Het gebeurt niet extreem vaak, maar af en toe komt er wel eens muziek voorbij die vanaf de allereerste noot je aandacht grijpt, vasthoudt, en niet meer loslaat. Soms omdat een artiest een knettergoed nieuw album uitbrengt. Soms als ontdekking van een nieuw genre. Soms omdat je het op een memorabel moment luistert. En soms natuurlijk omdat het December is en de Snob 2000 door je luidsprekers knalt. Liefde op het eerste gehoor, kom maar door!
Keuze Tricky Dicky: David Bowie – Watch That Man (1973)
Voorbode
Natuurlijk kende ik Space Oddity; een klassieker waar geen sleet op zit. Maar ik leerde David Bowie pas echt kennen toen ik het album Aladdin Sane kocht van een platenbon die ik met Kerst gekregen had. Op dat moment kon ik er ook niets mee, want standaard namen mijn ouders ons mee op wintersport in Oostenrijk. Drie weken skiën met vrienden die ook elk jaar naar dezelfde plek kwamen. Bonus was de week voor de Kerstvakantie die ik vrij kreeg. Mijn vader gebruikte op school het excuus dat hij vanwege zijn werk alleen in die periode vrij kon krijgen. Nu had ik goede cijfers dus – zeker in die tijd – werd er niet zo moeilijk gedaan.
Eenmaal thuis vergat ik de platenbon totdat ik het pas in april in een boek als bladwijzer terug vond. En toen brandde het een gat in mijn hand. Snel op de fiets terug naar de platenboer en bij binnenkomst vroeg ik mijn vaste dealer wat nieuw was en absoluut niet mocht missen. Hij pakte dus Aladdin Sane van de plank; The Jean Genie kende ik al dus de koop was snel gesloten. Thuis heel keurig kant A opgezet. Gelukkig, want waar ik soms overdwars was had Time me waarschijnlijk veel minder gegrepen. Grappig dat dit lied na jaren uiteindelijk mijn albumfavoriet zou worden, maar het was Watch That Man dat direct mijn aandacht greep.
Aladdin Sane (oftewel A Lad Insane – een gestoorde jongen). Dat verwijt kreeg Bowie over zich heen van NME editoren die stelden dat het hele album te snel geschreven, te snel opgenomen en te snel gemixt was. Onzin en waarschijnlijk vergeleken ze het met Ziggy Stardust. Zinloos, want Aladdin Sane is gewoon een heel ander album van de kameleon. Het openingsnummer is dus Watch That Man. Snoeihard met gillende keukenmeiden op de achtergrond. Smerig gitaarwerk met lichtvoetig pianospel. De live-uitvoering is directer en wordt ietsje sneller gespeeld, maar beiden geven de toon van het album aan. Bowie schreef het nadat hij twee concerten van New York Dolls had gezien. The Dolls waren min of meer het antwoord op de Britse glamrock en Bowie wilde hun geluid emuleren. Toen RCA het lied hoorde wilde ze meer van Bowie’s stem horen en vroegen hem om een nieuwe mix te maken. Bowie vond het overbodig, maar deed het toch maar. Een paar weken later kreeg hij een berichtje dat ze toch liever de originele uitvoering hoorden.
Overigens heeft Britse zangeres Lulu het ook opgenomen als de flipzijde van haar Top 3 hit The Man Who Sold The World. Die uitvoering doet ze (met hulp van Bowie) prima, maar Watch That Man is een echte verkrachting. Haar stem is te schel en te zwak hiervoor.
