The Beatles begonnen in 1960 en voor de argeloze muziekliefhebber begon toen de popmuziek “as we know it”. Wij van Ondergewaardeerde Liedjes weten wel beter. The Beatles, the Rolling Stones, Led Zeppelin, Hendrix: zij en alle andere muzikanten, tot de dag van vandaag, stonden op de schouders van giganten. Wegbereiders die de popmuziek van nu mogelijk hebben gemaakt. Vandaar deze battle: muziek van vóór 1960.
Keuze Jeroen Mirck: Mamie Smith – Crazy Blues (1920)
Hoe deze vrouw de muziekgeschiedenis veranderde
Tegenwoordig denken we er allemaal bij te kunnen zijn als geschiedenis wordt gemaakt, maar lang geleden veranderde de geschiedenis gewoon zonder dat sociale media het met hun algoritmes opklopten tot hypes. Zo gingen vier muzikanten op 10 augustus 1920 zonder speciale verwachtingen de studio in om een liedje op te nemen met een onbekende zwarte zangeres. Deze zelfbenoemde Jazz Hounds hadden geen idee dat zij muziekgeschiedenis zouden maken met deze allereerste plaatopname van een bluesnummer.
Het nummer heet Crazy Blues, de componist was Perry Bradford en de zangeres noemde zich Mamie Smith, al heette ze bij geboorte eigenlijk Mary Robinson. Pianist en violist Bradford was de bandleider van de Jazz Hounds en werd in de studio geflankeerd door Johnny Dunn en Ernest Elliott op klarinet en Dope Andrews op trombone. Het resultaat was een mengelmoes van cabaret en vaudeville, maar met het oor van nu, onmiskenbaar vooral ook blues.
Natuurlijk was het een beetje toeval dat uitgerekend Crazy Blues de boeken in ging als de eerste echte blues-recording. Vier maanden eerder bracht Egbert Williams het nummer Unlucky Blues uit, maar dit was nog niet echt blues. Mamie Smith kreeg dus de eer en die is haar gegund. Al op tienjarige leeftijd trad deze sterke vrouw uit Cincinnati op in het vaudeville-circuit, waarna ze doorgroeide naar de nachtclubs in Harlem. In 1918 contracteerde Bradford haar voor zijn Harlem Lincoln Theater Revue. De door Smith gezongen compositie Harlem Blues werd al snel het prijsnummer van de show. Bradford sleutelde er nog wat aan en nam het onder de titel Crazy Blues mee naar de studio, waar zijn muze het de geschiedenis in zong.
Allemaal verbeelden we de oorsprong van de blues met oude mannen op een veranda die zitten te tokkelen op een zelfgebouwde gitaar. Juist daarom vind ik het zo mooi dat de eerste echte blues-opname werd gezongen door een vrouw. Crazy Blues maakte van Mamie Smith een grote ster. Toch hoor je haar naam zelden meer. Daarom hoort ze bij uitstek thuis in deze battle van de baanbrekende muziek van voor de start van The Beatles. Ook de Fab Four zijn immers gevormd door de blues.
Keuze Willem Kamps: Charles Trenet – La Mer (1946)
Zomerzoet
Ik ben altijd gek geweest op de zee en ben dan ook blij dat ik woon aan de rand van het land. Voor ik het weet loop ik over het strand. Mijn vakanties spelen zich daarnaast vaak af op een eiland. Het zal allemaal iets met overzichtelijkheid te maken hebben; de topografie binnen de lijntjes van de branding. Hoe meer het achterland in, hoe meer kanten je uit kunt. Leuk, maar doe mij toch maar de zee. Ik moet er niet aan denken om kilometers te moeten rijden om die zee te kunnen zien.
