Kris Kristofferson was een badass. In plaats van carrière te maken in het leger, waar hij had geleerd hoe hij een helikopter moest besturen, of les te geven, hij had Engels gestudeerd in Oxford, koos hij voor een muzikantenbestaan, inclusief de onzekerheid die daar mee gepaard zou gaan.
Toen Kristofferson als beginnend muzikant een bijbaantje had als helikopterpiloot vloog hij een keer naar het landgoed van Johnny Cash met een demo met Sunday Mornin’ Comin’ Down en Me And Bobby McGee op zak. Volgens Cash had Kristofferson in z’n ene hand een biertje en in z’n andere hand de demo. Volgens Kristofferson waren Johnny en June niet thuis. Hij zou trouwens nooit dronken in een helikopter vliegen.
Je moet een goed verhaal nooit kapotchecken maar Cash zou Sunday Mornin’ Comin’ Down opnemen, waarmee de naam van Kristofferson als songschrijver was gevestigd. Dat hij eerst bekend werd als songschrijver is niet heel gek: Kristofferson is nooit een groot zanger geweest. De publishing company die z’n liedjes aan de man wilde brengen, verbood ‘m zelfs z’n demo’s zelf in te zingen. Over z’n eerste, titelloze album, dat in 1970 verscheen, schreef een recensent:
He’s the worst singer I’ve ever heard. It’s not that he’s off key – he has no relation to key. He also has no phrasing, no dynamics, no energy, no authority, no dramatic ability, and no control of the top two-thirds of his six-note range.
Dat debuut verkocht aanvankelijk slecht, maar vrijwel alle liedjes bleken klassiekers, al kwam dat vooral door de coverversies van anderen: naast Sunday Mornin’ Comin’ Down door Johnny Cash ook For The Good Times door Ray Price, die er een nr. 1-hit mee scoorde in de Amerikaanse countrylijsten. De liedjes die niet direct door anderen werden opgenomen zijn eveneens klassiekers: Just The Other Side Of Loneliness, Help Me Make It Through The Night, Best Of All Possible Worlds. Maar pas nadat Janis Joplin Me And Bobby McGee coverde werd het album een hit.
Mijn favoriete liedje van het debuut is To Beat The Devil. Kristofferson praatzingt over het armeluisbestaan van de muzikant, hongerig en dorstig tegelijk, want er komt geen geld binnen.
My thirsty wanted whisky, my hungry needed beans
But it’d been of month of paydays since I’d heard that eagle scream
So with a stomach full of empty and a pocket full of dreams
I left my pride and stepped inside a bar
Geheel volgens de Amerikaanse songschrijverstraditie komt hij de duivel tegen, al is het in To Beat The Devil niet op een kruising met middernacht, maar in een herberg. Hij steelt het liedje van de duivel, maar verkoopt niet z’n ziel aan ‘m. Op de plaat draagt hij het op aan Johnny Cash en June Carter omdat The Man In Black, zo vertelt Kristofferson, z’n demonen heeft overwonnen.
You see, the devil haunts a hungry man
If you don’t wanna join him, you gotta beat him
I ain’t sayin’ I beat the devil, but I drank his beer for nothing
Then I stole his song
Kristofferson was nu een van de grootste Amerikaanse songschrijvers, een naam die in een adem werd genoemd met Townes Van Zandt, John Prine of Warren Zevon. Al zou hij z’n debuut nooit overtreffen (z’n tweede album gaf hij, met veel gevoel voor zelfspot, de titel The Silver Tongued Devil And I mee). Elke verzamelaar van Kristofferson bestaat voor het leeuwendeel uit nummers uit het begin van z’n carrière.
Maar Kristofferson bleef muziek maken: solo, met z’n vrouw Rita Coolidge, en in 1985 met The Highwaymen, een countrysupergroep, naast Kristofferson bestaande uit Johnny Cash, Waylon Jennings en Willie Nelson. De tekst uit de song Highwayman, over een outlaw die sterft maar telkens in een andere gedaante terugkeert, wordt bij het overlijden van weer een lid van de supergroep gretig geciteerd; omdat ze allemaal een eigen couplet over hun overlijden en wedergeboorte zingen. In het geval van Kristofferson is hij een zeeman:
I sailed a schooner around the Horn to Mexico
I went aloft and furled the mainsail in a blow
And when the yards broke off they said that I got killed
But I am living still
Ik zag Kristofferson een keer live. Dat was in 2012 in 013, ter promotie van z’n album Closer To The Bone, waarop hij de sfeer van de American Recordings van Johnny Cash benadert. De ogen van de zanger lagen diep in z’n gezicht, z’n stem was brommeriger dan ooit. Nee, Kristofferson was nog steeds geen goede zanger. Maar hij was een bijzonder aimabele man, die vertelde dat hij op z’n oude dag in rustiger vaarwater terecht was gekomen. Hij vertelde over z’n huis in Hawaï, en z’n familie, en hij toonde zich dankbaar dat hij op z’n 76ste nog voor een uitverkochte zaal stond, voor een publiek dat z’n liedjes kende.
De liedjes hebben de tand des tijds doorstaan. En misschien klinken ze mooier als ze worden gezongen door Ray Price, Janis Joplin of Johnny Cash. Maar er is er maar eentje die de duivel te slim af was.