Keuze Alex van der Heiden: Queen – The Prophet’s Song (1975)
In de grijze Simca
Mijn zwager (de man van mijn oudste zus) nam mij op een zomerdag mee in zijn Simca 1100. Het vehikel was grijs met oranje sportstrepen en voor een grijpstuiver gekocht tezamen met een andere Simca die voor mijn andere zwager bestemd was. Het was in de beginjaren tachtig en ik zal acht of negen jaar geweest zijn (uw conclusie dat ik een nakomer ben is juist). Het bewuste ritje op die zomerdag voerde naar het strand van Hoek van Holland en de geluidinstallatie was misschien wel het best werkende onderdeel van de hele auto. Mijn zwager zette een cassettebandje op met Queen en ik herinner mij nog precies waar we reden toen er een geweld aan stereo-effecten de auto in bulderde:
Now I know, now I know
Now I know, now I know
Now I know, now I know
Now I know, now I know
Now I know, now I know, now I knowWoah, woah, woah, woah, woah, woah, woah, woah
Listen to the wise, listen to the wise, listen to the wise
Listen to the wise, listen to the wise man
Ik was helemaal overweldigd door deze Prophet’s Song en het nummer stond direct in mijn geheugen gegrift. In mijn pubertijd heb ik de elpee A Night At The Opera van dezelfde zwager gekregen en heb ik The Prophet’s Song helemaal grijs gedraaid. Het is vanwege het grote succes van dat andere werkje op deze plaat misschien wel het meest ondergewaardeerde nummer dat bestaat. Ik ben ook van mening dat dit nummer nog veel briljanter in elkaar steekt dan de Bohemian Rhapsody, maar oordeel zelf (voor zover u deze parel nog niet kende). De meerstemmige opnames van Mercury komen dan weer uit de linkerspeaker, dan weer uit de rechter en dat komt heel goed tot zijn recht in een auto en blies destijds het lagere schooljongetje compleet omver.
Op de één of andere manier heb ik vaak hele actieve herinneringen aan liedjes die ik voor het eerst hoorde in een auto. Misschien wel omdat er in die kleine ruimte geen ontkomen aan is en je de muziek ook op ieder gewenst volume kan afspelen. Andere eerste herinneringen in de auto zijn Pixies, Bronski Beat, Hannelore Bedert en Mylou Frencken.
Een jaar of drie geleden reed ik met mijn toen nog zesjarige zoon ergens naartoe en ik had ‘gewoon’ radio 2 aanstaan. Hij veerde op bij het horen van Smells Like Teen Spirit en vroeg met heel veel enthousiasme en bewondering:
Papa wie is dit?
Je hoort Nirvana jongen
Wooh, ik vind meneer Vana écht heel mooi
Ik maakte de autorit af met een brede grijns in het besef dat hier iets aan het voortbestaan is.
Keuze Leendert Douma: Tom Waits – Clap Hands (1985)
Midnight-hour-moment
De spannendste dingen gebeuren in de nacht. Ook op de radio. Dat is al jaren zo…
Het was 1985. Ik was zestien jaar. Het was donker in mijn kamer en de radio stond aan. Het was even na middernacht. Hoe het programma heette, weet ik niet meer. Ik herinner me wel de deejay: Jan-Douwe Kroeske, maar dat doet er eigenlijk niet toe. Ik viel middenin zijn show en hoorde de plaat niet aangekondigd worden. Of ik lette eerst niet op.
Vanuit de donkerte hoorde ik ineens een bel en toen een geheimzinnig loopje op de marimba. Ik spitste mijn oren! Hele vreemde percussie stroomde via de speakers mijn kamertje in. Unheimisch en in een loom ritme. En toen klonk er een stem zoals ik nog nooit had gehoord. Als raspend, spugend schuurpapier.
Sane, sane, they’re all insane, fireman’s blind, the conductor is lame
A Cincinnati jacket and a sad-luck dame
Hanging out the window with a bottle full of rain
Clap hands, clap hands, clap hands, clap hands
Wat was dit gek! Wat was dit gaaf! Het kippenvel stond op mijn armen en ik geloof dat ik minutenlang vergat te ademen. Het was een gitaarsilo die, hoe abstract ook, mij weer een beetje terug in de kamer bracht. Maar die stem was nog niet klaar…
Shine, shine, a Roosevelt dime
All the way to Baltimore and running out of time
Salvation army seemed to wind up in the hole
They all went to heaven in a little row boat
Clap hands, clap hands, clap hands, clap hands
Clap hands, clap hands, clap hands, clap hands
Ad infinitum.
Daarna zette ik de radio uit. Ik kon alles even niet meer bevatten. Ik bleef met veel vragen zitten. Vooral die ene. Wat had ik in godsnaam gehoord?
