Juli mag dan de hooimaand zijn, wij gaan liever lekker lui naar het strand of de zee en nemen natuurlijk een zonnebril mee. Wat ook meegaat zijn oortjes en ondergewaardeerde muziekjes over dat strand, die zee en zonnebrillen om daar (goed ingesmeerd!), aangenaam te kunnen verpozen.
Italië. Er is geen mooier land dan Italië. Er is geen mooiere plek op aarde waar je kunt flaneren, waar de tijd stil staat. Waar de zon altijd uit de juiste hoek komt. Italië is het land van het juiste tempo, van de mooiste stadjes, van de beste verlaten stranden. Het land van de mooiste geuren, de mooiste kleuren. Vorig jaar ben ik niet op vakantie geweest naar Italië en ik heb het hele jaar het gevoel gehad dat ik iets heb gemist. Ik hou van Italië.
Ik ben ook gek van Italianen. Het ging zelfs zo ver dat mijn oren zich spitsten, toen ik in een Zweeds stadje Italiaans hoorde. Ook toeristen. Mijn bloed ging sneller stromen. Italianen in Zweden zijn al prachtig, maar Italianen in Italië zijn nog veel mooier. De manier waarop zij op een markt hardop declameren naar elkaar, alsof zij bezig zijn de Derde Wereldoorlog uit te roepen. Vermoedelijk hebben ze het over de kwaliteit van een aubergine (melanzana in het Italiaans, had ik al gezegd dat Italiaans de mooiste taal is?). De dames in stemmig zwart met overdadige make-up. De heren ook bij 35+ graden in een gewatteerde bodywarmer. In Italië ben ik gelukkig.
Italiaanse muziek brengt dat ook, zelfs als ik die in Nederland hoor. Ik hoef de drama in de stemmen maar te horen, en ik waan me al op een strandje, zandkorrels kietelend tussen de tenen, zonnebril losjes op de neus. Muziek kan geuren, licht, kleuren oproepen en dat doet Italiaanse muziek in overvloed. Muziek zoals van Paolo Conte. Conte was al vijftig toen hij opeens doorbrak in Nederland met de plaat Aguaplano. De georkestreerde muziek, piano, contrabas, strijkers, Conte die er heerlijk onverstaanbaar overheen murmelt. Onverstaanbaar maar daarmee wel heel goed om fonetisch mee te zingend. Het mooie aan zijn muziek is het hele filmische, het orkestrale. Weelderig.
En dan met een liedje over een jongen die uit het raam kijkt en over de zee een aguaplano, een watervliegtuig, ziet aankomen. Terwijl hij het vliegtuig ziet aankomen, heeft de jongen een visioen van een piano in de zee, een zeer grote zwarte vleugel. Die hoort hij immers dus dan is die er, ook al kost het veel kracht om een vleugel in de zee te gooien. De banaliteit van de Nederlandse taal, soms blijkt die maar weer. Lees de zin maar eens in het Italiaans:
Ci va una bella forza per lanciare
Un piano a coda lunga in alto mareMooier wordt het niet. Nog drie weken en ik ben weer in Italië.
Foto in header via Flickr, door PaPisc, CC BY 2.0