Een van de vroegste Kerstplaten waar ik als kind aan werd blootgesteld, was die van gospelgroep de Edwin Hawkins Singers. Eind jaren ’60 waren die groot geworden met Oh Happy Day. Welke dag is nou happier dan Christmas Day?, moeten ze bij dat koor hebben gedacht en voilà: naast een kindeke werd ook een Kerstplaat geboren. Mijn moeder werd op haar beurt helemaal happy van Edwin en zijn gevolg; voor mijn zus en ik ter wereld kwamen, had mijn vader de gewoonte die plaat keihard voor haar te draaien, zodat zij mee kon zingen vanuit hun oranje (!) badkuip. Die plaat bleef nog lang favoriet in huize Kik; bij de eerste tonen van We Three Kings word ik onmiddellijk teruggevoerd naar de vroege jaren ’80 (al kon gospel – het religieuze voorland van soul – me als kind matig bekoren).
Er valt moeilijk aan te ontkomen dat Kerst uitzonderlijk goed samen gaat met soulmuziek; meer dan eens levert het een gouden combinatie op. Atlantic, Motown en Stax brachten in de jaren ’60 en ’70 grandioze verzamelaars op de markt, waarbij zoveel mogelijk acts van het label een duit in de zak van Claus mochten doen. Vele namen een hiervoor een bekende carol onder handen of vulden er als ze de kans kregen een heel album mee. James Brown, met wiens oeuvre ik verder weinig op heb, bracht in zijn eentje drie uitstekende Kerstplaten voort, met klassiekers als Let’s Make Christmas Mean Something (1966) en Santa Claus, Go Straight To The Ghetto (1968). Recenter liet het Daptone-label uit Brooklyn Sharon Jones en Charles Bradley de nog nagloeiende kastanjes uit het vuur halen.
Een van de vreemdste artefacten uit mijn collectie Kerstvinyl komt uit de hoek van Rhythm & Blues-label Chess. Meer specifiek dochterlabel Cadet; nadat Leonard Chess begin jaren ’60 naam had gemaakt met Etta James, Sonny Boy Williamson en Bo Diddley, mocht zoonlief het op eigen houtje proberen. Deze Marshall ging niet op zijn handen zitten en stelde de supergroep Rotary Connection samen, met de beste zwarte en blanke studiomusici uit de stal van paps (een revolutionair concept waarmee hij Sly & The Family Stone net voor was). Het geheime wapen van de band was een piepjonge Minnie Riperton, die later op eigen kracht hits zou scoren met Les Fleurs en Loving You. Arrangeur Charles Stepney droeg in belangrijke mate bij aan hun even bizarre als unieke oeuvre.
Tussen 1968 en 1971 bracht Rotary Connection zes albums uit op Cadet, met psychedelische Soul en covers van Dylan en The Rolling Stones. Door de bank genomen ontbeerden die platen een duidelijke lijn, op de Kerstplaat Peace (1968) na dan. De fotosessie voor de hoes mag de indruk wekken dat iedereen op die bewuste dag dezelfde drugs had genomen, voor één keer zaten de bandleden in elk geval op dezelfde bladzijde. Waar de individuele Kerstplaten van Motown-sterren wat tammetjes aandoen, is Peace over de gehele linie een wervelstorm van een album; er naar luisteren is alsof je gevangen zit in een snow globe. Met originals als Christmas Love, Shopping Bag Menagerie en Peace At Last (Waarom komt de Kerstman door de schoorsteen en gebruikt hij niet gewoon de voordeur? Nou, omdat hij zo stoont als een garnaal is van het roken van mistletoe!). Op Last Call For Peace valt de gekte precies op zijn plek, net als bij mijn moeder in haar oranje badkuip met de stereo op 10.