Pas een half jaar later kwam ik er achter wie Tom Waits was. Het was een tijd waarin ik de jaarlijstjes van OOR-journalisten spelde en naar Pols Platenbar rende om de albums te beluisteren. Dat mocht altijd van de vriendelijke verkoopster daar. Zij had wel lol in zo’n puber die de Goede Smaak ging ontdekken. Hoe dan ook: Rain Dogs van Tom Waits stond op 1 en ik ging luisteren. Eerst het nummer Singapore, ik begon al wat te vermoeden. Toen het tweede numm… HUH? Die marimba! Dat was die plaat van middernacht. Eindelijk had ik mijn midnight-hour-moment weten thuis te brengen.
Die vlinders in mijn buik – vele vlinders van vervreemding, verontrusting, verwondering, vervoering, verliefdheid en vooral verbazing – voelde ik vier keer in mijn leven bij een liedje op de radio. Dat was kort nadat in 1980 Ashes To Ashes van David Bowie uitkwam, dat was bij Clap Hands in 1985 en dat was in 1995 bij Hell Is Round The Corner van Tricky. En met terugwerkende kracht bij Lieber Honig van Neu! uit 1972.
Gaat dat nog een keer gebeuren? Vast wel. Maar niet meer op de radio, ben ik bang. Daar zijn de midnight-hour-moments een beetje opgedroogd.
Keuze Annemarie Broek: Traveling Wilburys – Handle With Care (1988)
Imitatie
Het was in de nadagen van mijn ambtelijke carrière. Een slecht verlichte en verwarmde ruimte van een statig woonhuis. Kantoor aan huis, heette dat. Een kenau van een inspectrice voor wie ik soep maakte en eenvoudige adviesjes moest uittypen. Gelukkig dat er op korte termijn uitzicht was op een echt rayonkantoor met allemaal collega’s, een chef de bureau en een betere baan. Maar ik zat daar meestentijds in mijn eentje dus kon ik rustige onder het werk naar de radio luisteren.
Vrijdagmiddag tegen vijven op een druilerige donkere novembermiddag met de radio aan. Plotseling hoorde ik de stem van George Harrison? Nee, het leek meer Roy Orbison. Wacht even: was dat niet Bob Dylan? Totale verwarring.
Ik had niets gehoord of gelezen over nieuw werk van George Harrison, dus nee… dat kon hem toch niet zijn. De naam van die groep kreeg ik later pas te horen, maar zei me niets. Traveling Wilburys, een familiebandje. Leuk dat dit bandje à la Stars On 45 zo goed Harrison, Orbison en Dylan kon imiteren. Zelfs de acteurs in de clip leken op de echte zangers.
Keuze Remco Smith: Pere Ubu – Goodnite Irene (1991)
Een woensdag op een boerenweggetje
Liefde op het eerste gehoor vindt toch vooral in de auto plaats. Zo kan ik mij nog precies herinneren waar ik was toen ik voor het eerst Somebody Told Me (in de file onderweg naar een aannemer in Bergeijk) en Little Lion Man (naar het hoofdkantoor van Bouwend Nederland in Zoetermeer) hoorde. Frustratie: als je een liedje hoort, overeind veert, absoluut wilt weten wat het is en de normaal gesproken door iedere liedje heen lullende DJ vergeet het liedje af te kondigen. Shazam helpt tegenwoordig, maar dat haalt ook wel een beetje van de frustratie maar daarmee ook de magie weg.
Ik zal een jaar of 17 zijn geweest. Ik zat bij mijn ouders in de auto, dat weet ik zeker en we reden vanuit Vriezenveen voorbij Wierden. Normaal gesproken rijden we dan over de provinciale weg richting Zwolle, maar in dit geval staat mij helder voor de geest dat we vanwege een omleiding, wegwerkzaamheden of zo, over een smal binnendoor weggetje moesten richting Rectum (zo heet dat gehucht van vier boerderijen echt). Het was woensdag want De Moordlijst stond op. De start van de VPRO-middag, gepresenteerd door Lux Jansen. De mazzel zal zijn geweest dat de radio min of meer per ongeluk op Hilversum 3 stond, alternatieve muziek was niet aan mijn ouders besteed. Vroeger moest je dan via een draaiknopje naar een andere zender. Met een beetje pech zat je dan steeds net naast de zender met veel storing en gekraak als gevolg en was dat de reden dat mijn pa de radio maar op dezelfde zender heeft gelaten.
