Hij is zo kleurrijk en exotisch als zijn naam doet vermoeden: Brian Peter George St. John le Baptiste de la Salle Eno – kortweg Brian Eno, of nog korter Eno. Begonnen als ontregelaar en geluidsmagiër bij Roxy Music, waar hij als plaaggeest én inspirator van Bryan Ferry na twee albums de band moest verlaten.
Eno begon een solocarrière. Op zijn eerste albums ging hij nog een beetje Roxy-like te werk en leerde hij zich verder te bekwamen in het productiewerk. Another Green World is het overgangsalbum: traditionele songs en ambientachtige geluidsstukken wisselen elkaar af.
Dan gaat Eno pas goed los en ontwikkelt zijn carrière zich langs drie hoofdlijnen:
- het componeren en uitvoeren van ambientmuziek
- de samenwerking met anderen (o.a. Robert Fripp, John Cale, Laraaji)
- het produceren van eigen werk en dat van derden (o.a. David Bowie, Talking Heads, U2)
Overigens is het zo dat die activiteiten elkaar vaak overlappen. Zo musiceert Eno op albums die hij produceert, vaker wel mee dan niet.
Hier moeten we het kort houden, dus samengevat: Eno is een onbevangen en creatieve persoonlijkheid die eerder met geluid muziek maakt dan andersom. Iemand ook die het werk van voortreffelijke muzikanten door zijn toevoegingen en producties uitzonderlijk kan maken. Voor wie ervoor open staat. Bryan Ferry deed dat niet.
Keuze Quint Kik: Brian Eno – Dead Finks Don’t Talk (1974)
Bryan Ferry-bashing?
In het najaar van ’21 liet ik het al eens doorschemeren: dit hoogst bizarre nummer verdient een eigen blog. In de Roxy Music-battle schreef ik over het debuut van Roxy Music, waarop de ene Brian de andere Bryan de loef trachtte af te steken met zijn spontane invallen. Twee kapiteins op één schip, dat kan nooit lang goed gaan: na het meesterlijke tweede album werd Eno op de kade achtergelaten.
Die liet er echter geen gras over groeien en stortte zich op zijn eerste productieklus: zijn solo-album Here Come The Warm Jets (1974). Waar hij naast door de wol geverfde sessiemuzikanten al zijn voormalige collega’s voor rekruteerde (op die ene na dan). Albumopener Needle In The Camel’s Eye blies mij in de bioscoop omver in de openingsscène van glamrocktijdsdocument Velvet Goldmine.
Warm Jets luistert weg als een grote vingeroefening in alle stijlen waarin Eno later als producer zou uitblinken. Naast de overstuurde glamrock van het openingssalvo, horen we Talking Heads circa Fear Of Music (Paw Paw Negro Blow Torch), Bowie ten tijde van de Berlijn-trilogie (On Some Far Away Beach), protopunk, dronerock… en een plaagstoot richting Roxy Music in Dead Finks Don’t Talk.
Als we Eno mogen geloven, ontstond de tekst op basis van willekeurige onzin, die hij later uitwerkte tot een coherent geheel. Dat laat onverlet dat het een aardige benadering is van de crooner in Bryan Ferry, die steeds meer de boventoon zou gaan voeren op latere albums van Roxy Music. Een onderbewust robbertje Bryan Ferry-bashing, met als toefje op de taart die laatste ontregelende 25 seconden!
Keuze Jeroen Mirck: Brian Eno – Sky Saw (1975)
De oorsprong van ambient
Brian Eno werkte met de groten der aarde (zoals David Bowie, U2, Talking Heads en Peter Gabriel), maar toch zie ik zijn meest invloedrijke rol als producer terug in zijn eigen werk. In de tweede helft van de jaren zeventig ging hij dusdanig experimenteren met geluid, dat er een nieuwe stroming ontstond: ambient. Eno geldt als degene die deze term poneerde en mag dus met recht worden gezien als de ultieme pionier van dit genre. Daarom kies ik graag een eigen album uit die tijd.
Voor de hand ligt dan natuurlijk zijn zesde album Ambient 1: Music for Airports uit 1978, waarmee hij het begrip letterlijk vastlegde. Toch begon zijn zoektocht naar deze vrije geluiden al een paar jaar eerder. Herstellende van een val luisterde hij in bed naar harpmuziek die dermate zacht stond dat het samensmolt met de buitengeluiden, zoals het getik van regendruppels.
Sindsdien creëert hij soundscapes, wat al meteen goed te horen is op zijn derde studioalbum Another Green World uit 1975. Tijdens de opnamen kon hij beschikken over markante bevriende muzikanten als Robert Fripp, Phil Collins en John Cale, die hij abstracte opdrachten gaf om snake guitar of uncertain piano te spelen. Bijzonder krachtig is het instrumentale openingsnummer Sky Saw, dat dreigend en ontregelend klinkt. Het donkere geluid van deze track werpt een schaduw vooruit naar de experimenten die hij in de jaren daarna zou opnemen met David Bowie voor diens Berlijnse trilogie.
