Het is moeilijk níet een beetje verliefd te worden op Kim Deal. Toen eens in BBC-quiz Pointless werd gevraagd naar bassisten, bekende co-presentator (en schrijver) Richard Osman fan te zijn van de zangeres, en The Dandy Warhols hebben een song met de titel Cool As Kim Deal.

Om te zien hoe cool Kim Deal is, verwijs ik naar de documentaire die de VPRO in 2002 over The Breeders maakte. The Breeders, de band van Kim (en tweelingzusje Kelley) Deal. Opgericht na jaren onder het regime van Frank Black te hebben gebast in de Pixies (en hun beste liedje Gigantic mede te hebben geschreven en gezongen). The Breeders keerden liedjes binnenstebuiten: want waarom moeten songs eigenlijk een kop en een staart hebben, als je ze ook nergens heen kunt laten gaan?

In die VPRO-documentaire zie je meteen: Kim Deal is ontwapenend geestig. Prettig gestoord. Ze legt uit dat ze leidt onder het ‘middle child syndrome’; ze heeft een oudere broer, en Kelley is tien minuten later dan zij geboren. En ze vertelt over de heroïneverslaving van haarzelf en Kelley. Als bezigheidstherapie zijn ze gaan breien. Bij het eerstvolgende concert dat The Breeders daarna in Nederland gaf, werd de band bekogeld met bolletjes wol.

Maar achter de humor gaat ook een rasmuzikant schuil. Iemand die onder het pseudoniem Tammy Ampersand nog een bandje had: The Amps. En een artiest die vorig jaar, op 63-jarige leeftijd, haar eerste soloplaat Nobody Loves You More uitbracht. Op dat album stoeit ze met koperblazers, elektronica en countrymuziek.

Kim Deal is nog even eclectisch als altijd. En net zo cool.

Keuze Martijn Vet: The Breeders – Fortunately Gone (1990)

Hete zomer

In mijn eerste studiejaar begon ik serieus naar alternatieve muziek te luisteren. Zeker in die tijd (1989-1990) kon je dan niet om één band heen: de Pixies. Hun eerste albums vond ik een beetje vreemd, maar na wat aansporingen van kenners en een hoop luisterbeurten was ik compleet om.

Hoe mooi was het dan ook dat in de zomer van 1990 zowel een nieuwe Pixies als het debuut van een ‘zijproject’ uit zou komen.

Om met Bossanova van de Pixies te beginnen: wat een teleurstelling vond ik dat. Waar was de gekkigheid? Waar was de punk? En vooral… Waar was Kim Deal?

Het antwoord op die laatste vraag kwam al snel in de vorm van Pod, de plaat waarmee Kim Deal in die hete zomer wraak leek te nemen op haar tirannieke Pixies-baas Frank Black – toen nog Black Francis. Steengoede, puntige nummers, heerlijke gortdroge productie en Kim Deal all over the place.

Beter dan Bossanova? 35 jaar later zijn de twee albums me even lief, maar in die zomer van 1990 was mijn voorkeur duidelijk.

Keuze Alex van der Meer: The Breeders – Iris (1990)

Geur, gevoel, vlees én vis

Zoals we hierboven hebben kunnen lezen, maakte Pod – het door Steve Albini geproduceerde debuutalbum van The Breeders – toen het uitkwam veel indruk. En vijf-en-dertig jaar later is het nog steeds een album om te ondergaan. Track voor track. Zoals Iris, het zevende nummer van het album. Iris is geen laidback-luister-track, maar vooral een intense beleving die een gevoel weet op te wekken waar je maar moeilijk grip op weet te krijgen.