Ergens op die woensdag, in de auto op dat boerenweggetje, hoorde ik voor het eerst Pere Ubu. Ik had er in de OOR al wel wat over gelezen. Avant garde en zo, niet meteen wervend. Maar daar tussen de weilanden werd ik geraakt door de vreemde wat overslaande stem van zanger David Thomas, het heel fijn beukende refrein (It’s my calling and I’m falling) en de bijzondere arrangementen. Bevreemdend en meteen ontzettend vertrouwd.
Keuze Marco Groen: Portishead – Western Eyes (1997)
Heerlijk mistroostig
Het zal in 1997 of 1998 geweest zijn dat ik thuis zat bij een dame op wie ik eigenlijk stiekem nogal verkikkerd was. Een nogal onhandige emotie, daar de vrouw in kwestie absoluut geen amoureuze gevoelens voor mensen van mannelijke kunne in haar systeem had zitten. Bovendien had ze een vriendin, maar het nadeel van gevoelens is dat je er eigenlijk niet zoveel aan kan doen. Ik was vooral geïntrigeerd door haar volkomen unieke levenshouding, bijzondere gedachtegangen en zeer haar specifieke gevoel voor humor. Daarbovenop kwam nog haar (voor mij) excentrieke muzieksmaak. Veelal ging het (vanuit haar perspectief) om uithangborden van de sterke, onafhankelijke vrouw: Melissa Etheridge, PJ Harvey en – een band waar ik nog nooit van gehoord had – Portishead.
Net zoveel als ik op dat moment wist van Portishead, had ik kennis van triphop, een genre dat haaks stond op mijn muzieksmaak van die tijd. In de jaren ’90 luisterde ik bij voorkeur voornamelijk naar pokkeherrie. En toen hoorde ik bij bovengenoemde dame thuis de band Portishead. Dit was een ervaring die dusdanig origineel en bevreemdend was dat ik geen andere keuze had dan om mezelf erin te verdrinken. Portishead, het gelijknamige album van de band, was binnen de kortste keren niet meer uit mijn CD-speler te slaan. Later kreeg het album concurrentie van werk van Massive Attack en Moloko. Toch bleef Portishead favoriet. Het was een beetje een venster naar een andere wereld. Een wereld die ik tijdens een kort verblijf in Bristol (de hoofdstad van de triphop) om een of andere reden volkomen gemist had. De muziek van Portishead is duister, zwartgallig en melancholisch. Allemaal prima eigenschappen die nog eens extra benadrukt worden door het bijna absurd gevoelige stemgeluid van zangers Beth Gibbons. Bij vlagen is ze hysterisch à la Roger Waters, hoewel zij een stuk meer genuine overkomt dan de volkomen ontspoorde voormalige bassist/zanger van Pink Floyd. Zelf noemt Gibbons Nina Simone, Janis Joplin en zelfs Bono als bron van inspiratie voor haar manier van zingen.
Het album Portishead is een album dat vrijwel in zijn geheel goed is, wat het lastig maakt om een nummer ervan uit te lichten. Het moment van nu heeft bepaald dat het Western Eyes wordt. Qua merkwaardigheid is het nummer kenmerkend voor het album; het bezit alle eerdergenoemde eigenschappen, aangevuld met de elementen die het een typisch triphop-nummer maken. Het idee erachter is ook typisch ‘des Portishead’. Waarschijnlijk komt de titel van het boek Under Western Eyes van Joseph Conrad. U weet wel; de schrijver van Heart Of Darkness, het werk waarop de film Apocalypse Now op gebaseerd is. Conrad heeft ooit laten weten dat zijn boek gaat over …the irrationality of life, the opacity of character,the unfairness with which suffering is inflicted upon the innocent and poor and the careless disregard for the lives of those with whom we share existence. Het zou zomaar een karakteristieke tekst van Portishead kunnen zijn.
