My name is Giovanni Giorgio/ But everybody calls me Giorgio. In 2013 deed de destijds 73-jarige icoon zijn levensverhaal op de track Giorgio by Moroder. Deze samenwerking met bewonderaars Daft Punk werd meer dan eens bewierookt op dit platform. Voor hun album Random Access Memories knipten zij een interview met hem op en verbouwden dit tot een orgastische track waarmee ze Moroder uit een zelfverkozen kluizenaarschap lokten: een jaar later zou het album Déjà-Vu het licht zien. De hiervan afkomstige track 74 Is The New 24 bleek profetisch; afgezien van Willem verjaarde ook de koning van de disco afgelopen weekend, waarbij hij de 85 aantikte!
In zijn meeste productieve jaren bereikte hij zoveel meer dan de discotegenhanger van Serge Gainsbourgs Je T’Aime Moi Non Plus. Naast zeven Amerikaanse nummer 1-hits en twee Grammy’s sleepte hij ook nog drie Oscars in de wacht voor het componeren van filmmuziek (Midnight Express, Flashdance, Top Gun) en was hij verantwoordelijk voor het thema van de Olympische Spelen in 1984. Waar Kraftwerk enorm invloedrijk zou blijken voor de electropop, schuilt een van Moroder’s belangrijkste verdiensten in het toevoegen van drama en emotie aan zusje synthpop. Dat vinden wij van OL wel een feestje waard, vier je met ons mee?
Keuze Annemarie Broek: Chichory Tips – Son Of My Father (1972)
Eendagsvlieg versus wereldster
Frank Farian en Giorgio Moroder maakten in dezelfde periode gebruik van dezelfde Berlijnse geluidsstudio met dezelfde band (de Munich Machine, vergelijkbaar met de Amerikaanse Wrecking Crew). Beiden bezaten een revolutionair instrument dat ze uit Amerika hadden meegenomen: een synthesizer, die door Robert Moog en zijn medewerkers ontwikkeld was en dus de naam Moog kreeg. Farian en Moroder ontdekten al snel de vele mogelijkheden van dit instrument dat sindsdien niet meer uit de muziekwereld is weg te denken.
Farian hield het bij eenvoudige liedjes, die hij vaak zelf inzong maar door zijn verlegen karakter niet zelf op het podium wilde brengen. Hij maakte daarom gebruik van jonge, veelal Caraïbische, knappe dansers die een leuke podiumshow brachten (Milli Vanilli, Boney M.) maar geen noot konden zingen.
Moroder bracht onder eigen naam een redelijk succesvol singletje op (Son Of My Father; in een Duitse, Italiaanse en Engelse versie) maar de Engelse groep Chichory Tip maakten een betere versie. Deze band timmerde al een tijdje aan de weg, toen ze in 1972 met dit nummer de top van de hitparade bereikten. Ondanks vele pogingen zouden ze dat succes echter niet evenaren. Bij gebrek aan succes werd de groep in 1975 ontbonden. Tot die tijd hadden ze slechts één elpee uitgebracht. Gek genoeg verschenen er in de loop van de tijd wel vijf verzamelaars van de groep. In de zeventiger jaren had er nog een uitgave moeten komen met daarop live covers van o.a. de Moody Blues, Neil Diamond en The Temptations. Door een tekort aan tapes, die in die tijd immers vrij kostbaar waren, werden deze opnames overschreven door een ander programma. Tot zover Chichory Tips.
Giorgio Moroder maakte desalniettemin een enorme muzikale ontwikkeling door en hij heeft tot op zeer hoge leeftijd nog op grote festivals opgetreden.
Keuze Hans Dautzenberg: The Three Degrees – The Runner (1979)
Philly soul meets eurodisco
The Three Degrees timmeren al tien jaar met wisselend succes aan de weg als ze in 1978 door hun nieuwe label Ariola aan Giorgio Moroder worden gekoppeld. Moroder heeft kort daarvoor met Donna Summer zijn visitekaartje afgegeven. Voor het trio wordt hetzelfde recept verwacht.
The Three Degrees vormen op dat moment een relikwie uit de jaren 1960 volgens de vaste formule drie zwarte zangeressen op een rijtje, strak choreografietje en wisselende producers/ liedjesschrijvers met veel gevoel voor een goede hitsound.
Maar kijk je even verder dan zijn The Three Degrees gedurende de vele iteraties (tot op heden 16 vrouwen in 13 samenstellingen) toch een erg leuke Philadelphia soul- en discoformatie (hun signature hit: TSOP). Vooral tussen 1973 en 1980 hebben de dames een aantal sterke hits afgeleverd
De groep brengt de harmonieuze vocalen mee die de Philly Sound zo herkenbaar maken. Deze vocale traditie krijgt in de samenwerking met Moroder een nieuwe dimensie. De harmonie van drie Amerikaanse stemmen versmelt probleemloos met synthesizers en drumcomputers van de Italiaanse maestro. The Runner kan zich dan ook prima meten met Moroder’s beroemde producties voor Donna Summer. Horen we daar al een glimp van de toekomstige eurodance?
