De eerste keer dat ik Beth Orton hoorde, was eind jaren negentig. Het grootste deel van dat decennium had ik Top 40 geluisterd, dus de folk van de Britse zangeres was wennen voor mijn popoortjes. Dat gold zelfs voor Stolen Car, de single van haar album Central Reservation, de meest toegankelijke track. Toch wist ze me te verleiden, met dat zwoele So Much More en het duet Pass in Time, over haar overleden moeder.
Daarna kocht ik het debuut Trailer Park, met de dissonante strijkers in She Cries Your Name, en de trippy groove van Galaxy Of Emptiness. De muziek van Orton werd als een goede vriendin. Soms kon ik haar strapatsen moeilijk volgen, zoals het iets te poppy Daybreaker, of het duistere Comfort Of Strangers. Ik vergaf het haar; slechte platen maakte ze niet. Hooguit wat minder interessante. Maar als ik door m’n platenkast neusde en onze eerste kennismaking Central Reservation weer opzette, hadden we aan een half woord genoeg om elkaar te begrijpen.
Mei dit jaar was ik een paar dagen in Londen. Ik kocht enkele elpees, waaronder Sugaring Season, een album dat Orton in 2012 maakte. Het is haar meest traditionele singer-songwriterplaat, prachtig als altijd. Ik vroeg me af wat er met m’n vriendin was gebeurd. Haar laatste album was uit 2016, daarna was het stil geworden.
Het antwoord op die vraag volgde toen ik in de Eurostar naar huis stapte. Deezer tipte me de nieuwe single van Beth Orton: Weather Alive. Ik zette de track op en het gevoel was als vanouds. De losse sfeer van Central Reservation waarmee ze me eind jaren negentig had weten te verleiden was er weer, maar ze klonk ouder en wijzer. Compromisloos. De muziek is herfstachtig en melancholiek, met piano, harmonica en vibrafoon. Over een track van ruim zeven minuten praatzingt Orton over de schoonheid van de natuur en het onverbiddelijke verstrijken van de tijd.
Ja. We begrepen elkaar nog.
She said there are three steps
Down to the water’s edge
Take one two three
And there at the root of the tree
Wait for me, wait for me…