Al bijna honderd jaar is er een soort van wet hoe een liedje moet worden opgebouwd. Intro, couplet, refrein, nog een couplet, refrein, brug / solo, refrein en outro. En dat allemaal in een tijdsbestek van twee à drie minuten. Dat was al zo in de tijd van Robert Johnson en Lead Belly en dat is nog steeds de norm. Het is een vastgeroest sjabloon waar vele muzikanten hun liedjes in gieten.
Gelukkig zijn er genoeg muzikanten die zich niet in zulke modellen laten vangen. Muzikanten die de ruimte zoeken om buiten de kaders te gaan, op zoek naar muzikale vrijheid. Dan blijken er opeens andere muzikale kleuren gevonden te kunnen worden. Iemand die daar nadrukkelijk naar heeft gezocht is Kurt Vile met zijn Violators. Vile, ooit lid van The War On Drugs voordat die doorbrak, kwam in 2013 met de plaat Wakin’ On A Pretty Daze op de proppen. Voor de meeste volgers, ook die van ondergewaardeerde liedjes, zal dat een eerste kennismaking met Vile zijn geweest.
Het bijzondere aan Vile is eigenlijk het nadrukkelijk niet-bijzondere er aan. De stem van Kurt Vile is niet bijster geschoold, de man heeft de neiging om te murmelen. Zelf ben ik geen muzikant maar ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat hij geen begenadigd gitarist is. En dan duren zijn liedjes ook nog eens met gemak een minuut of negen. Dat zou genoeg moeten zijn om met een grote boog om heen te lopen. En toch. Juist vanwege die ruimte die Kurt Vile inneemt om zijn liedjes te laten ontwikkelen, te laten uitwaaieren, bereikt hij een muzikale vrijheid die heel behaaglijk is. Muziek als de zomerzon die om half zeven in de ochtend langs de kastanjeboom glinstert, het moment dat ik als slechtslaper aan mijn kopje koffie zit terwijl de rest van het huis nog in diepe rust is.