Keuze Leendert Douma: Japan – Life In Tokyo (1979)
Pulserende eurodisco en afstandelijke artpop
Die arty-farty gasten vonden ‘m maar een nerd en ze hadden het over Inspector Clouseau (jeweetwel, van de Pink Panther-films). Ze zaten ernaast. Giorgio Moroder had helemaal geen klein Frans snorretje. Hij was destijds behept met een Duitse pornosnor om U tegen te zeggen. Toch was Moroder de man die Japan op een nieuw spoor zette: van Amerikaans-getinte glamrock naar Europees/Aziatische elektronica. Het bleek een meesterzet.
Het Japanse label Ariola-Hansa stelde de samenwerking voor. De mannen kenden de Italiaanse producer al van het legendarische I Feel Love uit 1977 (“I have heard the sound of the future!”, had Brian Eno uitgeroepen), maar ze waren nog meer onder de indruk van het nummer The Chase uit de soundtrack van de film Midnight Express. Beide nummers zijn geheel opgetrokken uit klanken van de Moog Modular System 55 en de ARP 2600. En zoiets had Giorgio Moroder ook voor ogen in de samenwerking met de band Japan. Sterker nog, hij had al iets op de plank liggen: een ideetje voor de film Foxes met Jodie Foster. Om dit verder uit te werken, werd programmeur Harold Faltemeyer ingevlogen. Paar blazers erbij en klaar. David Sylvian ging aan de slag met de teksten.
Het beestje stond in een paar dagen op tape. Het huwelijk tussen de pulserende proto Hi-NRG-eurodisco en Japans afstandelijke artpop bleek succesvol. Japan scoorde een dikke hit. Maar de band – en met name bassist Mick Karn – bleek te eigenzinnig om het voortaan alleen bij Moogs en ARP’s te houden. De samenwerking met Giorgio Moroder bleef eenmalig. Gelukkig maar, anders zou er misschien nooit een Quiet Life, Gentlemen Take Polaroids of Tin Drum zijn gekomen.
Keuze Quint Kik: Berlin – Dancing In Berlin (1984)
Tijdgebonden stuiterbal
Na een uiterst productief decennium met Donna Summer, vertrok zijn ster na acht studio-albums naar Motown waar Quincy Jones zijn rol overnam. Eerlijk gezegd was Moroder toch een beetje moe van het hele discogebeuren, maar toen kreeg hij een belletje van filmproducent Jerry Bruckheimer, die met het script van Flashdance zwaaide. Je weet hoe het gaat: ‘Just when I thought I was out…’
Moroder spendeerde een aanzienlijk deel van de jaren 80 aan filmscores en themesongs als Call Me (Blondie, voor American Gigolo), Cat People (David Bowie) en Holding Out For A Hero (Bonnie Tyler, voor Footloose). In sommige gevallen waren die nummers memorabeler dan de films zelf: denk bijvoorbeeld aan Limahl’s Never Ending Story, dat dankzij Stranger Things een nieuw leven kreeg.
De filmmuziek voor gevangenisdrama Midnight Express had hem in 1978 een Oscar bezorgd; Flashdance hielp hem aan zijn tweede. Zijn laatste grote soundtrackverdienste leverde Moroder nog een derde Oscar op, voor het liefdesthema van Top Gun: Take My Breath Away van Berlin. Enkele jaren eerder had hij de Amerikaanse band onder zijn hoede genomen voor hun single Dancing In Berlin.
If you tried to distill everything ’80s into one clip, this’d be it. If it were made today it would be considered a parody: the white jump-suits, the hyperactive keyboard playing, the hex drums, the faux-widescreen, and the slightly disconcerting moustache. It’s all there. The song’s not bad either, aldus het commentaar van degene die de clip op YouTube plaatste. Hoezo, ‘not bad either’?
Frontvrouw Terri Nunn was geen Donna Summer, maar zij was wel degene met het zakelijke instinct die in Moroder’s bombastische vliegeniersdrama een opstapje naar wereldfaam ontwaarde. De rest van de band was al op voorhand matig enthousiast over een nummer dat niet van hun hand was; in 1987 gingen de leden uiteen. Dikke kans dat je deze tijdgebonden stuiterbol voor het eerst hoort.
