Lou Reed is niet in de wereld om ons te plezieren, liet ik me eind ’22 ontvallen tijdens de opnamen van onze ondergewaardeerde podcast over zijn oeuvre. Mijn kennismaking met de Velvet Underground in mijn studententijd viel in slechte aarde bij mijn vrienden van de middelbare school; de cassettebandjes die meegingen op onze gezamenlijke vakantie naar Rhodos haalden zelden het einde van een nummer, laat staan kant B. Waar die zogenaamde vriendschappen al gauw op de achtergrond raakten, zou mijn affectie voor ome Lou alleen maar toenemen. Het opzetten van een plaat van Reed voelt bij mij als de confrontatie met een ingewikkelde vriendschap. Verre van makkelijk in de omgang, maar tegen wil en dank blijven de verhalen intrigeren, het wordt nooit saai.
Een carrière lang kon Lou Reed qua muzikale output een ongelooflijke klier zijn, spelend met je verwachtingen. Klassiekers werden steevast afgewisseld met albums, waarop hij een loopje met je leek te nemen. Hij deed nooit wat je van hem verwachtte, maar nam rock & roll uiterst serieus en iedere tegenvaller herbergt altijd weer een verrassing. Vijftig jaar geleden verschenen er maar liefst drie platen van hem binnen een jaar: twee live albums, waaronder het klassieke 1969 met de Velvet Underground (meer daarover later deze maand) en zijn best verkochte album in Amerika. Nee, niet Transformer of New York: ik heb het over één van zijn minst geliefde albums. Wie platen als Berlin, Metal Machine Music of Lulu een nihilistische bak ellende vindt: zet je schrap voor Sally Can’t Dance!
Voor de opvolger van het met gemengde gevoelens ontvangen, ultradeprimerende meesterwerk Berlin en de brute hardrock van live registratie Rock N Roll Animal werd een producer aangetrokken met jazzrock-antecedenten: gitarist Steve Katz van Blood, Sweat & Tears. Tijdens de opnamen liet Reed hem in het ongewisse over hoe hij Sally Can’t Dance voor zich zag. De plaat klinkt als een feestje, waar de eregast de boel danig loopt te verstieren. De karakterstudies die de voorgangers tot zo’n succes maakten, verzandden hier in naargeestigheid en nihilisme. Daar viel domweg niet tegen op te boksen door de rhythm & bluesvibes van uitgelaten blazers en een jubelend achtergrondkoor.
Ze komen alleen maar om me op het podium te zien sterven, scheen hij zich te hebben laten ontvallen. Het viel niet te ontkennen dat hij daar zelf in belangrijke mate aan bijdroeg, met het naspelen van het toedienen van een dosis heroïne (waarbij hij het microfoonsnoer gebruikte om zijn arm af te binden). Met zijn haar geblondeerd en gemillimeterd, aan weerszijden een Iron Cross erin geschoren, zag hij er zelden deerniswekkender uit. Sally’s eenzame, artistieke lichtpuntje: Kill Your Sons. Nou ja, lichtpuntje? Vergeleken met losbandige Sally, oude schoolkameraad Billy of de huisdieren van de buren, kreeg Lou’s familie er in dit nummer pas echt ongenadig van langs.
Repercussie voor de elektroshocktherapie, waar hij in zijn jonge jaren aan was blootgesteld. Om hem te genezen van jeugdcriminaliteit en homosexualiteit: zo deden ze dat vroeger. In deze periode ging er een poster van hem rond: Wanted: Lou Reed. Dead or alive (what’s the difference). For transforming a whole generation of young Americans into faggot junkies. Op monotone wijze deelt Lou Reed in Kill Your Sons een oorvijg uit aan de samenleving die je als luisteraar nog lang voelt narinkelen. Een mokerslag, waarmee hij een intrigerende, maar verder matige plaat redde.