In die adoratie sta ik niet alleen, de hang naar dat oneindige water. De zee is dan ook veel bezongen. Een heerlijke lofzang is La Mer van de Franse chansonnier Charles Trenet. Niet zo gek want ook Frankrijk grenst aan de zee, aan twee zijden zelfs. Trenet, zelf geboren in Narbonne aan de Middellandse Zee, zette al als zestienjarige in 1929 zijn eerste dichtregels over de liefde voor de zee op papier. In 1943 bedacht hij met zijn vaste pianist een melodie erbij en drie jaar later kwam La Mer als single uit.
In La Mer begint Trenet ingetogen te zingen over de schittering van het zonlicht op de golven, maar zijn ongebreidelde hartstocht en hunkering naar dat water leidt gaandeweg tot uitbundigheid. Het lied is zomerzoet, alsof je een roze koek verorbert en dat lekkere glacélaagje tot het laatst bewaart; zo klinkt dat typerende jaren ’40 orkestje (alsof er een deken overheen ligt) mét koor op het eind. Om te smullen. Mocht je wat verder weg wonen, luister dan naar Charles Trenet, en duik virtueel in zijn golven van geluk.
Keuze Der Webmeister: Johnny “Guitar” Watson – Space Guitar (1954)
Funkyzeit
Ah, de Seventies, lieve OGL-lezertjes! Het tijdperk van wijde pijpen, oranje plastic servies, woeste bakkebaarden en natuurlijk Toppop! En daarin was het in de Seventies nogal eens Funkyzeit, waneer in de Nederlandse huiskamers de stoelen aan de kant gingen en de voetjes van de vloer. Paprika chips en Sinas erbij. Prachtige tijd was dat!
Wie net als ik in de Seventies opgroeide en iedere week Toppop keek, herinnert zich vast wel de weergaloze Johnny “Guitar” Watson met zijn Top2000-kneitert A Real Mother For Ya uit 1977. Het is gewoon fysiek onmogelijk om hierbij stil te blijven zitten.
Wat u wellicht niet weet is dat Johnny toen reeds bijna 50 was, en er al een flinke muziekcarriere op had zitten. In 1954, Johnny was toen net 21 jaar jong, was onderstaande instrumental Space Guitar een van zijn eerste singles. Let op: dat was dus nog vóór de grote doorbraak van Rock & Roll. De wereld wist niet wat het overkwam met deze buitenaardse psychedelische sound, dit was z’n tijd wel heel ver vooruit. Hier werden geluiden uit een gitaar getoverd die eigenlijk helemaal niet mogelijk waren in 1954! Dit was de conceptie van moderne pop/rock muziek, dit is de bron waar alle andere muziek rechtstreeks vanaf stamt.
Hier naar luisteren is alsof je een blik werpt in de genenpoel van vlak na de oerknal. Dit is overduidelijk waar Jimi Hendrix de mosterd vandaan haalde, en we weten allemaal hoe invloedrijk Jimi weer was. Dit is de man die Zappa zodanig inspireerde dat-ie een paar jaar in z’n begeleidingsband werd opgenomen.
Space Guitar haalde niet eens de hitlijsten in 1954, maar daarvoor was het natuurlijk veel te futuristisch. Pas later daalde bij de deskundologen het besef in dat Space Guitar simpelweg geniaal was.
Keuze Freek Janssen: Chet Baker – Like Someone In Love (1956)
Zijn zoetgevooisde stem droomt je door het liedje heen
Met muziek uit de jaren veertig van de twintigste eeuw is iets vreemds aan de hand. Bij de jaren dertig kunnen we ons iets voorstellen, bij de jaren vijftig al helemaal, maar wat luisterden onze opa’s en oma’s in de jaren veertig? Naar bombardementen, militaire marsmuziek en Deutsche Schallplatten, waarschijnlijk…
In Europa is dit decennium muzikaal gezien een beetje aan ons voorbij getrokken – om voor ons moverende redenen. We hadden even iets anders te doen. In de VS werden de forties gekenmerkt door de big band en de jazz. Andrew Sisters zijn misschien wel de bekendste component van dit decennium, maar ook hun muziek is in onze Europese herinneringen onlosmakelijk verbonden met de Tweede Wereldoorlog.
