Een kerstliedje van Spinvis? En dat midden in de lente? Ja zeker, en ik kan je ook uitleggen waarom.
Spinvis toert op dit moment met zijn muzikale kompaan Lucas Oldeman langs Nederlandse theaters met de voorstelling Overvecht, omdat dit de wijk is in Utrecht waar ze elkaar in 1990 toevallig tegen het lijf liepen. Later speelden ze samen in een coverband, waarin Spinvis niet zong, maar drumde.
Maar de echte rode draad van de voorstelling is de maakbaarheid van het leven. Tussen de liedjes door zien we de mannen een stad bouwen, als waren ze goden zetten ze stukje bij beetje de maquette in elkaar. Alles wat je ziet in een stad, is bedacht, mijmert Spinvis. Elk gebouw, elke straatsteen, elk bordje is ontstaan tussen de oren van iemand. Een architect, een ambtenaar.
Hij wil daarmee niet zeggen dat alles maakbaar en beïnvloedbaar is. Integendeel: het hele leven is onderworpen aan de ijzeren wetten van de kansberekening. De kans dat het publiek die avond in precies die samenstelling daar zit, is eigenlijk nihil. En toch is het gebeurd. Alles is bedacht, maar hoe het precies zal lopen, daarover beslist de dobbelsteen.
Alle liedjes in de voorstelling passen in dit grotere verhaal. We zien een meisje in een van de gebouwen dansen in de keuken, in haar pyjama. Fabelachtig eenzaam als de maan. Zе zingt over liefde, de kat heet Picasso. Uiteraard komt het lied Overvecht terug, en het Dageraadplein. Maar ook Verzonnen Man: de man die de goden vergeten zijn om te verzinnen. Alles heeft zijn plek in de voorstelling en klopt, tot Alles Is als prachtige afsluiter.
De toegift echter, eindigen de mannen met een liedje dat het publiek toch nog van zijn stuk weet te brengen. Het wordt aangekondigd als Kerstliedje – het verscheen een paar maanden geleden op het album Lutke Krub en zeven kerstliedjes. Maar Zonder Naam gaat niet over sneeuw, familie of samenzijn, maar over de zinloosheid, oneerlijkheid en onvermijdelijkheid van de oorlog. Twee jongens die allebei eigenlijk helemaal niet naar het front wilden, schieten elkaar op een ochtend voor kerstmis neer.
Ze schoten op elkaar met de tranen in hun ogen en amper twintig jaar
In de stilte zong een merel, in de heuvels lagen daar de verloren dode zonen als broeders naast elkaar
Ze hielden van een bord spaghetti en van dezelfde muziek
In hun handen de geweren uit dezelfde fabriek
Het leven mag dan maakbaar zijn: niet altijd door jezelf.
De handelaren in huid, foei