Een beetje man kan geen twee dingen tegelijk. Dat geldt voor de meeste vrouwen overigens ook. Een muziekinstrument bespelen en tegelijkertijd zingen: ik geef het je te doen. Zelfs luchtgitaarspelen en zingen tegelijk blijkt nog niet eenvoudig.

Drummers die zingen, zangeressen en zangers die drummen, het is fascinerend om te zien. Dat was al bij Levon Helm in The Band, dat was al bij Don Henley bij Hotel California en dat was al bij Phil Collins. Maar ook in het ondergewaardeerde segment zitten specialisten. Welke drummers zijn geweldige zangers? Welke zangeressen en zangers kunnen een best moppie drummen?

Keuze Annemarie Broek: The Honeycombs ft. Honey Lantree – Have I The Right (1964)

De drummer uit de kapsalon

Honey Lantree werkte anno 1963 in een kapsalon waar toevallig een drumstel stond. Voor de grap probeerde zij erop te spelen en dat ging zo goed, dat ze meteen bij de band werd ingelijfd. Die heette The Sheratons, maar ter ere van het nieuwe bandlid werd dit veranderd in The Honeycombs. Al snel kwamen zij onder contract bij Joe Meek, een excentrieke producer die al verschillende hits had geproduceerd, zoals Telstar, een nummer van The Tornado’s. Dit zit vol elektronische effecten en scoorde zeer hoog in de hitparades over de hele wereld.

Voor de eerste en grootste hit van The Honeycombs werden ook heel wat trucs uitgehaald. Klein voorbeeld: de tape werd ter wille van het effect iets versneld en min of meer willekeurige onderdelen van het huis werden gebruikt om andere bijzondere effecten te creëren. Het gevolg was wel, dat het nummer niet live uitgevoerd kon worden. Vaak wordt vanwege de toonhoogte gedacht dat Honey dus de zangpartij voor haar rekening had genomen, maar dat zou pas later in de carrière van de band gebeuren. Have I The Right was een compositie van de heren Howard en Blaikley, die zich iets later met veel meer succes zouden ontfermen over de groep Dave Dee, Dozy, Beaky, Mick and Tich.

Overigens had het publiek het maar moeilijk met deze drummer. Ze werd meestal niet serieus genomen, men vond drummende dames ordinair, ze moest maar liever gaan zingen en enkele keren werd zij ook door het publiek agressief benaderd. De carrière van de groep eindigde bij de dood van Joe Meek. Enkele jaren later werd de band heropgericht maar mocht nooit meer zo succesvol zijn als in hun eerste dagen.

Keuze Remco Smith: The Dick Carpenter Trio – Dancing In The Streets (1968)

Drumsolo’s verboden, behalve voor Karen Carpenter

Manman wat heb ik een zwak voor Karen Carpenter. Een stem zo teder, zo fragiel. De muziek van The Carpenters is eigenlijk te zoet, maar dankzij Karen is de muziek van The Carpenters mij ontzettend dierbaar. Close to You, We Only Just Begun, echt in mijn hart is een speciaal plekje voor deze prachtige muziek.

Karen Carpenter zag zichzelf eigenlijk in de eerste plaats als een drummer, had haar broer Richard ooit laten weten. Vanwege de populariteit van haar stem moest zij (niet geheel naar eigen genoegen) steeds meer vooraan op het podium staan. Haar echte liefde ging uit naar de drumkit. En zij was ook nog eens een ontzettend goede drummer. Ga eens zoekmachine-en naar “Karen Carpenter vs John Bonham” en je komt het bewijs van de waardering voor haar drumkwaliteit in ruime mate tegen. Mensen die in alle ernst Karen met het beest van Led Zeppelin vergelijken.

Kijk eens naar onderstaand prachtfilmpje waarin Karen, 18 op dat moment, zich zelfs waagt aan een drumsolo. Nou heb ik een gruwelijke hekel aan drumsolo’s, maar Karen Carpenter mag dat.

Keuze Hans Dautzenberg: The Band – Up On Cripple Creek (1969)

The American in The Band

Nooit eerder had ik een drummer zien zingen, tot ik Stewart Copeland (The Police) de achtergrondzang bij Roxanne zag doen. Van achter zijn drumstel verrekt hij bijna zijn nek om de microfoon – tevens handdoekrekje – schuin boven hem te bereiken. Laat ik nou altijd gedacht hebben dat tegelijk drummen en zingen héél moeilijk is. Waarom zie je het anders zo weinig?