Kim Deal verklaarde in een interview met Melody Maker dat Iris ging over “iets als een erwt die opbloeit, rijpt en dan begint te stinken”. Ze verbond het aan hoe surrealisten vrouwen met vissen associeerden. Misschien is dat vreemd, maar het roept zeker ook iets op. De mysterieuze Iris wordt vaak gezien als een metafoor voor de menstruatie. En met dat in gedachte begint dit nummer ijzerhoudend te worden. De vrouwelijkheid wordt bezongen als iets dat bloeit, bederft en ruikt. Schoonheid zit in het verval en de uiteindelijke vernieuwing.

Iris is geen hit. Het is geen anthem. Het is meer een bijna dierlijke eruptie van iets dat onderhuids leeft, een ode aan wat lastig onder woorden te brengen valt, maar wat onomstotelijk aanwezig is in geur en gevoel. Iris is vlees én vis.

Keuze Leendert Douma: This Mortal Coil – You And Your Sister (1991)

Buitenaardse schoonheid

Dit nummer kwam tot mij in een tijd dat het wat slechter ging. Dus ik was vatbaar. Gelukkig maar. Ik had deze betovering niet willen missen. Ik ben Kim Deal zeer dankbaar, maar vooral haar labelbaas.

This Mortal Coil (‘dit sterfelijk omhulsel’, vrij naar Hamlet van Shakespeare) was het project van Ivo Watts-Russell, oprichter van het legendarische 4AD-label. Hij liet in de jaren tachtig en negentig gastzangers (m/v/x) en gastmuzikanten uit zijn stal coverversies opnemen van wat hij ondergewaardeerde liedjes vond. Onder andere leden van Cocteau Twins, Dead Can Dance en X Mal Deutschland deden mee. Ze deden nummers van bijvoorbeeld Alex Chilton, Syd Barrett en David Byrne/Talking Heads.

Zo ontstonden drie albums. Het mooiste is de dubbelaar Filigree & Shadow uit 1986, maar de ‘hits’ stonden op de eerste plaat uit 1984 (Tim Buckley’s Song To The Siren, met een glansrol voor Elizabeth Fraser van Cocteau Twins) en op de derde schijf (deze You And Your Sister).

Het origineel werd geschreven door Chris Bell van Big Star en uitgebracht in 1979, kort na zijn dood in een verkeersongeluk. In de This Mortal Coil-versie zingen Kim Deal en Tanya Donelly (van Throwing Muses en Belly) een fragiel duet, maar de centrale rol is weggelegd voor Kim. Zo stoer en cool ze bij The Pixies zingt, zo zacht en breekbaar is ze hier – ze klinkt bijna fluisterend. Wat een contrast! De rustig opgebouwde akoestische gitaarloopjes en spaarzame vioolpartijen waaruit het nummer is opgebouwd, vormen net zo’n contrast. Net als die über-romantische tekst.

Maar het is vooral de zang die me betovert. Die stem van Kim Deal grijpt je bij de keel. Tanya Donelly doet je wegdrijven. En dan die surrealistisch waterige koortjes (whoo-ho, whoo-ho) in de brug… het is allemaal van zo’n buitenaardse schoonheid!

Keuze Freek Janssen: Pixies – The Navajo Know (1991)

Het basje van Kim maakte de sound van de Pixies

Kim Deal is een geweldige, veelzijdige artiesten die veel meer op haar kerfstok heeft dan alleen Pixies. Als deze battle íets uitwijst, dan is het dat wel.

Laten we echter vooral ook haar rol als fenomenale bassiste van een van de meest legendarische indiebands ooit niet vergeten. Het basje van Kim maakte de sound van de Pixies. Nog niet zo heel lang geleden namen we een Ondergewaardeerde Playlist-podcast op over de Pixies. Tot mijn spijt kwam The Navajo Know van Trompe le Monde uit 1991 niet verder dan een 35ste plek. Die melodie, ondersteund door ‘het basje van Kim’, heeft mij altijd betoverd.

Het liedje zou mogelijk gaan over ‘native American’ bouwvakkers die bij de bouw van wolkenkrabbers erg handig over de horizontale balken liepen en niet bang waren om naar beneden te kijken.