Keuze Lenny Vullings: Ichiko Aoba – はるなつあきふゆ (2013)
Een onbegrijpelijke droom
Liefde op het eerste gehoor is een interessant onderwerp voor een blog. Er zijn een aantal momenten die ik uit mijn muzikale verleden kan plukken waarbij de vondst van nieuwe muziek centraal staat, maar meestal herinner ik me de muziek in kwestie minder goed dan het gevoel wat het teweeg bracht. Ik weet nog dat ik voor het eerst It’s All Over Now, Baby Blue van Bob Dylan hoorde en wist dat ik gitaar wilde leren spelen, of dat ik Black van Pearl Jam hoorde en wist dat ik verliefd kon worden op muziek. Maar herinner ik de muziek in deze gevallen nog? Nee, ik herinner me de impact; de revolutie.
Een nummer wat ik me wél nog precies kan herinneren, is はるなつあきふゆ van Ichiko Aoba. Ik wilde mijn Westers-georiënteerde visie verbreden en zocht bij willekeur Japanse muziek op, en na enkele online omzwervingen vond ik ergens een aanbeveling voor Ichiko Aoba. Deze aanbeveling bleek een gouden tip tijdens een lange treinreis, waar onder een vroege lentezon de landschappen tussen Utrecht en Den Bosch hun perfecte soundtrack kregen. De dromerige muziek van Aoba, gedragen door niets meer dan een akoestische gitaar en een hese, hoge stem veranderde het glooiende land kortstondig in de setting van een Ghibli-film, waar Porco Rosso zo overheen komt vliegen als je maar lang genoeg wacht en goed genoeg kijkt. Voor 6 minuten en 21 seconden heerste er een serene vrede, die ik door een treinraampje mocht meemaken.
En zo vlug als het was gekomen, zo vervluchtig bleek de muziek. Na afloop had het landschap weinig meer over van een sprookje, en was het album afgelopen.
Dit nummer is uitgegroeid tot één van mijn absolute favorieten, en het behoudt nog steeds deze vloeibare droom, die zo door je vingers glijdt als je niet oppast. Ik heb geen idee wat de titel betekent of waar zij zo prachtig over zingt, en waarschijnlijk zal ik het ook nooit weten. Ik hoef het ook niet te weten; het zou enkel afbreuk doen aan mijn percepties en interpretaties van deze schitterende muziek. In dat opzicht wordt はるなつあきふゆ nog meer als een droom: zolang het er is, is het prachtig en begrijpelijk, zodra het weg is, is het een herinnering en een vraagteken. Gelukkig kun je – in tegenstelling tot de meeste dromen – altijd meteen terug naar deze droom door het gewoon nog eens op te zetten. En het faalt nooit. Het blijft een onvatbaar, droomachtig, muzikaal sprookje.
Keuze Noah Lefébure: Donna Missal – Keep Lying (2015)
Stripper pop
Maar 55% van de mensen ter wereld kan kippenvel krijgen van muziek en ik hoor helaas bij de 45% die dat niet kan, dat maakt dit nummer alleen maar specialer voor mij. Ik zat eind 2017, toen ik nog op de middelbare school zat, bij mijn huiswerkbegeleiding lekker te leren voor een aankomende geschiedenis toets. Ik werk altijd met muziek, zodat ik niet afgeleid kan worden door geluiden om me heen, vooral daar, omdat je daar in een ruimte zit met soms wel een stuk of 9 á 10 man.
Macklemore, die ik toen heel leuk vond, had net zijn album Gemini uitgebracht en dat stond aan. Op een gegeven moment kwam het nummer Over It voor de zoveelste keer voorbij en toen viel mij voor de eerste keer de achtergrond stem op. Het was de feature van het nummer: Donna Missal. Ze had een enorm krachtige stem, bruisend met emotie. Ik vond dat ze een hele gave stem had, maar door de productie van het nummer viel ze niet zo enorm op. Ik besloot toen even naar haar eigen muziek te gaan luisteren en hoewel dat op dat moment een slecht idee was voor mijn huiswerk voortgang, is het nog steeds DE beste muzikale vondst die ik tot nu heb gedaan en ik zie dat niet snel veranderen.
