af met een vriendelijk zwierend refrein, inclusief zingende vogeltjes in de brug. Het stuk heeft een romantische grandeur die het Château de Versailles doet verbleken!

Keuze Quint Kik: Yves Simon – Paris 75 (1975)

Waarom liet ik Frans vallen?

In de eerste helft van 2023 schreef ik voor ons platform een zesdelige reeks over ondergewaardeerde Franse popmuziek uit de jaren 60 en 70. Het even geniale als verontrustende Histoire De Melody Nelson (1971) van Serge Gainsbourg bleek een toegangsweg te zijn naar een Franrijk ver buiten de grenzen van de overbekende chansonklassiekers van Radio Tour de France en lesmethode On Y Va Tous.

Vorig jaar verdiepte ik me in Clothilde, Antoine, Zouzou, Michel Polnareff, Veronique Sanson en Nino Ferrer. Yves Simon had in dit rijtje zeker niet misstaan. Mijn vrouw kwam hem op het spoor via het nummer Raconte-Toi in haar Discover Weekly-playlist op Spotify. Simon leek goed te hebben geluisterd naar het meesterwerk van Gainsbourg en zijn partner-in-crime Jean Claude Vannier.

Zijn carrière kende een wat schizofreen verloop: van chansonnier naar schrijver van romans en tijdschriftartikelen en weer terug naar chansonnier. En weer terug naar schrijver: ofschoon weinigen in Nederland van hem zullen hebben gehoord, vielen zijn verdiensten op beide fronten goed in Frankrijk. Als singer-songwriter was hij beïnvloed door zijn held George Brassens en Bob Dylan.

Simons geprevel op Raconte-Toi maakte mij nieuwsgierig naar het gelijknamige album uit 1976. Het beluisteren daarvan deed me opnieuw verzuchten: waarom liet ik op de middelbare school het vak Frans vallen? Google Translate is toch wat anders dan de poëzie echt laten bezinken. Bij gebrek aan beter laat ik me dan maar meevoeren op de muziek van het licht psychedelische sluitstuk Paris 75.

Keuze Erwin Tijms: Motorbass – Les Ondes (1996)

Frisser dan de Seine

Een wat minder bekend verhaal over Parijs is dat van de invloed die het op dance heeft gehad. Iedereen kent Daft Punk wel, bijna iedereen weet dat ze uit Parijs komen, maar de scene die Daft Punk voortbracht, is een stuk minder bekend. Melodieuze techno, die midden jaren ’90 de dance flink opschudde en verfriste.

Een van de grotere, anno nu compleet vergeten en daarmee ondergewaardeerde acts was Motorbass. Iets ouder dan jonkies Thomas en Guy-Manuel waren ze. Philippe en Etienne van Motorbass waren zelfs nog van invloed op het geluid van Daft Punk en dat hoor je goed in een nummer zoals Les Ondes (oftewel de golven), van hun enige echte album Pansoul. Volgens de overlevering was het een van de grote, belangrijke albums in die scene. Filtertjes, stevige bas, echt het geluid van Parijs. De vooruitstrevende stad die het anders durft te doen.

Philippe Zdar van Motorbass kreeg later toch nog enige bekendheid, als een van de leden van Cassius, dat een hit had met het ook heel Parijse nummer Cassius 1999 in, u raadt het al, 1999. Maar de golven van Motorbass, die ontvingen ze in Parijs en ver daarbuiten.

 

Keuze Freek Janssen: La Oreja de Van Gogh – Paris (2000)

Je hoort er zonder twijfel Don’t Speak van No Doubt in terug

La Oreja de Van Gogh is poppy popmuziek uit Spanje. Popmuziek voor meisjes, zou je zelfs kunnen zeggen. Beetje wat HAEVN en Rondé in Nederland zijn.

Ik kan het weten want ik was ooit bij een concert. Het was 2001, ik studeerde in Sevilla en La Oreja de Van Gogh was een van die bandjes waarvan ik een gekopieerde cd had gekocht op straat. Dat gebeurde toen, ik ben er niet trots op.