In 1944 werd er een film uitgebracht die weinig mensen vandaag nog zullen kennen: Belle of Yukon. Hoofdrolspeelster Dinah Shore zong in de film een liefdeslied dat veel mensen wel heel bekend in de oren zal klinken: Björk coverde Like Someone In Love magistraal op haar debuut Debut in 1993 (die harp!).
Het liedje groeide uit tot een van de jazz-standards. De uitvoering van Frank Sinatra is zeker niet onverdienstelijk, maar ik ga voor de versie van Chet Baker, van het magistrale album Chet Baker Sings. Niemand kon zo romantisch zingen als Chet. Zijn zoetgevooisde stem droomt je door het liedje heen.
Keuze Hans Dautzenberg: Little Willie John – Fever (1956)
Grondlegger
Laying in the back seat listening to Little Willie John
Yeah, that’s when time stood still
De zoete herinnering aan de muziek van Little Willie John wordt hier opgeroepen in Somewhere Down The Crazy River (Robbie Robertson, 1987). John is niet meteen een bekende naam. Als artiest is hij meer in de vergetelheid geraakt dan tijdgenoten Fats Domino en Percy Mayfield ondanks de erkenning die hem wordt toegezwaaid door (latere) grootheden als B.B. King, Jackie Wilson en James Brown. Hij wordt zelfs beschouwd als mede-grondlegger van de soulmuziek.
William Edward John (1937-1968) scoorde 14 Billboard Hot 100 hits tussen 1955 en 1962. Bekend is het door Fleetwood Mac gecoverde Need Your Love So Bad, dat hij samen met zijn broer schreef.
Maar het absolute prijsnummer is Fever, waarmee hij in 1956 op 19(!) jarige leeftijd een nummer 1 hit heeft. Het nummer groeit uit tot een standard en is door honderden artiesten gecoverd. Meest vermaard zijn de versies van Peggy Lee (1958) en Elvis Presley (1960), maar bijvoorbeeld ook Beyoncé, Madonna en Billie Eilish hebben het lied opgenomen.
De uitgeklede versie van Lee is ook het meest gebruikte arrangement. Zij voert het nummer tot hoogspanning met een minimale instrumentatie (knippende vingers, basloopje en een roffel) en veel dynamiek in de zang. Het origineel van Little Willie John is net wat swingender. Ook hier knippende vingers, maar flink bijgestaan met blazers en een koortje. Het geeft het nummer iets sluipends, zonder die dreigende toon te verliezen.
Het succes kan niet verhinderen dat het met Little Willie John slecht afloopt. Hij wordt in 1965 veroordeeld voor doodslag. Tijdens een voorwaardelijke invrijheidsstelling, neemt hij nog een plaat op, die pas in 2008 verschijnt (titel: Nineteen Sixty Six). Dat is ruim na zijn dood in 1968. Hij sterft in de gevangenis aan een hartaanval, 30 jaar oud. James Brown, die nog in het voorprogramma van John heeft gestaan, eert hem dat jaar met het album Thinking About Little Willie John and a Few Nice Things.
Keuze Remco Smith: Ike Turner – The Big Question (1957)
De man of de muziek
Het is de eeuwige vraag. Mag je van kunst genieten, gemaakt door een godvergeten klootzak? Luister je op een andere manier naar een Phil Spector, kijk je anders naar een Roman Polansky. In de rij klootzakken neemt Ike Turner best een prominente plaats in. Volledig doorgesnoven, vrouwen -waaronder Tina- mishandelend, ziekelijk jaloers. Niet de man die je graag tegen kwam in een donker steegje, zeker als je vrouw bent. Mag je over zo’n man een wervend stukje schrijven?
