In 4VWO begon geleidelijk mijn belangstelling voor hitparade-muziek te verflauwen. Dat jaar (1989-1990) liep ik nog wel de deur plat bij Videotheek Bakker om voor één piek per stuk de laatste CD-singletjes te huren (zelf aanschaffen was met ƒ 15,95 onbetaalbaar): het voorzichtige begin van commerciële house met Dirty Cash (Money Talks) en Adamski met Seal. Een Top 40-krantje afhalen bij Van Leest had zijn magie verloren, MTV had Eindhoven weten te bereiken en maakte me half krankzinnig door ieder uur Still Got The Blues van Gary Moore voorbij te laten komen. In het najaar zond de muziekzender echter een ‘video top 100 aller tijden’ uit, met hits uit het begin van de jaren ’80 die ik half bewust had meegekregen: Kids In America, The Message, Fade To Grey en Tainted Love.
In mijn oren verworden tot doorsnee bruiloftskraker, maar die hernieuwde kennismaking met Soft Cell riep toen nog andere emoties op. Een aanstekelijk refrein vergezeld van een duistere ondertoon, die ik 1-2-3 niet kon plaatsen. De wanhopige uithalen van de zanger, dat vinger wijzende koor (wooo… hoohoooo) en die besnorde nerd achter stapels synthesizers die erop los ploinkten en sisten. Tears Run Rings had ik een paar jaar eerder als trouwe volger van de Top 40 weliswaar meegekregen, maar de link met het voorland van zanger Marc Almond had ik niet gelegd. Bij de bibliotheek leende ik een verzamel The Singles, waar ook die andere Nederlandse hit op te vinden was: Torch. En niet te vergeten die prachtige fakkelballade, die het bij ons nooit had gehaald: Say Hello, Wave Goodbye.
Die laatste is samen met Tainted Love ook te vinden op het debuut Non-Stop Erotic Cabaret, met die hoes waarop de heren je aankijken vanuit een donker steegje, hooguit beschenen door wat neonlicht. Het album klinkt precies zoals het eruit ziet: groezelig en goedkoop, alle muziek komt uit een kastje. Bewust modelleerde Soft Cell zich naar het type karaoke-act dat je ook wel aantrof op de pier van een beetje Engelse badplaats (waar de heren waren opgegroeid). Eenmaal beland in de hoofdstad keken ze hun ogen uit en wijdden zich aan de soundtrack van de Londense onderbuik. Je kunt het je haast niet voorstellen nu de projectontwikkelaars het er voor het zeggen hebben, maar Soho was vroeger een aaneenschakeling van pornovideotheken, peepshows en bordelen (waar je zomaar tegen die sexdwarf aan kon lopen, waar ik onlangs over blogde op mijn facebookpagina).
Op het succes van Tainted Love volgde tripjes naar New York, waar de heren zich vol overgave storten in het nachtleven. Net als Soho viel het Manhattan van de jaren ’80 niet te vergelijken met de hedendaagse, gecultiveerde werkelijkheid. Al de eerste de beste dag werd Marc op straat beroofd, in Studio 54 werden er drugs in zijn drankje gedaan. Op slag verliefd waren ze niettemin, maar al die verleiding betekende weinig goeds voor de band. Het profetisch getitelde tweede album The Art Of Falling Apart was een veeg teken. Een doelbewuste poging tot commerciële zelfmoord: tussen de nummers over gewelddadige en kansloze seks viel geen hit van het kaliber Tainted Love te bekennen.
Althans, dat dacht ik, tot ik in oktober 2019 door mijn vrouw werd meegenomen naar een concert van Marc Almond in Tivoli. Tussen de solohits door speelde hij verschillende nummers van Soft Cell, waaronder het verrassend sterke Heat. Wat mij betreft is dit het onbetwiste prijsnummer van The Art Of Falling Apart, als album een waardige, doch ondergewaardeerde opvolger. Een, die je als liefhebber van Electropop gehoord moet hebben.