Keuze Guido de Greef: The Breeders – Divine Hammer (1993)

Goddelijk

Fuck Smells Like Teen Spirit, de grootste alternatieve hit van de jaren negentig is Cannonball.

De ware snob haalt z’n neus op voor Last Splash, en zweert bij Breeders-debuutplaat Pod. Maar laat die snobs maar lullen. Last Splash is het echte, knotsgekke meesterwerk van de band. Die openingstrack New Year alleen al: bijna twee minuten compleet richtingloze gitaarherrie, met op de achtergrond een computermodem dat verbinding probeert te maken. Nouja, zo klinkt het.

New Year loopt op Last Splash naadloos over in Cannonball, maar dat liedje is niet ondergewaardeerd. Er zijn duizenden woorden geschreven over die briljante song, en dat iconische basloopje. En terecht.

Nee, Divine Hammer, de single die The Breeders uitbrachten ná Cannonball is pas ondergewaardeerd. Het is het meest toegankelijke liedje op Last Splash, waarmee het een logische keuze voor een single was.

Dat toegankelijke zit ‘m vooral in de muziek; Divine Hammer is een liedje met een logische opbouw, maar de tekst is vervreemdend én persoonlijk. Over Kims jeugd, waarin ze naar zondagsschool ging en te horen kreeg dat het leven geweldig zou worden. Eenmaal volwassen weet ze dat dat een leugen was, iets waar ze nog steeds boos over is. Het werd de afsluiter van het optreden van The Breeders toen de band in 1994 op Pinkpop stond.

Vervreemding én die persoonlijke benadering. Die combinatie maakt Divine Hammer de perfecte Kim Deal-track.

Keuze Marco Groen: The Breeders – S.O.S. (1993)

…—…

Liefhebbers van de film Emmet Otter’s Jug-Band Christmas hebben geleerd dat het heel goed mogelijk is om muziek te maken met louter huishoudelijke apparaten. Je kunt jezelf daarom ook afvragen hoe toevallig het is geweest dat Kelley Deal haar naaimachine had meegenomen naar de studio tijdens de opnames van Last Splash, het onvolprezen tweede album van The Breeders. Volgens tweelingzus Kim waren er nogal wat ‘verveelmomentjes’. Sommige van deze momentjes werden door Kelley aangegrepen om een dekentje voor hun moeder te naaien. Een quilt om precies te zijn, maar dat woord kent vrijwel niemand.

Dat het zou leiden tot een (soort van) quilty pleasure had op dat moment niemand bedacht. Inspirerend was het blijkbaar wel, want de band hoorde wel muziek in het naaiwerk van Kelley. Het naaimachinegeluid werd in een nummer gegoten, aangevuld met een aanstekelijke gitaarriff. Save Our Souls gebracht op de chaotische wijze die The Breeders eigen is. Het nummer wordt ook live regelmatig gespeeld tijdens de anarchistische puinhoop die ze zelf ‘concerten’ plegen te noemen. Geen diskwalificatie overigens, optredens van The Breeders wekken altijd een glimlach bij mij op.

Een deel van het nummer is misschien wel bekender dan de handenarbeid van Kelley. Halverwege het nummer produceert de band een soort wah-wah-geluid, wat in 1996 werd verwerkt in de intro van Firestarter. Zo kon het dus gebeuren dat Kim Deal genoemd wordt bij de songcredits van deze kaskraker van The Prodigy, iets wat in 1993 niet te voorspellen viel.

Keuze Quint Kik: The Amps – Tipp City (1995)

Opgestoken middelvinger

I just want a girl as cool as Kim Deal, zongen de Dandy Warhols in 1997. Tsja, wie was er tien jaar tevoren niet smoorverliefd geworden op het sexy stemgeluid van de Pixies-bassiste? Zelfs frontman Frank Black zag heimelijk in, dat zijn concullega een bedreiging vormde voor zijn hegemonie. De instant klassieker Gigantic was misschien een toevalstreffer, maar na Doolittle kon Frank er niet langer omheen.