Keuze van Hans Dautzenberg: Brian Eno – The Big Ship (1975)
Niks
The Big Ship is een nummer van niks. Een instrumentaal niemendalletje van drie minuten. Nee, dit nummer stelt niks voor als je er naar luistert. Maar oh, oh! als je niet luistert maar het gewoon toelaat. De geleidelijke opbouw van synthetische lagen bezorgt je een hypnotiserende, emotionele ervaring.
Precies zoals Eno ambient bedoelt, nodigt The Big Ship uit tot een staat van bewustzijn tussen alert en meditatief in. De trage evolutie van de melodie en de subtiele verschuivingen in textuur maken dat je kunt wegdrijven, om vervolgens weer ‘wakker’ te worden en nieuwe details te ontdekken. Je wordt min of meer gedwongen om te ervaren wat muziek met je doet. De grens tussen voorgrond en achtergrond verschuift en je voelt vanalles: warmte, verdriet, liefde of leegte. En: oprechte, stille meditatieve leegte, ingekapseld in 3 minuten.
Keuze Leendert Douma: David Bowie – Warszawa (1977)
Indrukwekkende grandeur
Het verhaal is bekend: In 1976 vertrekt David Bowie uit Amerika. Hij is op de vlucht voor zijn cocaïneverslaving. Hij vestigt zich in West-Berlijn en gaat muziek maken geïnspireerd op minimal music-componisten als Philip Glass en Steve Reich en krautrock-bands als Neu!, Cluster en Kraftwerk. Zijn mentor wordt Brian Eno. Met hem maakt hij in Berlijn de albums Low, “Heroes” en Lodger.
Magnum opus uit die tijd is het nummer “Heroes”, maar minstens zo indrukwekkend en met dezelfde grandeur is het nummer Warszawa. Eigenlijk is dat laatste veel meer een Eno- dan een Bowie-nummer. David Bowie verzorgt alleen de zang – in een zelfverzonnen fonetische taal. De compositie en alle elektronica is van Eno. Hij draait het in elkaar als Bowie juridische verplichtingen elders heeft. “Ik ging werken aan een eigen nummer. Als David het niet leuk vond, kon ik het altijd nog zelf gebruiken”, aldus Eno. Hij ontleent de muziek uit de sfeer in de soundtrack van A Clockwork Orange (van Wendy Carlos) en uit de werken van componist Henry Purcell.
David Bowie is meteen verliefd als hij het hoort! De track doet hem denken aan de sombere sfeer van het grauwe communistische Warschau – waar hij een dag verbleef op weg met de trein naar Moskou. Een paar jaar later heeft de Duitse regisseur Uli Edel een hele andere associatie. Hij gebruikt Warszawa in 1981 in zijn film Christiane F, Wir Kinder vom Bahnhof Zoo. De soundtrack van die film bestaat alleen maar uit nummers van David Bowie (en Brian Eno). Tijdens huiveringwekkende beelden van halfverteerde junkies – liggend in het verdorven metrostation, iconisch in West-Berlijn – hoor je de monotone pianoklanken waarmee Warszawa begint. De Eno/Bowie-samenwerking vertolkt dus de Koude Oorlog in optima forma. Op een diepgaande manier zetten ze de ellende van zowel oost als west om in klank.
Keuze Remco Smith: Devo – Jocko Homo (1978)
Gejaagd
Collegablogger Jeroen Mirck wees terecht op de rol van Eno als uitvinder van ambient. Het wonderlijke is dat zijn muziek bij Roxy Music en als startende producer zich juist kenmerkt door een ontzettende gejaagdheid. Veelal uptempo: Avalon en de andere wat glijerige jaren ’80-liedjes dateren van ruim na het vertrek van Eno uit Roxy Music. Ga maar na: Virginia Plain met zijn zenuwachtige blazers, My Life in the Bush of Ghosts met David Byrne. Het zijn piepjes, gehaaste drumpartijen, tikkie opgefokt. Best een opvallend contrast tussen zijn productiewerk, vooral tot begin jaren ’80, en zijn ambientmuziek.
Als je het hebt over gejaagd, gehaast en een tikkie opgefokt, dan kom je toch bij Devo uit. David Bowie en Iggy Pop hadden in 1977 een tape van de eerste demo’s van Devo ontvangen en hadden interesse om het productiewerk op te pakken. Bowie had geen tijd, was op dat moment aan het acteren en Eno werd gekozen om de productie op te pakken. Devo had op het moment nog geen platenlabel; Eno betaalde voor Devo de vluchten naar en het verblijf bij de studio in Keulen waar de opnames plaatsvonden. Het productiewerk was kennelijk één doorlopende strijd tussen band en producer. Toch heeft deze samenwerking uiteindelijk wel de klassieker Q: Are we not Men A: We are Devo opgeleverd. Deze wonderlijke titel komt uit de tekst van Jocko Homo.
