Samen met Urban Dance Squad en Fatal Flowers moet het een van de eerste Nederlandse bands zijn waar ik als 16-jarige naar ging luisteren, nadat ik de afslag links had genomen en de Top 40 achter me liet. Hoe ik Claw Boys Claw op het spoor kwam? Misschien was het de radiosessie-uitvoering van Superkid (1990) op de Villa 65-CD van de VPRO. De hit Rosie was het in elk geval niet; het album Sugar zou pas twee jaar later verschijnen. Meest voor de hand liggend is dat de kennismaking verliep via een bandje van Angela uit 4VWO, dat ze haar zus Anita ontfutseld had. Haar was het doen om de onevenaarbare hutspot van Mano Negra’s Puta’s Fever (1989) op de A-kant. De B-kant met de extra lange cd-uitvoering van de verkleedpartij Hitkillers (1988) wist juist mijn aandacht te trekken.
Komt waarschijnlijk doordat het onlosmakelijk verbonden is met mijn eerste ervaring met openbare dronkenschap. In het gezelschap van mijn ouders, hoe gênant wil je het hebben? Kerstavond met mijn grootouders, in het café van mijn oom; mijn neef drukte me mijn eerste wodka-jus in mijn handen. In de auto op de terugweg naar huis danste de wereld voor mijn ogen. Wanhopig probeerde ik mezelf nog af te leiden met het geleende bandje op mijn walkman. Midden op de snelweg dacht ik achteloos een raampje open te kunnen draaien om even onopgemerkt over mijn nek te gaan. Mijn ouders schrokken zich de pleuris en parkeerden de auto bliksemsnel de berm in. Van mijn eerste kater herinner ik me niets, Claw Boys Claw stond echter voor altijd in mijn geheugen gegrift.
Hitkillers bevat louter covers van een bonte stoet aan nederpophelden uit de 50s, 60s en 70s (al had ik daar als 16-jarige geen flauw benul van). Vrij letterlijk een verkleedpartij ook, waarbij de band zich voor een fotosessie op de achterzijde van de hoes uitdoste als Earth & Fire, Catapult en THe Blue Diamonds (mijn favoriet is hun naadloze impressie van de artrock lulligheid van Nits). Dracula was lange tijd mijn favoriet, later ook een daverend succes bij mijn kinderen op de achterbank van de auto (zonder wodka-jus, laat dat duidelijk zijn). Achter al die grappenmakerij ging onvervalste nederrock & roll schuil, zo bleek uit originele CBC-singles, die aan de cd-uitvoering van Hitkillers waren toegevoegd waren (met So Mean als ijzersterke troef, tevens te vinden in de Snob 2000).
Eén nummer schitterde echter in afwezigheid: tussen het album With Love From The Boys (1986) en Crack My Nut (1987) verscheen een verdwaalde Kerstsingle. Blue Bells vormde een jaar of tien geleden het begin van mijn collectie Kerstvinyl. Wat bezielde de band destijds om de wereld te verblijden met een heuse eigen carol, compleet met kinderkoor? Pure meligheid, aldus Te Bos, toen ik hem ernaar vroeg. Duidelijk af te zien aan de originele video, die nog in de oude Roxy is opgenomen. De kwaliteit daarvan was naar verloop zo slecht geworden, dat we een nieuwe video opnamen, thuis bij een van de bandleden. Beide kun je terug kijken op YouTube; ook hier zijn de verkleedpartijen niet van de lucht (je kunt kiezen tussen Peter als kandelaar of een tableau-vivant met Peter als Kerstnar).
Heeft hij iets met Kerstmuziek? Nou en of, zo’n nummer als A Fairy Tale From New York (van The Pogues en Kirsty MacColl) is heerlijk! Had ik ook zonder het te vragen kunnen weten: voor een Kerst-CD die eind jaren ’90 werd weggeven bij de VPRO-gids, nam Te Bos een versie op van Shawn MacGowan’s Christmas Lullaby (1996). Met Jeroen Kleijn van Daryll-Ann achter de kit, die sinds 2010 deel uitmaakt van de band. In mijn jaarlijkse Kerstplaylist #49Ballen1Piek maakte Blue Bells een gestage opmars, naar een 7de plek dit jaar. Iedere Kerst vind ik het weer mooier dan de voorgaande, het verveelt geen moment (kinderkoor ten spijt). Op de een of andere manier fungeert het als the ghost of Christmas past en weet het me altijd weer te transporteren naar 1ste Kerstdag bij opa en oma.