Noem mij een laatbloeier, maar Depeche Mode staat eigenlijk pas sinds héél recent op mijn radar. Al zijn er zo beschouwd binnen ons onvolprezen collectief ook bloggers die nóóit volwassen lijken te (willen) worden. Dat ik de band nú pas écht leer kennen is in mijn rol binnen Ondergewaardeerde Liedjes als ambassadeur van de house wellicht óók lastig voor te stellen. Want als we kijken naar artiesten die hun stempel drukten op de ontwikkeling van mijn favoriete genre, is Depeche Mode daar toch echt wel een van.
Het balletje begon echter pas afgelopen december te rollen toen ik werd uitgenodigd om mee te gaan naar een van hun concerten in de Ziggo Dome in mei. En opeens begon ik me af te vragen waarom ik nooit geïnteresseerd was geweest in deze band. Was het dan toch Just Can’t Get Enough, wat ik een vreselijk nummer vond en waar ik door die tenenkrommende cover in de nadagen van mijn happy hardcore-helden Charly Lownoise & Mental Theo een nog grotere hekel aan had gekregen?
Maar hoe vaak was ik ze al wel niet tegen gekomen in al die house-boeken die ik had gelezen? Hoe vaak waren zij al niet aangehaald door geïnterviewde DJ’s als een van de redenen dat zij met hun muziek waren begonnen? Hoe vaak passeerden ze al wel niet de revue als inspiratiebron?
Ik besloot dat ik mij maar eens moest gaan verdiepen in hun muziek. En dat was geen straf. Want Spotify’s ‘Depeche Mode’-radio leverde niet alleen pareltjes op uit hun eigen discografie. Maar ik leerde ook tot voor kort mij totaal onbekende prachtplaten kennen uit het oeuvre van gelijksoortige artiesten.
Eén plaat bleef echt hangen: Precious. Een van de latere producties van Depeche Mode, afkomstig van het album Playing The Angel uit 2005. Martin Gore schreef het voor zijn kinderen van 3, 10 en 14 jaar die op dat moment moesten zien om te gaan met de echtscheiding waarin hij en zijn vrouw lagen. Een even prachtig als pijnlijk nummer waar het hartzeer en het schuldgevoel vanaf druipen.