Keuze Jeroen Mirck: Philip Oakey – Together in Electric Dreams (1984)
Onmogelijke driehoeksverhouding
Het is volstrekt logisch dat Giorgio Moroder heeft samengewerkt met frontman Philip Oakey van The Human League. Over die band schreef ik een paar weken geleden in de electropop-battle dat de vakbond Musicians’ Union het album Dare (1982) had aangegrepen om een campagne te starten tegen elektronische muziek, getiteld Keep It Live. De angst zat namelijk diep dat er straks geen muzikanten meer nodig zouden zijn om concerten te kunnen geven. Ze hadden net zo goed Moroder als boeman kunnen kiezen, want ook zijn muziek appelleert flink aan robotisering.
De coöperatie tussen Oakey en Moroder was eenmalig, maar direct een schot in de roos. Together in Electric Dreams is geschreven voor de soundtrack van de debuutfilm Electric Dreams van regisseur Steve Barron, die naam had gemaakt met de videoclip van de Human League-hit Don’t You Want Me. Showbiz is een kleine wereld.
Het nummer heeft een over-the-top synthesizer-melodie die kenmerkend is voor beide artiesten. Irritatie ligt op de loer, maar het werkt wel. Die aanpak is de reden dat we ons tot in lengte van dagen veel werk van producer Giorgio Moroder zullen blijven herinneren. En het mooie van alles is dat de film Electric Dreams ook nog eens gaat over de onmogelijke driehoeksverhouding tussen een man, een vrouw en een computer. Over robotisering gesproken.
Keuze Marco Groen: Sigue Sigue Sputnik – Love Missile F1-11
Shoot it up!
Zoals wel vaker op een zondag laat mijn geheugen mij een beetje in de steek en ben ik vergeten of het tv-programma nu Countdown of (gewoon) toppop was waarbij ik totaal werd overdonderd. Nu was de Top 40 in die tijd al best aardig te noemen, maar wat ons werd voorgeschoteld tussen Cock Robin en Paul Hardcastle door was ongekend: pure anarchie en agressie kwam de huiskamer binnengerold via Love Missile F1-11 van Sique Sigue Sputnik. Sowieso een vrij opmerkelijke bandnaam ten tijde van Koude Oorlog. Devo op hoge toeren, aangevuld met gestoorde distorted gitaren en gezongen statements in plaats van melodieus gekweel. De 16-jarige ikke vond het geweldig.
Sique Sigue Sputnik was een band gevormd en samengesteld door Tony James (een van de mafkezen van Generation X) en zijn vriendin Magenta Devine, een mediapersoonlijkheid die eigenlijk gewoon Kim Taylor heette. Een echte wave-punkband waarbij het helemaal niet uitmaakte of de zanger wel of niet kon zingen, zou je denken. Het luisteren naar hun album Flaunt zet je echter op een geheel ander spoor. Tussen de nummers staan reclameboodschappen van bedrijven! Daarmee waren ze natuurlijk geen trendsetter, want de ‘looks’ van punkers werd al eerder vormgegeven vanuit de kledingwinkel van Malcom McLaren en Vivienne Westwood. Onder meer de Sex Pistols werden vanuit de winkel van leuke protestkledij voorzien. Punk had al eerder zijn ziel verkocht. Om de genoemde sell-out te maximaliseren benaderden James en Devine voor de productie van hun eerste single eerder al Prince, die het geboden materiaal als te gewelddadig beoordeelde. De Italiaan Giorgio Moroder had daar wat minder moeite mee, en zo kon het gebeuren dat non-conformistische punkmuzikanten bij de Father of Disco terecht kwamen.
Achteraf kun je jezelf afvragen of het overdadig plukken van de vruchten van de commercie nu juist geen cynische boodschap van Sigue Sigue Sputnik aan de consumptiemaatschappij is geweest. Je kunt jezelf ook afvragen of het overdadige alcohol- en drugsgebruik van de band dat soort rationele slimmigheden juist in de weg stond. We zouden het aan Tony James kunnen vragen. Zelf kies ik voor het mysterie, want dat past helemaal bij deze band.
Keuze Remco Smith: Sigue Sigue Sputnik – 21st Century Boy (1986)
Generation X met bliepjes
De naam was al fascinerend. Het haar was buitensporig, ook naar maatstaven van de jaren ’80. Bijster veel songstructuur was er niet te vinden. Veel mannelijke make-up en een poging tot een rockpose, op bliepjes. Bij beluistering popte opeens de naam Billy Idol op en dat bleek niet vreemd te zijn. Oud Generation X-gitarist Tony James was één van de drijvende krachten achter dit wonderlijke reliek uit dit muzikaal wonderlijke decennium.
Moroder is een echte producersheld. Wat hij met zijn pulserende productie voor Donna Summers’ I Feel Love heeft gedaan is grensverleggend en heeft de muziek veranderd. Of Moroder met dezelfde trots terugkijkt op de productie van Flaunt It van Sigue Sigue Sputnik, is niet bekend. Maar misschien is ook dit wel heel revolutionair geweest. Een act als Atari Teenage Riot zal geïnspireerd zijn door deze toch wel vrolijkmakende aandachttrekkerij.