Met ieder volgend Pixies-album marginaliseerde hij Kim’s rol verder. Op Bossanova horen we haar nog af en toe voorbijkomen, op zwanenzang Trompe Le Monde is ze vrijwel afwezig. Uit pure wanhoop richtte ze haar eigen bandje op: tussen voornoemde platen in maakte ze met de Breeders het album Pod. Toen Black per fax een einde maakte aan de Pixies, verlegde Deal de aandacht naar haar nieuwe project.

De Breeders zijn bij mij nooit echt geland. Natuurlijk maakte ik met studiegenoten de dansvloer onveilig tijdens Cannonball. Tweede single Divine Hammer was lang niet verkeerd, maar kon daar wat mij betreft niet aan tippen. Last Splash, de opvolger van Pod, had ik op cassette. Ik vond het maar een rommelig allegaartje; vergeleken bij Surfer Rosa of Doolittle is er na al die jaren weinig van blijven hangen.

Toen waren daar opeens The Amps. Met zusje Kelley in een afkickkliniek stak Kim haar energie in de enige (verkapte) Breeders-plaat die wel bij mij klikte: Pacer (1995). Een rammelende garagerockplaat als een opgestoken middelvinger, met het hitsige Tipp City als vooruitgeschoven post. Over een gat in de nabijheid van hun geboorteplaats Dayton, waar niets beters te doen viel dan dronken worden en rondjes rijden. Hoe cool wil je het hebben?

Keuze Jeroen Mirck: The Kelley Deal 6000 – Canyon (1996)

Pippi Langkous-principe

Ik ben dol op The Pixies en vind ook The Breeders prima te pruimen, maar beide bands kent u natuurlijk al van haver tot gort. Daarom vind ik de Kim Deal-battle een uitgelezen kans om eens stil te staan bij Kims tweelingzus Kelley. Zuslief werd bij The Breeders gehaald ondanks dat ze geen instrument kon bespelen.

Dit Pippi Langkous-principe pakte uitstekend uit. Sterker nog: ze startte na een paar jaar zelfs een eigen band genaamd The Kelley Deal 6000. Dat leverde twee albums op vol muziek die prima aansluit bij de band waarmee ze doorbrak. Neem nou het door haarzelf geschreven openingsnummer Canyon van het banddebuut Go to the Sugar Altar. Een heerlijk Breederesque nummer met een geweldige openingszin: The half life of my life is no life at all. Alleen de helft van een tweeling bedenkt zoiets.

Keuze Remco Smith: Kim Deal – Nobody Loves You More (2025)

Eindelijk

Het is best raar dat Pixies altijd een heel klein beetje aan mij voorbij is gegaan. Ik was net te jong om Doolittle en Surfer Rosa op te pikken. Ten tijde van Trompe Le Monde was ik grunge. Afgezien daarvan: Black Francis leek me best een eikel en op de één of andere manier straalde dat op de rest van de band uit. In 1994 heb ik The Breeders live gezien op Pinkpop. Daar maakten de dames Deal zo’n rommeltje op het podium dat studievriendin Annelies naast mij verzuchtte: “Meiden op het podium….. pfffff”. De fascinatie die velen met Kim Deal hebben, heb ik dus niet. Is niet erg, er is genoeg muziek.

Dit jaar kwam haar eerste soloplaat Nobody Loves You More uit. Positieve recensies dreven mij toch naar Spotify en voorwaar, deze plaat is echt het beluisteren waard. Om te beginnen het titelnummer, in haar rammeligheid een prachtig emotioneel liedje over liefde en verlangen, tenminste dat maak ik ervan. Eindelijk snap ik de liefde voor Kim Deal.

Welk nummer vind je echt "gigantic"?

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.