Afgezien van luisteren naar muziek mag ik er ook graag een boek over openslaan. Hoewel ik door de bank genomen vooral horrorverhalen en dystopische romans verslind – zal wel iets met de tijdsgeest te maken hebben – wissel ik dat af met muziekbiografieën. Op mijn nachtkastje ligt er momenteel een over Scott & de Walker Brothers, waar ik eerdaags een blog over ga schrijven. Er staan nog aardig wat titels in de wachtstand; muziekboeken koop ik veelal op de groei. Ik kom ze op het spoor via de eindejaarsedities van de Britse muziekbladen; behalve naar de albumlijstjes kijk ik met meer dan gemiddelde belangstelling naar de beste muziekliteratuur uit het afgelopen jaar. Uncut Magazine kende in 2024 een opvallende eerste plek toe aan het verslag over een jaar uit het leven van Lawrence.

In een betere wereld zou iedereen gelijk opspringen bij het horen van die naam. En die van zijn band Felt. Dat vindt Lawrence zelf eigenlijk ook. Bij iedere single die ik uitbracht, wist ik het zeker: dit keer gaat het gebeuren, het succes komt eindelijk jouw kant op. Het liep het anders: zijn adjudant, de begenadigde gitarist Maurice Deebank, moest steeds weer overtuigd worden om asjeblieft bij de band te blijven. Tot hij na het bijna-doorbraak album in ’85 voorgoed de deur achter zich dicht sloeg. Felt’s platenmaatschappij Cherry Red weigerde te betalen voor de diensten van Dusty Springfield’s arrangeur Ivor Raymonde. En DJ John Peel liet de band volkomen links liggen, een unicum. De reden: hoogdravende albumtitels als The Strange Idols Pattern And Other Short Stories en Ignite The Seven Cannons And Set Sail For The Sun trok hij matig.

Het ergste van alles: ook het grote publiek haalde zijn schouders op. Hoe hij ook zijn best deed; Lawrence was in de verste verte geen partij voor die veel bekendere tijdgenoot, met wie hij het achterwege laten van een achternaam deelde: Morrissey van de Smiths. De uiteindelijke voltooiing van Felt’s nalatenschap – een ambitieus macro-economische model van tien singles en tien albums in evenzoveel jaar – ten spijt. Dat zijn intonatie enigszins deed denken aan die van Lou Reed en dat Lawrence zijn gitaarspel spiegelde aan dat van de door hem bewonderde gitarist Tom Verlaine van Television (de bandnaam verwees naar Verlaine’s specifieke uitspraak van het woord felt in het nummer Venus De Milo) mocht evenmin baten: zelfs onder muzieksnobs bleef de band een grote onbekende.

In de tweede levensfase van Felt vond Lawrence in toetsenist Martin Duffy (later in Primal Scream) een nieuwe creatieve partner, als vervanger voor Deebank. Cherry Red werd ingeruild voor Alan McGee’s Creation, het label waarop de band volgens een handvol kenners zijn beste album uitbracht: Forever Breathes The Lonely Word. Persoonlijk vind ik hun singles sterker; in 2003 verscheen de majestueuze verzamelaar Stains On A Decade, waar ze allemaal op te vinden zijn. Mijn favoriet is het mysterieuze Penelope Tree. Vernoemd naar een model, dat naar verluid net zo’n zwaar stempel drukte op de Swinging Sixties als de Beatles. Tot acne haar in zijn greep kreeg en geen fotograaf meer naar haar omkeek. Penelope en Lawrence: twee in hun tijd al te gemakkelijk terzijde geschoven zielen.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.