Keuze Joop Broekman: Brian Eno, John Cale – Spinning Away (1990)
Lekker poppy
Om het werk van Brian Eno echt goed te doorgronden, zul je een sabbatical moeten nemen. En ook voor het oeuvre van John Cale kun je beter even goed gaan zitten. De twee heren zijn complete tegenpolen van elkaar. Toch levert het in 1974 een meer dan interessante samenwerking op als Cale een beroep doet op de ideeën en invloeden van Eno. Fear (het eerste van de 3 albums die in het tijdsbestek van iets meer dan een jaar worden uitgebracht op het Island-label) mag gerust een meesterwerk genoemd worden.
Hierna vinden er nog sporadisch collabs plaats. Pas in 1990 gaan ze weer samen aan de slag voor een volledig project. Maar zo lekker en ogenschijnlijk soepel als de opnames voor Fear destijds verliepen, zo stroef ging het tijdens Wrong Way Up. Niet zelden brak de pleuris uit als het idee van de een door de ander van tafel geveegd werd. De sfeer was nog het best te omschrijven als twee onwillige kinderen die van hun ouders toch samen moeten spelen.
Uiteindelijk rolt er een fijn ontvangen popalbum van de persen, vol met luchtige en vrolijke songs. Natuurlijk had ik Wrong Way Up op cassette, en die is nog steeds niet vervangen door een schijfje. Spinning Away ken je wellicht ook van The Beach soundtrack, waarop je een nogal zouteloze uitvoering door Sugar Ray hoort.
Keuze Henkjan Olthuis: Coldplay – Low (2005)
Handschoenen aan
Brian Eno is een echte muzikale Homo Universalis. Niet alleen is hij bekend van zowel z’n eigen muziek, én als muzikant in een band, én als producent, maar hij doet dat in zowel artistiek hoog aangeschreven complexe muziek, als voor groot-groter-grootst stadion acts zoals bijvoorbeeld U2 en Coldplay.
Eno was de producer van het album Viva la Vida or Death and All His Friends. Zijn rol in de ontwikkeling van de band kan niet worden onderschat. Na de (voor de band) zware en frustrerende periode rondom X&Y klopte Coldplay bij Eno aan om de opvolger te produceren. Hij hield ze een spiegel voor en dwong de band andere paden in te gaan, nieuwe wegen te ontdekken. Ook op onconventionele manieren, zoals dat Chris Martin handschoenen aan moest doen zodat hij minder complexe akkoorden zou spelen en zo de spontaniteit terug zou vinden.
“He’s like Gandalf. He comes in, weaves all his magic, causes chaos, then disappears.
Ook op X&Y werkt Eno al mee, nu wat meer op de achtergrond. Zo speelt hij op een paar nummers synthesizer, onder andere op Low (hé, die titel kennen we van een vroegere Eno collab toch?). Maar zijn invloed ging wel verder, zoals verwoord in de recensie in The Guardian:
The shadow of Brian Eno does float across the album, but it’s the Brian Eno who steered U2 to arena-packing superstardom by producing The Unforgettable Fire rather than the feather-boa-and-eyeshadow-wearing Eno of early Roxy Music…
Low was in het maakproces van X&Y een keerpunt, het was de song waardoor de groep weer als band samenkwam, waar ze eerder door de diverse persoonlijke issues letterlijk van elkaar verwijderd waren geraakt. Tijdens de studio opnames van Low stond Brian Eno ineens binnen en vroeg: “Zal ik meedoen?” Vervolgens kwamen er vreemde apparaten uit de plastic tassen die hij had meegenomen, hij plugde wat in, stuiterde de ruimte door om er vreemde klanken uit te krijgen, en vertrok weer…
Keuze Klaas Kloosterman: Fred Again.., Brian Eno – Radio (2023)
Ambient.. Again
Wat is dit mooi!
Wat is dit mooi!
Wat is dit mooi!
Je moet wat doen om tussen al die geweldige keuzes bij deze battle nog een beetje op te vallen. Weinig artiesten hebben zoveel prachtigs bijgedragen aan essentiële platen als Eno. Roxy Music I, drie Talking Heads-albums (en evenzoveel Bowies), het werk met Fripp en John Cale: allen verdienen een plaatsje hier.
Toch kies ik voor de duoplaat met Fred Again.., ook omdat het album dat ze samen maakten(Secret Life) me wat in verwarring achterlaat. Bij een eerste beluistering viel ik bijna van mijn stoel bij het horen van zoveel moois. De volgende dag vond ik de melodieën hier en daar toch iets te vrijblijvend.
Dat laatste geldt zeker niet voor het nummer Radio, een van de toppers op dit album. Geniaal is daarbij de pianopartij van Eno. Die is zo mooi en uitgebalanceerd en vooral niet te overdadig, maar het kan nóg subtieler. Op een volgend album dan maar.
Mand.