Voordat hij Tina tegen kwam was hij een geweldige bandleider. Luister naar Trail Blazer van Ike Turner & The Kings of Rhythm en je weet niet wat je hoort. De zorg voor de arrangementen, de geweldige stemmen van mannen als Jackie Brenston en Billy Gayles. Het is stoer, het streelt de oren, het swingt, het is van een grote schoonheid. In deze muziek ligt een tederheid die niet voorstelbaar is bij de man, die Ike Turner ook is. Ondanks de man, geniet ik toch ontzettend van deze muziek.
Keuze Leendert Douma: Kid Baltan – Song Of The Second Moon (1957)
Zou je je oren geloven?
Wat bestaan er toch heerlijke anachronismen in de muziek! Er zwerft een live-opname van Kraftwerk op YouTube waarin ze keiharde techno spelen. Ze leggen een typische nineties-groove neer. Alleen is het concert opgenomen in 1970! (Live in Soest, nota bene.) Meer dan twintig jaar te vroeg dus… Analoog aan dit anachronisme is Song Of The Second Moon van Kid Baltan als Kraftwerk in de jaren zeventig, maar dan ook weer twintig jaar te vroeg. Het nummer stamt uit 1957.
Kid Baltan klinkt als een hippe naam, hè. Maar het is het pseudoniem van de Nederlandse componist en theoreticus Dick Raaijmakers. Een man met bril en stropdas. Baltan is Natlab achterstevoren, en dat was de afko van het Natuurkundig Laboratorium van Koninklijke Philips Electronics in Eindhoven. In het laboratorium brouwde de componist als eerste ter wereld volledig elektronische popmuziek – nog ver voordat Kraftwerk, Klaus Schulze of Brian Eno zich eraan gingen wagen.
De basis van Song Of The Second Moon is een ritmische puls waaroverheen Raaijmakers allerlei tapemanipulaties laat horen. Je hoort hier al waar decennia later Giorgio Moroder naar toe wilde. Er zit een eenvoudig melodietje in – dat maakt het weer heel erg Kraftwerk – en Second Moon eindigt in een kermisachtige chaos. Het experiment werd op een singeltje geperst (oplage 2000 stuks), met op de b-kant een elektronische bewerking van de klassieker Colonel Bogey. Maar de componist daarvan maakte bezwaar tegen de radicale behandeling. Dus het plaatje bereikte nooit de winkels. Kopieën werden door Philips als promotieartikelen uitgedeeld aan medewerkers en klanten.
Moet je je voorstellen dat je anno 1957 zo’n exemplaar in je handen kreeg gedrukt en je slingerde vol verwachting je pick-upje aan… Zou je je oren kunnen geloven?
Keuze Quint Kik: Little Richard – Rip It Up (1957)
Whoops & hollers
She Said: Hey, isn’t that Ernie? Long Tall Ernie? And put his record on…
Het eerste singletje van mijn eigen zakgeld was Sign Of The Times van de Belle Stars (1983). In 2021 blogde ik er al eens over, maar eigenlijk bezat ik jaren daarvoor al een ander singletje, gekregen van een buurvrouw: Long Tall Ernie & The Shakers’ Do You Remember. Een medley van oude rock & roll-hits: Bird Dog, Runaway en That’s Allright Mama kwamen voorbij, samen met mijn favoriet: Little Richard’s Rip It Up.
In Peter Guralnick’s Elvis-biografie las ik hoe de King de moderne popmuziek zou hebben ingeluid. Waar hij kwam, bracht hij hysterie teweeg. Onder vrouwen én mannen. Alleen bleek Elvis zijn act voor een aanzienlijk deel te hebben afgekeken van ene Richard Penniman. Mojo Magazine zette Little Richard’s visitekaartje Tutti Frutti in 2007 volkomen terecht op 1 in de lijst met 100 Records That Changed the World.