De man waarover ik het hier wil hebben ziet dat anders. Hij legt in deze video uit dat het drummen hem juist helpt bij het zingen. Levon Helm, the American in The Band, is een van de weinige artiesten die zowel de drumsticks als de microfoon meesterlijk hanteert. Zijn soepele drumwerk cum krachtige zang geven veel nummers van de groep hun karakteristieke sjeu.

Na(ast) zijn werk met The Band heeft Helm ook een mooie solocarrière opgebouwd. Albums als American Son (1980) en Electric Dirt (2009) tonen zijn veelzijdigheid. Daarover gesproken: de man acteerde ook nog. Hij speelde onder meer de vader van Loretta Lynn in de film Coal Miner’s Daughter.

Eerder schreef ik over het eveneens door Helm gezongen The Night They Drove Old Dixie Down. Dit keer een andere highlight waarin hij schittert: Up On Cripple Creek. Een opname uit de Ed Sullivan Show. Let en passant vooral ook even op de onvolprezen Garth Hudson die hier, drie jaar vóór Stevie Wonder’s Superstition, met clavinet het nummer pepert met een lekkere funky riff.

Keuze Quint Kik: The Velvet Underground – I’m Sticking With You (1969)

Lijm

In een blog over de Velvet Underground van vorig jaar refereerde ik aan haar als de menselijke metronoom. Wie begin deze eeuw onder de indruk was van Meg White verwijs ik grif naar de oerbron: Maureen ‘ Moe’ Tucker. De enige constante op de vijf studioalbums die de invloedrijke band in zijn korte carrière voortbracht. Haar onverstoorbare drumpartijen waren even legendarisch als essentieel.

Ga maar na: terwijl de andere bandleden de onbedwingbare neiging hadden op het podium te ontsporen, koos Moe er bewust voor de boel bij elkaar te houden. Op YouTube vond ik een documentaire van een fan die zo ver ging als haar drumstijl uit te pluizen. Muziekcriticus Robert Christgau vatte de essentie als volgt samen: Moe’s drumming is where the punk notion of how the beat works begins.

She was not just a good drummer. She was one of the head hypnotists, aldus überfan Jonathan Richman. Dat ze soms achter de drumkit vandaan kroop om zelf een moppie te zingen, is niet minder dan hypnotiserend. Zo was ze te horen op After Hours, het slotakkoord van het grijze album. Wie verder groef tussen de outtakes, stuitte op het even curieuze als aandoenlijke I’m Sticking With You.

In al zijn onschuld is dit kinderrijmpje haast het ultieme statement van een band, die subversiviteit naar een nieuw niveau tilde. Vertederend om de Velvet Underground het nummer uit te zien voeren ten tijde van de reünie in 1993, die niemand had zien aankomen en vroegtijdig teneinde kwam. Voor heel even lijken de bandleden op dezelfde bladzijde te verkeren, met Moe als de lijm die alles samenhield.

Keuze Leendert Douma: Robert Wyatt – Sea Song (1974)

Eerste prachtige noten na een onfortuinlijke val

Dit is het treurige verhaal van een progrock-drummer die van zijn balkon valt en door een dwarslaesie niet meer kan drummen. Het is het verhaal van de virtuoze ex-drummer van Soft Machine uit Canterbury (weer zo’n band die zich vernoemde naar schrijver William S. Burroughs). Dit is het verhaal van Robert Wyatt, activist, avant-gardist en allround aimabel man. Zie het maar als een levensles.

In 1973 viel hij en brak zijn ruggengraat. Zijn benen raakten verlamd. Maar Robert Wyatt ging niet bij de pakken neerzitten. Hij koos voor een volledig andere koers en legde zich toe op songschrijven en zingen – nog veel meer dan hij deed bij Soft Machine. Overigens had Wyatt ten tijde van zijn val de psychedelische band al even verlaten. Het eerste resultaat van die nieuwe koers was het adembenemende album Rock Bottom (veelzeggende titel!) uit 1974.

Robert Wyatt makes friendlier records than anyone else I can think ofschrijft Steve Lake in een recensie voor het blad Melody Maker. Hij heeft het over een total lack of pretension. En toch is deze plaat magistraal. Dat vrolijk geëxperimenteer van de zanger/drummer/instrumentalist, de puntgave productie van Nick Mason van Pink Floyd, de jazzy improvisaties, surrealistische sfeer, het maakt Rock Bottom tot een onweerstaanbaar mengsel. Tot het vaatje waar ook David Sylvian en Radiohead maar al te graag uit tappen, zo bleek vele vele jaren later.