Ik klikte op het nummer Keep Lying, wat ze in 2015 had uitgebracht. Ze had pas vier nummers in totaal op haar Spotify-pagina staan en niet veel maandelijkse luisteraars. Vanaf het eerste moment dat haar stem in het nummer te horen was sloeg ik dicht. Het greep mij zo diep. Hoewel ik geen kippenvel kan krijgen, had ik wel een hele andere fysieke reactie. Ik begon spontaan te trillen vanaf het refrein en ik kon me nergens anders meer op concentreren. Een zin recht opschrijven in mijn schrift was niet meer mogelijk en ik had nog twee uur daar door te brengen die dag. Het nummer ging per direct op repeat en ik heb de rest van de dag alleen nog maar doelloos naar mijn geschiedenis boek gestaard, in de hoop dat mijn samenvatting zichzelf ging schrijven terwijl ik zat te genieten van de mooiste stem die ik in mijn leven heb gehoord.
Ze wisselt probleemloos tussen een zwoele, nonchalante toon naar kracht, woede en emotie in haar scheurende stem. Haar hele eerste album knalt binnen met haar eigen stijl die ik moeilijk te beschrijven vind. Het heeft hier en daar wat dreampop klanken, maar het heeft ook blues, rock en vooral soul karakteristieken. Zelf beschrijft ze haar muziek als stripper pop en hoewel dat misschien klinkt als een vreemd genre, kan ik die keuze wel begrijpen. Tot op deze dag is er geen enkele andere artiest geweest die zo een impact op mij heeft gehad als Donna Missal, specifiek met dit nummer. Ik wacht nog steeds geduldig de dag af dat ik haar, na vijf jaar, eindelijk een keer live kan zien en hopelijk dat gevoel nog een keer kan krijgen.
Keuze Jasmijn Godding: Kerala Dust – Untitled (Late Sun) (2017)
Untitled (Late Sun) in het ochtendzonnetje
Hoewel ik met dit battle-onderwerp op de proppen ben gekomen moet ik eerlijk bekennen dat mijn ‘liefde’ op het eerste gehoor vaak te vergelijken is met de gemiddelde pubertijd-romance; het vuur dooft na een maandje of 2-3 weer uit. De muziek waar ik naar blijf luisteren heeft over het algemeen enige tijd nodig om te landen. Er zijn echter uitzonderingen, waar de omgeving, het tijdstip of de mensen zorgen dat een nummer meteen op een onvergetelijke manier raakt. Voor deze blog neem ik jullie daarom mee naar een herinnering uit het halfjaar dat ik in Maastricht full-time in een kroeg werkte. Mijn favoriete diensten waren ochtenddiensten op rustige dagen, als je in je eentje de hut opende en de stad langzaam wakker werd. Met vaste gasten die koffie kwamen drinken. Zonder haast en met goeie muziek.
Dat laatste was nog best ingewikkeld, aangezien de kroeg in kwestie een redelijk vercrackt muzieksysteem had. Het bestond vooral uit (voormalig) bekende nummers die als een bij elkaar geraapt zooitje in playlists waren geduwd. Zo kon in de standaard playlist die elke ochtend aanging Shangri-La van Gerard Joling opgevolgd worden door Comfortably Numb van Pink Floyd, waarna dan Eye Of The Tiger van Survivor voorbijkwam, enzovoorts. Ik heb die ochtenddiensten dan ook hard gewerkt om het systeem op te schonen en aanvaardbare playlists te formuleren. Op een zonnige lenteochtend was ik in de stemming voor rustige elektronische muziek en wilde ik onder andere iets van het Londense trio Kerala Dust luisteren. Uiteraard waren de liedjes die ik al eens van hen voorbij had horen komen (specifiek Nevada) onvindbaar op het systeem, maar om een onverklaarbare reden stond er wel een veel minder bekend nummer van het EP’tje Late Sun tussen: Untitled (Late Sun). Hoewel het eerder bedoeld is als muziek voor late avonden in grote steden of op uitgestrekte vlakten was ik toen ik er in het Maastrichtse ochtendzonnetje voor het eerst naar luisterde meteen verkocht.