Presley was a good performer/ On stage he was electrifying
Met de flamboyante Penniman was de geboorte van Little Richard slechts een kwestie van tijd. In de laatste minuten van een studiosessie die weinig leek op te leveren, werd een schunnig liedje ietwat gekuist. Eenmaal op de radio ging de wereld volgens Keith Richards in één klap van eentonig zwartwit naar sprankelende kleuren. Wat Penniman/ Little Richard volstrekt uniek maakte, was dat hij over de herenliefde zong binnen het muzikale idioom van de kerk.
Alle hits die volgden – Ready Teddy, Slippin’and Slidin’, Long Tall Sally, Jenny Jenny – bevatten de kenmerkende whoops en hollers die Penniman leende uit de gospel. Waar de kerk aan hem bleef trekken – geregeld zette hij zijn carrière in de pauzestand om gehoor te geven aan de roep van het hogere ambt – keerde hij bij tijd en wijle terug naar het podium. Deze live-versie van Rip It Up uit ’72 laat zien dat rock & roll’s oerschreew nog lange tijd intact bleef.
Keuze Joris van der Aart: The Everly Brothers – Wake Up Little Susie (1957)
Met dank aan een getekend konijn
Toen het over deze oldies-battle ging, schoot mij te binnen dat er eind jaren 80 een soort van revival was van oldies. Dat was te danken aan Jive Bunny And The Mastermixers. Voor wie dat niets zegt: Jive Bunny was een project van een Engels DJ-duo dat medleys uitbracht van oude rock & roll en andere bekende deuntjes. Ze scoorden in 1989 een nummer 1 hit met Swing The Mood en ook That’s What I Like en That Sounds Good To Me werden nog hits.
Ik moest even graven, maar vond de cd nog ergens in mijn collectie. Het moet een van de eerste cd’s geweest zijn die ik kreeg en was dus een belangrijke bron voor mij om ook die oldies te leren kennen.
In Swing The Mood komen samples langs van onder andere Elvis, Chubby Checker, Glenn Miller, Bill Haley en ook het nummer waar ik het nu over wil hebben: Wake Up Little Susie van The Everly Brothers.
The Everly Brothers scoorden een groot aantal hits, totdat in de jaren 60 de enorme popgroepen (met The Beatles voorop) hen min of meer verdrongen en het succes opdroogde. Desondanks bleef hun invloed aanwezig en stonden zij zelfs ooit met acht nummers in de Top 2000. Dat is echter al lang geleden en hun laatste notering in de top 2000 dateert inmiddels alweer tien jaar terug.
Wake Up Little Susie was een van hun grootste hits (nummer 1 in de Billboard 100) en werd door Rolling Stone Magazine in de Top 500 Greatest Songs Of All Time gezet. Het gaat over een jongen en een meisje die naar een film gaan en daarbij in slaap vallen, waardoor het meisje veel te laat thuis komt. Ze vragen zich af hoe ze dit aan haar ouders en vrienden moeten uitleggen zonder hun goede reputatie kwijt te raken. Klinkt erg onschuldig, maar blijkbaar werd de tekst in die tijd toch suggestief gevonden en het liedje daarom door sommigen geboycot.
Het liedje is regelmatig gecoverd, waarbij de versie van Simon & Garfunkel waarschijnlijk de bekendste is. Zij scoorden er in 1982 nog een hit mee. En de medley van Jive Bunny bracht het nummer dus opnieuw in beeld in 1989. Maar dat is ook alweer lang geleden. Misschien is het dus tijd voor een nieuwe revival van de oldies. Niet als medleys, maar meer eigentijds bijvoorbeeld als Tiktok-trend of via een Netflix-serie ofzo…
Keuze Mers: LaVern Baker – Empty Bed Blues (1958)
Vrouwelijke pioniers
LaVern Baker was één van de meest karakteristieke zangeressen uit het rock & roll circuit in de jaren 50 en een baanbrekende artiest in de fusie van r&b en rock & roll. Ze had een enorm krachtige stem waarmee ze verleidelijk en zelfverzekerd zong.