El Viaje de Copperpot is wel echt een prima plaat. Maar super-mega-poppy. Hoogtepunt qua bubblegum-sound is La Reina de Pop. En Paris is het muzikale hoogtepuntje van het album: een liedje over herinneringen aan een verloren liefde, met natuurlijk ook die ene reis naar Parijs.

Je hoort er zonder twijfel (net als ik) Don’t Speak van No Doubt in terug.

Oh ja, ook een leuk feitje: de bandnaam betekent ‘het oor van Van Gogh’.

Keuze Joris van der Aart: Phoenix – 1901 (2009)

Ook van de Olympische Spelen kun je leren

Als je mij een maand geleden had gevraagd om een bijdrage over Parijs, dan was ik nooit op Phoenix uitgekomen. Niet omdat ik de band niet kende, maar ik associeerde ze gewoon niet met Parijs. Ten onrechte, bleek toen ik naar de sluitingsceremonie van de Olympische Spelen keek.

Want daar stonden ze, Phoenix, de ceremonie aan elkaar spelend. Oftewel, de eerste Parijse link! Maar er is meer… Want Phoenix mocht daar natuurlijk niet zomaar spelen, dat had een reden: Ze komen namelijk uit Versailles, een voorstad van Parijs. Connectie Twee!

Okee, leuk allemaal. Maar het nummer 1901, waar gaat dat dan over? Nou, over 1901 natuurlijk. Maar meer specifiek: de belle époque, een periode van welvaart voor de Eerste Wereldoorlog. Volgens zanger Thomas Mars was Parijs in 1901 beter dan in de huidige tijd en beschrijft het nummer dus eigenlijk een fantasie over hoe Parijs had kunnen zijn. En dat is dus de derde Parijse link!

Heel belangrijk uiteraard, die connecties met Parijs. Maar belangrijker: Luister het nummer vooral nog eens. Want 1901 is ook gewoon een lekker nummer om nog eens te draaien.

Keuze Marco Groen: Rammstein – Frühling in Paris (2009)

De serafijnse kus

Voor sommige mensen is Parijs een soort mythische plek. Het staat bij hen zo ongeveer synoniem aan romantiek en al het goede dat het bourgondische leven te bieden heeft. Het roept bij die lui eveneens het beeld op van jonge mensen die daar hun eerste schreden op het pad van de liefde zetten.

Deze onwaarschijnlijke afschildering van die stad brengt mij op camping Bakkum. Een plek die voor veel Amsterdammers een soort mythische plek is. Vraag aan Mokummers waar zij hun eerste wipje hebben gemaakt: het antwoord zal vaker dan gemiddeld Bakkum zijn.

Voor Duitsers is Bakkum natuurlijk wat minder vanzelfsprekend dan voor Amsterdammers. Misschien hebben ze er zelfs nog nooit van gehoord. Die blijven dus hangen bij Parijs. En dat is exact waar het nummer Frühling in Paris over gaat: een beetje bleue Duitse jongen heeft voor de eerste maal seks. Dat doet hij in de Franse hoofdstad en bestaat uit niets meer dan een pijpbeurt door een ervaren, Parijse hoer. Wat kan de liefde toch mooi zijn!

Hoe banaal het nummer ook is, Rammstein brengt het schitterend. Vooral de live-uitvoering in (uiteraard) Parijs roept bij mij het nodige kippenvel op. Het is een van die nummers die ik vrijwel altijd aanzet wanneer ik om drie uur ‘s ochtends mijn hut binnen kom wankelen.

Tijdens het geregistreerde concert in Parijs was het nummer de derde toegift van de band. Als ik de beelden zo bekijk, dan krijg ik de indruk dat een groot deel van het publiek al bij de kapstokken stond en werd vrijwel iedereen totaal verrast toen de eerste gitaartonen van Frühling in Paris te horen waren. De reactie vanuit hetzelfde publiek is prachtig: alle niet-Duitstalige songteksten worden enthousiast meegezongen. Het blijven immers Fransen.

Steeds om drie uur ‘s ochtends komt bij mij de volgende gedachte op: misschien is Frühling in Paris wel het mooiste nummer van Rammstein.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.