Toen MTV begin jaren 90 eindelijk neerstreek in mijn woonplaats, was ik niet weg te slaan van het clipstation. Eindelijk een opvolger van de Europese tegenhanger Music Box (1983-1987), die mij als tiener verslaafd had doen raken aan videoclips! Zoals mijn kinderen tegenwoordig ieder momentje van verveling vullen met een shot social media, zo plachtte ik de televisie aan te zetten voor een rondje hits van dat moment. Alhoewel de zender ook de gewoonte had daar af en toe een verdwaalde oerclip tussen te plakken: zo kwam geregeld Jimi Hendrix’ Are You Experienced voorbij.
Nog zo’n relikwie uit andere tijden waar ik op MTV aan werd blootgesteld, was Children Of The Revolution van T. Rex. Over een slepende gitaartrack droeg een hippie halfgod met glitter onder de ogen een hoogmis op aan jongerenrebellie: ik kon er mijn ogen niet van af houden. Van het fenomeen glamrock begon ik me net een beetje bewust te worden, met dank aan de verzamelcd Changesbowie (met daarop Ziggy Stardust, dat in de uitvoering van Bauhaus voorbijkwam bij Paul King’s befaamde 120 Minutes). Uit de kroeg waar ik weleens op schoolfeestjes draaide, jatte ik een oud singletje van The Sweet, nadat ik op vrijdagavond The Ballroom Blitz bij Curry en Van Inkel voorbij had horen komen.
In dezelfde tijd kwamen op MTV ook de befaamde Levi’s commercials voorbij. Waar die in de tweede helft van de jaren 80 allerlei soul-iconen nieuw leven had ingeblazen – Sam Cooke, Marvin Gaye en Ben E. King belandden opnieuw in de Top 40 – had de spijkerbroekenfabrikant zijn muziekkeuze intussen verlegd naar de jaren 70. T. Rex behoorde tot de uitverkorenen; via het uitzinnige 20th Century Boy wist de Bolan Boogie me definitief bij de lurven te grijpen. Metal Guru, The Slider, Telegram Sam: stuk voor stuk glam-alterego’s, bedacht door Bolan om de oerdrift van rock ’n roll op zijn theatraalst te kanaliseren. Hij was er ook behoorlijk invloedrijk mee: de New York Dolls, de Ramones, de Smiths en de Pixies beschouwen zich allemaal als kinderen van de revolutie.
In de jaren 80 voltrok zich over de plas een bescheidener revolutie. Bands zonder ogenschijnlijke link wilden af van het synthetische geploink van die alomtegenwoordige keyboards. Liever lengden ze hun punk aan met echte (akoestische) instrumenten: enter de Violent Femmes en hun muziek, die ieder moment in elkaar lijkt te lazeren. Toevallig werden ze op straat ontdekt door de gitarist van de Pretenders. Zangeres Chrissie Hynde vond het belachelijk goed en bood de band ter plekke aan om later die avond haar voorprogramma te verzorgen. Dat leverde flink wat exposure op en een platencontract en resulteerde in 1983 in een wervelend debuut met moderne klassiekers als Blister In The Sun, Add It Up en Gone Daddy Gone (die laatste ken je misschien van de cover van Gnarls Barkley).
Helaas was de platenmaatschappij een stuk minder te spreken over Hallowed Ground (1984), de met duistere folk- en country-invloeden uit het Amerikaanse achterland doordrenkte opvolger. Voor hun derde plaat werden ze dan ook gekoppeld aan iemand die productioneel van wanten wist: Jerry Harrison. Naast gitarist van de Talking Heads, had deze ook nog een voorland in een band die qua charme en krakkemikkigheid wel wat weg had van de Femmes: de Modern Lovers. Het Amerikaanse achterland is nog altijd hoorbaar aanwezig op The Blind Leading The Naked (1986), maar wordt afgewisseld met een wat commerciëler new wave-geluid. Het onbetwiste prijsnummer is wat mij betreft een venijnige cover van de eerder genoemde call-to-arms van T. Rex, die klinkt als de Talking Heads in hun commerciële nadagen (maar met een onbetwist plukje duisternis op de achtergrond).