Op het album Sings Bessie Smith brengt LaVern wederom verschillende stijlen samen. Zoals de titel van het album al verraad zingt ze nummers van blues pionier Bessie Smith en beide dames hadden tegenstrijdige zangstijlen. LaVern probeert niet om Bessie te imiteren maar zingt in haar eigen stijl. Jazz, r&b en blues komen allemaal samen op het album.
Voor deze battle kies ik het nummer Empty Bed Blues, een dirty bluesnummer geschreven door J.C. Johnson. Dirty bluesnummers gaan meestal over sociale taboes of obscene onderwerpen. Vaak werden deze nummers verboden op de radio waardoor ze alleen beschikbaar waren op jukeboxen. Het nummer staat bekend als het meest beruchte nummer uit de carrière van Bessie Smith omdat het vol seksuele toespelingen zit (wat zou men nu op de radio draaien als dit nog verboden was). LaVern zingt het natuurlijk fantastisch, Bessie Smith coveren is niet zo makkelijk. Haar vocalen zijn geweldig en de band is al net zo goed. Voor deze battle een heerlijke samenkomst van twee grootheden van vóór de jaren 60 (hoewel LaVern nog tot in de jaren 90 actief was).
Keuze Marco Groen: The Big Bopper – Chantilly Lace (1958)
De eerste rap?
Als jong ventje heb ik dankbaar gebruik gemaakt van de platenkast van mijn ouders. Daar was de nodige troep in te vinden (om een of andere reden hadden ze twee dezelfde albums van Olga Lawina), maar ook uiterst acceptabele rock & roll-platen. Dit zorgde ervoor dat ik al op vrij vroege leeftijd de ‘ingewikkelde’ lyrics van Dion (hip, hip…) en Neil Sedaka (I love I love I love my calendar girl) kon meezingen. Om van The Everly Brothers maar te zwijgen, want daarvan lag de Best Of… vrijwel continu bij mijn ouders op de draaitafel. Allemaal muziek waar niet eens zo heel erg veel mis mee is. Grootste klacht: het was allemaal veel van hetzelfde. Wat dat betreft was de ontdekking van The Big Bopper een verademing. Deze man had blijkbaar de maling aan conventies en vond het heel normaal om tijdens een nummer te praten i.p.v. te zingen. Het meest in het oog springende nummer was Chantilly Lace.
Was het rap? De man was wel DJ en het zou best kunnen dat hij de gewoonte om door muziek heen te praten heeft meegenomen naar zijn carrière als muziekartiest. Het nummer zelf was vrij plat. The Big Bopper maakt in het liedje een afspraak voor een date, waarbij het middelpunt van zijn affectie slechts aan een paar eisen hoefde te voldoen: ze moet een leuk koppie hebben, een sexy manier van lopen, een lieve giechel, een paardenstaart en kant dragen.
You know what I like!
Andere tijden…
Het was in elk geval heel wat anders dan die stoere-jongens-leren-jacks-muziek die vrij dominant aanwezig was op de verschillende verzamelalbums. Iets dat ze in Amerika met mij eens waren. In de Billboard Hot 100 haalde Chantilly Lace een keurige zesde plek. Nadat Jerry Lee Lewis het nummer coverde haalde het zelfs een eerste plaats.
Erg lang heeft The Big Bopper (die eigenlijk gewoon J.P. Richardson heet) niet kunnen genieten van zijn succes. Naast Ritchie Valens en Buddy Holly was hij namelijk de derde artiest die omkwam op die vermaledijde datum van 3 februari 1959. The Day the Music Died. Het einde van de vroege rock & roll-era. Bijna was het nog Waylon Jennings die in het vliegtuigje zou zijn gestapt, ware het niet dat The Big Bopper wat ziekjes was en geen zin had om dezelfde afstand met de bus te doen. Waylon stond zijn plek af aan hem. The Big Bopper werd slechts 28 jaar oud en kan dus ook geen aanspraak maken op een lidmaatschap van de 27 Club.
