We were the most exciting band in the world, but the world never quite realised it.
Aldus Keith Dobson, voorman van World Domination Enterprises. Dat was eind jaren tachtig, begin jaren negentig zo, en dat is het nog steeds. Vorige week is Keith Dobson overleden. Hij werd 69 jaar oud. Zijn dood kreeg praktisch geen aandacht, zeker niet bij de grote muzieksites en -bladen.
Nou ja, er wás een hele korte tijdsperiode waarin de naam van de band een self-fulfilling prophecy leek te worden. Het album Let’s Play Domination was net uit. World Domination Enterprises had al een reeks briljante singles de wereld in geslingerd. David Bowie was fan, hij vroeg de ‘Dominations’ als support-act in Cardiff. Journalist en postpunk-kenner Simon Reynolds schreef ze de hemel in. Hij plaatste de band in een het illustere rijtje PiL, The Pop Group, 23 Skidoo en This Heat. (In de Cold Storage Studios van die laatste band werd Let’s Play Domination opgenomen.) En World Domination Enterprises toerde door heel Europa én de Sovjet-Unie. Kortom, al het voorwerk van Keith Dobson leek zich uit te betalen.
Dat voorwerk ging ver terug. Als kind raakte Keith Dobson geobsedeerd toen hij All Or Nothing van The Small Faces hoorde. Het gezin reisde door Duitsland, van legerbasis naar legerbasis, want Dobson sr. was officier. De kleine Keith ging drummen, maar zijn vader dreigde de trommels met een bijl in elkaar te slaan. Later streek hij over zijn hart en Keith kreeg een drumstel voor zijn verjaardag. Toch vluchtte de jonge muzikant op zijn zestiende terug naar Londen.
In de vroege jaren zeventig lag Keith Dobson, hij noemde zich toen Kif Kif Le Batteur, aan de basis van het hippie-collectief Here & Now. Ze speelden op festivals en in kraakpanden in West-Londen. Maar het kon Keith niet heel lang boeien. In 1979 startte hij de industrial- en postpunkband 012. Dobson switchte van drums naar gitaar en zang. Iets later lanceerde hij een label: Fuck Off Records. Daarop brachten onder andere Graham Massey (die we later zien terugkomen bij 808 State) en Grant Showbiz (die naam ging maken bij The Fall) hun platen uit.
012 was eigenlijk een soort vingeroefening voor World Domination Enterprises. Ze hadden al een oerversie van Asbestos Lead Asbestos op hun repertoire staan. Toen de band in 1985 – na wat bezettingswisselingen – daadwerkelijk was omgedoopt, werd dat hun eerste hitje. Het is een anti-Thatcheriaans statement dat er niet om liegt, hoewel Dobson maar bleef benadrukken dat ze geen ‘politieke band’ waren. World Domination Enterprises kreeg in 1987 een contract bij Mute Records en was klaar om Let’s Play Domination op te nemen.
Het album uit 1988 werd vele jaren later door een journalist van website The Quietus omschreven als the record that Steve Albini has sought to make all of his life. De plaat klinkt als een klok! Dat is mede te danken aan Cure-producer David M. Allen. Het is een album vol industrial rock, gruizige gitaren, zware dub en harde funk – maar ‘poppy’ en gelardeerd met bizarre covers (I Can’t Live Without My Radio van LL Cool J en Funkytown van Lipps Inc komen langs).
Van de duistere jaren tachtig naar de swingende nineties: World Domination Enterprises hadden de Zeitgeist in hun vingers. Maar heel lang duurde hun momentum niet. Na de Sovjet-tour stapte drummer Digger Metters uit de band om zich aan te sluiten bij de Jehova’s Getuigen. Een half jaar later raakte Keith Dobson overspannen. Hij had genoeg van World Domination Enterprises en gooide het bijltje erbij neer. Sindsdien heeft de wereld niet zoveel meer van hem gehoord.
World Domination Enterprises en Asbestos Lead Asbestos blijven herinnerd door een kleine groep fijnproevers en smaakmakers. De band Carter The Unstoppable Sex Machine refereert eraan in het nummer Rubbish. En de techno/electro-grootmeesters van Meat Beat Manifesto nemen in 1996 een eigen versie op voor hun Subliminal Sandwich-album. Die klinkt lekker, maar mist net de bite die Dobson er in kon leggen.
Vaarwel Keith. Het blijft jammer dat de wereld niet veel heeft meegekregen van World Domination Enterprises.