Rock Bottom start met een van de mooiste nummers die Robert Wyatt ooit op plaat heeft gezet: Sea Song. Dat is romantisch en melancholisch, maar met bizarre teksten (You look different every time / You come from the foam-crested brine / It’s your skin shining softly in the moonlight / Partly fish, partly porpoise, partly baby sperm whale) en gaandeweg ontsporen Robert Wyatt’s hoge stem en zijn piano steeds meer. Je kunt je er helemaal in verliezen.

Robert Wyatt had de bodem bereikt, maar klom moedig weer op. Met zo’n start van een solocarrière kon het natuurlijk niet mis gaan. Er zouden nog vele meesterwerken volgen. Maar ik keer nog regelmatig terug naar die eerste prachtige noten na zijn onfortuinlijke val.

Keuze Jan-Dick den Das: Vitesse – Whole Lot Of Travelin’ (1979)

Muzikale reis

Zingende drummers, drummende zangers dan kom je als het aan mij ligt, meteen uit bij Herman van Boeyen. De drijvende kracht achter Vitesse, een band die veel verschillende samenstellingen kende maar de constante was Van Boeyen. Het album Live  staat nog steeds in de platenkast en ik luister er nog steeds met plezier naar. Het mooie van het album, en van Vitesse dus, is dat er geen één leadzanger was maar meerdere. Op het album worden de zangpartijen door gitarist Jan van Meij gedaan en dus ook door de persoon die centraal staat in deze blog, Herman van Boeyen.

In 1979 bestaat de band uit Rudy de Queljoe, Toeroe Leerdam, Jan van der Meij en van Boeyen. Het befaamde Duitse liveprogramma Rockpalast is de plek waar de mannen laten zien waar ze toe in staat zijn. Het schitterende Gotta Whole Lot of Travelin’  is daar het voorbeeld van. Schitterend gezongen door Van Boeyen met als tweede stem Van Der Meij. Het gitaarspel van zowel Queljoe en Van Der Meij is jaloersmakend.

Het nummer is voor mij het nummer van Vitesse, hoewel ze later  hits hebben gehad met Rosalyn en Good Lookin. Beide ook lekker maar qua intensiteit komt het niet in de buurt. Herman van Boeyen heeft met heel wat muzikanten samen gespeeld in Vitesse. Herman Brood, Ferdi Karmelk, Danny Lademacher om er maar een paar te noemen. Schijnbaar was er altijd wel iets van bandjesgedoe waardoor het nooit heel lang stand hield.

Na de eerder genoemde hits bleef het succes uit en uiteindelijk werd het heel stil rondom Van Boeyen. Geen muziek meer, geen drummende zanger, zingende drummer zoals u het wilt. Het blijft een reis, het leven vol met muziek en dat reizen moet je ook blijven doen;

Gotta whole lot of travelin to do
There’s a fever between me and you
Gotta whole lot of travelin to do
Before everything is cool between me and you
Gotta whole lot of travelin to do
There is a fever between me and you
Gotta a whole lot of travelin to do

En nu maar hopen dat Van Boeyen zijn muzikale reis een vervolg geeft, hoop doet leven zullen we maar zeggen.

Keuze Willem Kamps: Hüsker Dü – Pink Turns To Blue (1984)

Oer Punkrock

Een kip/ei-variant is de eerste muziek ooit: drum of zang? Er mogen dan benen fluiten zijn gevonden van zo’n 38000 jaar oud, daarvóór zal er al zijn gezongen en zullen ritmische geluiden zijn gemaakt op boomstammen, schedels of whatever. En vervolgens werd dat natuurlijk gecombineerd, zang én drum. Een tijdmachine zou uitkomst bieden. Zeer benieuwd hoe dat zal hebben geklonken. Misschien dat iets van die oermuziek nog is te vinden bij een nog niet ontdekte stam in het Amazonegebied.

Een ander soort oermuziek horen we terug bij Hüsker Dü, het trio hardcore punkrockers uit Minnesota, dat snelheid tot kunst had verheven. Het idee daarachter was dat ze dan meer nummers konden spelen in hun beperkte tijd als voorprogramma. Grant Hart, Bob Mould en Greg Norton wilden het publiek in een halfuur omver blazen. Liedjes met drie of vier akkoorden duurden pakweg twee minuten; en gáán weer.

