Midden in de nacht rijden we terug vanuit het hoge noorden. ‘We’ zijn drie aardige jongens, die samen veel concerten bezoeken. Vanavond zijn we bij een optreden geweest van Meatbodies. Op de autoradio speelt Superunknown van Soundgarden. Mijn young-timer heeft een CD-speler en dat is een mooie manier om al mijn aankopen uit de jaren negentig nog eens te beluisteren. Natuurlijk is het onmogelijk om een oordeel over dit hit-album te vellen; maar wat me opvalt is dat het een bijzonder statische registratie is. Er is duidelijk een poging gedaan om ’leven’ in de nummers te krijgen, maar het voelt dood aan.
Deze observatie komt niet spontaan. Frontman Chad Ubovich speelde zojuist de zaal plat. Meatbodies kwamen in de gedaante van een trio; voor mij een van de fijnste bandvormen. De ritmesectie was super steady, waardoor Chad er heerlijk op los kon improviseren.
De volgende dag thuis, zet ik de van het optreden meegenomen plaat op (natuurlijk heb ik de hoes laten signeren, de andere twee mannen van de ‘we’ generen zich voor de houterige praatjes die ik aanknoop met de band). Meteen bij het eerste nummer van de plaat, The Assignment, popt de Superunknown-gedachte weer op. Dít is hoe een plaat moet klinken. Mijn woonkamer vult zich met de muziek die ik de avond ervoor live heb gehoord. Het is bijzonder knap hoe Ubovich het gevoel van de nummers heeft weten te vangen.
De enige echte bestaansvorm van een song, voor mij, is wanneer hij live gespeeld wordt; alleen daar is zijn identiteit aanwezig. Studieopnames zijn moedige pogingen om die présence te pakken te krijgen. Maar meestal mislukt dat hopeloos. Zoals bij schoolfoto’s, je herkent degene die erop staat, maar niet de pijnlijke glimlach. De bandfoto aan de binnenkant van de hoes toont een hele keur aan muzikanten die hebben meegewerkt aan de plaat, desondanks klinkt het album groezelig en spontaan. Luister naar The Assignment en je weet wat je krijgt bij een optreden van Meatbodies.