Kerala Dust refereert zelf naar hun muziek als het resultaat van een jeugd met het geluid van Can, The Velvet Underground en Tom Waits, aangevuld met wazige ochtenden in nachtclubs. Deze verschillende inspiratiebronnen combineren ze door muziek te maken die elementen van zowel techno als blues en psychedelische rock verenigt. Het concept an sich is al briljant, en het is ook nog eens verdomd goed uitgevoerd. De eerste keer dat ik naar Untitled (Late Sun) luisterde was ik vooral geïntrigeerd omdat het iets helemaal nieuws was dat heel goed paste bij wat ik op dat moment wilde horen. De reden dat ik het daarna nog meer ben gaan waarderen is dat het techno als genre vanuit een nieuw perspectief benadert. Ik zou heel graag meer van techno willen houden dan ik daadwerkelijk doe en hoewel ik begrijp dat mensen energie kunnen halen uit een vette beat en de opbouw naar een drop, word ik er niet snel in meegezogen. Untitled (Late Sun) maakt het genre op een alternatieve manier toegankelijk met de beat en drops van een techno-plaat, maar aangevuld met psychedelische, blues achtige gitaarrifjes en tekst die richting een mix van psychedelica en folk gaan. Door op verschillende manieren te luisteren kun je soms meer meegetrokken worden in de ‘tension and release’ van de techno elementen uit het nummer, maar kun je ook op andere melodieën en teksten focussen, waardoor het veel minder snel repetitief of saai wordt.
Het combineren van techno (of andere elektronische genres) met traditionelere genres is denk ik een veelbelovende nieuwe invalshoek, waaruit muziek kan voortkomen die zich leent voor uiteenlopende omgevingen, tijdstippen en mensen. Ik kan niet wachten om te horen hoe dergelijke genres zich de komende jaren gaan ontwikkelen, en welke verborgen pareltjes er nog te ontdekken vallen.
Keuze Freek Janssen: Sophia – Perfume (2021)
Ik had gewild dat meer mensen haar op dat moment op de radio hadden gehoord
Ik wil hier even een lans breken voor de radio. Er is geen medium waar ik zo veel aan te danken heb, qua ontdekken van nieuwe muziek, als de radio. Okay, Spotify heeft ook veel gebracht. Maar wat het mooie is aan de radio is dat je er muziek ontdekt die andere mensen op dat moment ook ontdekken. En mooi gaan vinden.
De laatste jaren zitten we allemaal een beetje in onze eigen muziekbubbel. Heck, Ondergewaardeerde Liedjes is zelf eigenlijk een bubbel. In onze perceptie kunnen artiesten belangrijk of groot zijn, terwijl de buitenwereld ze niet of nauwelijks kent (op dit moment Black Midi, bijvoorbeeld).
Niet dat de hoogtijdagen van de radio ideaal waren – er kwam ook veel rommel vandaan – maar ik mis nog weleens dat ik Mumford & Sons voor het eerst hoor, denk ‘wauw’, en dat anderen dat dan ook meemaken, en ook denken ‘wauw’, en dat de band vervolgens ineens een mega-dingetje is.
Eerder dit jaar: op NPO Radio 2 draaiden ze Perfume van Sophia. Ik smolt. Opzoeken op Spotify en Google, ze blijkt mee te hebben gedaan aan The Voice of Holland. Daar knapte ik al bijna op af, totdat ik Sophia nog een paar keer ging luisteren en het een retegoed nummer bleef. Origineel, niet per se; Perfume had zo begin jaren zeventig uitgebracht hadden kunnen worden in de tijd van Don McClean, Jim Croce, de eerste hits van Elton John.
Maar toch. Móói!
Perfume werd geen hit en dat is jammer. Ik zag haar onlangs nog bij Mathijs Gaat Door; ze was goed, ze zong mooi, ze ontroerde. En ik had gewild dat meer mensen haar op dat moment op de radio hadden gehoord.
Foto: Luis Alvarez Marra