Naarmate de band langer speelde, werd de muziek iets melodieuzer al bleef het ‘agressieve’ geluid overeind. Hüsker Dü, zelf beïnvloed door de Ramones en de Dead Kennedy’s, beïnvloedde weer talloze andere bands, zoals Pixies, Buffalo Tom en Green Day. Gitarist Mould en drummer Hart, die later gebrouilleerd raakten, wat leidde tot het eind van de band, deden afwisselend de vocalen.

In Pink Turns to Blue, wat tot hun beste werk wordt gerekend, zingt de drummende Hart over de verwoestende effecten van drugsverslaving, iets waar hij zelf ook mee te kampen had. Dit is Hüsker Dü in optima forma: een bewogen tekst met een mooie melodie op vier geragde akkoorden. Oer punkrock, uit en met het Hart.

Keuze Alex van der Heiden: Sheila E – Holly Rock (1985)

Bizar goed

Ja, ik weet dat het nogal evident is om in deze battle over Sheila E te schrijven, maar ik kon niet anders. Zij is het boegbeeld voor drummende zangeressen en op deze website nog nooit besproken. Twee hits van Sheila E zijn The Glamorous Life en A Love Bizarre en deze zijn veelvuldig te vinden wanneer je bij de streamings op Sheila E zoekt. Vreemd genoeg geldt dat niet voor die andere hit: Holly Rock.

Holly Rock is een hiphop-achtig nummer dat uit de cult film Krush Groove komt. Het luidt het Def Jam tijdperk in en tal van bekende hiphop acts vinden hun opwachting in deze film. Holly Rock past er uitstekend in thuis, maar springt er uit vanwege de enorme kracht die Sheila E in haar stem en in haar percussie steekt. Holly Rock heeft zich in mijn geheugen genesteld en het is bizar te noemen dat deze hit zo in de vergetelheid is geraakt.

Keuze Jeroen Mirck: Bauer – Pet Scavenger (1999)

Drummer of drumcomputer?

Ik heb altijd een zwak gehad voor Berend Dubbe, de oorspronkelijke drummer van Bettie Serveert. Na drie albums verliet hij de band om zijn eigen muziek te gaan maken onder het pseudoniem Bauer. Voor Spotify-gebruikers een vreselijke naam, want er lopen daar heel veel Bauers rond. Zijn eigen account wordt vervuild door een Duitse zanger, bekend van de single Wass du Liebe nennst.

Gaandeweg zijn solo-carrière ging Dubbe steeds orkestralere muziek maken. Die is prachtig, maar ik ben toch vooral dol op de electropop uit zijn eerste jaren. Voor wie hem niet kent, is het debuut On the Move uit 1999 een absolute aanrader, zeker als je houdt van Spinvis en Sparklehorse. Drums domineren bepaald niet op deze plaat, maar Dubbe speelde wel alles zelf in. Nou ja, ik vermoed bijna alles. Want de drums op het nummer Pet Scavenger klinken als een traag afgestelde drumcomputer.

How can I grow even more
To love your innovative, distorted jams?
I find it really hard to understand
Why you never made it big

Alles aan dit nummer is een beetje raar: het komt nauwelijks op gang, valt na een minuut even stil, er zit een hoestje in en de tekst is volstrekt onbegrijpelijk. Maar dat alles is tegelijk ook juist de charme.

Keuze Marco Groen: Blood Red Shoes – I Wish I Was Someone Better (2008)

Vreemd, maar wel lekker

Mensen die kunnen zingen terwijl ze drummen zijn niet helemaal normaal. Het is alsof ze twee setjes hersenen in één schedel hebben waardoor ze hun mond en handen onafhankelijk van elkaar kunnen laten functioneren. Iets wat je helemaal niet hoort te kunnen.

Toch zijn er genoeg mensen die dit kunstje beheersen en evengoed (redelijk) normaal overkomen. Sympathiek zelfs. Steve Ansell uit Brighton bijvoorbeeld. Steve is de helft van Blood Red Shoes, een band die ik ooit op de bonnefooi ben gaan bezoeken in de Oude Zaal van de Melkweg. Het was 2008 en hun eerste album (Box of Secrets) was net uitgebracht. Het concert aan de Lijnbaansgracht zou nog wel eens één van hun eerste optredens in het buitenland kunnen zijn geweest. Dit bracht een jeugdig enthousiasme met zich mee dat zich vertaalde naar de uitvoering. De muziek was energiek, net als het publiek. Zelden zag ik per vierkante meter meer stagedivers in één zaal. Muzikanten die met z’n tweetjes de boel op prettige wijze opzweepten. Laura-Mary Carter, de andere helft van de band, heeft overigens een soortgelijke afwijking als de drummer: zij zingt terwijl ze gitaar speelt (zowel de lead-, slag- als bassectie). Verschil met de drummer is dat wij -concert bezoekend publiek- aan dat vreemde verschijnsel zijn gaan wennen. Een leadzanger die gitaar speelt zijn wij als normaal gaan beschouwen.