Keuze Annemarie Broek: Caterina Valente – Spiel noch einmal für mich, Habañero (1958)
Verbluffend mooie muziek
Bij ons thuis stond eigenlijk de hele dag de radio aan. Mijn muzikale smaak was nog niet helemaal ontwikkeld en ik had geen duidelijke favorieten. In die tijd was geen radioprogramma compleet zonder op zijn minst één Caterina Valente liedje, hoewel Duitstalig anno 1958 toch nog wel een beetje fout was volgens mijn ouders. Gelukkig zong Caterina in minstens zeven andere talen, zoals de omroepers van dienst vóór of na elk van haar plaatjes steeds weer vertelden. Later kwamen er dan echte showprogramma’s op de televisie, veelal met grote Duitse dansorkesten.
Caterina Valente was dankzij haar veeltaligheid rond die tijd weergaloos populair in heel Europa en rond 1962 waagde ze de sprong over de grote zee om te schitteren in muziekprogramma’s rond grote Amerikaanse sterren als Dean Martin en Perry Como. Met haar grote charme wist zij beide heren in verlegenheid te brengen en Perry Como wijdde zelfs een lied aan haar, uiteraard met als titel Caterina.
Op zoek naar een muziekje van vóór 1960 koos ik instinctief voor Conny Froboess, maar ik zette per ongeluk Habañero op. Ik viel zowat van mijn stoel. Wat een prachtige muziek: een schitterend groot orkest met veel hoorbare nuances. En een mooie volle stem met een warme klank en een perfecte tekstbehandeling. Zonder moderne trucjes zoals pitch correction of auto-tuning.
Ik hoorde de muziek nu voor het eerst zoals het ooit bedoeld geweest moet zijn. Zelfs op de smartphone klonk het fantastisch! Wat hebben we in die oertijd toch veel van dat moois gemist!
Keuze Annemarie Broek: Conny Froboess – Teenager Melody (1959)
Van zingende kleuter tot gelauwerde actrice
Conny Froboess was in 1959 pas 16 jaar oud en met haar frisse verschijning was ze mijn eerste echte tieneridool. Ze had al heel jong een hitje gehad met Pack die Badehose ein bij ons beter bekend als Naar de Speeltuin en maakte regelmatig grammofoonplaatjes met andere Duitse artiesten als Rex Gildo, Peter Kraus en Will Brandes.
Inmiddels was het mode geworden films op te nemen met beroemde popsterren; steevast een flinterdun verhaaltje ter ondersteuning van de muzikale carrière van de hoofdrolspelers. Zo’n film was bijvoorbeeld Conny und Peter machen Musik. Die heb ik uiteraard niet gezien, want zulke films werden niet in de IJmuidense dorpsbioscoop vertoond.
Toen ze Peter Kraus als muziekpartner aan de kant gezet had, net als Will Brandes en Peter Alexander, verloor ik haar uit het oog. Van zo’n ontrouwe partner wilde ik geen fan meer zijn. Ik werd bovendien geheel in beslag genomen door de Britse beatmuziek met al die interessante broodmagere knappe jongens met hun Beatleshaar.
Frau Froboess maakte toch nog vele plaatjes. In 1962 deed ze aan het Eurovisie songfestival mee met Zwei kleine Italiener, ondanks haar frisse optreden werd ze slechts zesde. Het werd overigens toch één van haar grootste hits in heel Europa.
Medio zestiger jaren ging ze zich helemaal aan haar carrière als actrice wijden. Ze speelde in meer dan 30 films (inclusief de muziekfilms), alle – ik herhaal alle – Duitse politieseries; van 2013 tot 2021 speelde ze een dragende rol in de vijfdelige Ostwind speelfilmcyclus, vertolkte op de planken de rol van Eliza Doolittle en kreeg in 2021 de Schauspielpreis, een ereprijs voor haar gehele oeuvre.