Eén van de nummers die voorbij kwam bij bovengenoemd concert was I Wish I Was Someone Better, een lied dat (naar eigen zeggen) een hardop uitgesproken wens is om een ander, beter persoon te zijn. Als dit inhoudt dat je niet meer de rare eigenschap zou bezitten om tegelijkertijd te kunnen zingen en drummen, dan is mijn advies: doe maar niet.

Elf jaar later zag ik Blood Red Shoes in Tilburg als voorprogramma van Pixies. Toen waren ze opeens met z’n drieën! Dan ben je bijna een normale band en in het geval van Blood Red Shoes vond ik dat toch eigenlijk minder leuk. You’ve made a mistake.  

Keuze Luistertips: Brutus – Sugar Dragon (2019)

Stefanie Mannaerts

Geen idee hoe ik op het spoor werd gezet van de Leuvense band Brutus. Wellicht via Spotify? Studio Brussel? Een tip via de socials? Of toch gewoon via de platenzaak? Dat je aan het rondneuzen bent, terwijl er op de achtergrond muziek speelt die je aandacht trekt. Hoe dan ook. Het zorgt er uiteindelijk voor dat ik Unison Life aanschaf. Onder de indruk van die plaat, ga ik me in hun verleden verdiepen en wordt ook voorganger Nest gekocht. Op dat album staan twee nummers die uitgroeien tot mijn favorieten. War – een nummer dat het dit jaar schopte tot de Top 10 in Studio Brussel’s De Zwaarste Lijst – en Sugar Dragon.

Aangezien ik op dat moment nog nooit een video van de band heb gezien, heb ik geen weet van de rol van zangeres Stefanie Mannaerts. Tijdens het bekijken van hun optreden in De Vooruit te Gent, blijkt zij niet alleen de vocalen voor haar rekening te nemen. Ze is tevens de drummer van de band. Als er een oproep komt om een bijdrage te leveren aan een battle gerelateerd aan zingende drummers, dan hoef ik niet lang na te denken. Introducing Stefanie Mannaerts van Brutus.

 

Keuze Henkjan Olthuis: Crack Cloud – Blue Kite (2024)

Bedankt Rotown!

5 mei 2022, eind van de middag.  Ik zit op de bank te denken wat te gaan eten als er een mailtje van Rotown binnenkomt. Dat er die avond een leuke band staat waar nog kaarten voor zijn: Crack Cloud uit Canada.  Nou trekt Canada al snel m’n aandacht, maar ook de referenties die meegegeven worden, hebben als resultaat dat ik een ticket koop en na het eten naar de Nieuwe Binnenweg trek. 

Een band?  Het is meer een collectief, het (kleine) podium in Rotown puilt uit als iedereen er staat en zit. Ook aan de opstelling zie je al dat dit geen gewone band is, met prominent zichtbaar de reden dat ze in deze battle zitten: de drumkit staat niet verstopt maar vooraan.  Drummer en zanger is Zach Choy, die de band in 2015 oprichtte (dan nog als soloproject) in Calgary. Na zijn verhuizing in 2018 sluiten de vele leden, die elkaar hebben leren kennen in ontwenningsklinieken en hulpcentra in Vancouver,  zich aan bij de band.

Zodra ze spelen wordt bevestigd dat mijn keuze voor Rotown en niet voor Netflix de juiste was. Complexe muziek, maar niet moeilijk, wel swingend, stuwend. Als er al een hokje zou passen, dan zou je ze het Canadese filiaal van The Brixton Windmill kunnen noemen.  De energie van Squid (met ook al een zingende drummer!), de genialiteit van het collectief van Black Country, New Road, referenties genoeg, maar ze zijn bovenal herkenbaar zichzelf.  

Vorig jaar verscheen hun derde album The Red Mile, die tot mijn favorieten van dat jaar behoort. De video hieronder is live opgenomen in het Joonha park vlakbij  waar het album is opgenomen en bevat de drie songs die ook op het ‘bonus’ album Beyond The Red Mile staan.

 

 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.