Country & Western heeft jaren een aura van oubolligheid gehad met de onafscheidelijke steelgitaar, de bijna huilende tonen van de zangers en zangeressen en de vaak religieuze inslag. In de jaren negentig is er een revival, want de softrock verdwijnt langzaam uit het hitparadebeeld en wordt in de V.S. vervangen door de Countryrockmuziek. Soms nog steeds met de steelgitaar, maar steeds vaker met snoeiharde teksten en gitaarsoli.
Maar is is meer onder de (neergaande) zon. We hebben er een aantal op een rij gezet.
Keuze Annemarie Broek: The Rolling Stones – Country Honk (1969)
Mijn liefste countrynummer
In 1969 nemen The Rolling Stones een album op, Let It Bleed, dat naar mijn idee een beetje ondergewaardeerd is gebleven. Het is het laatste album waaraan Brian Jones nog had meegewerkt en het eerste waarop Mick Taylor als zijn opvolger zou meespelen. Het is een album vol rauwe songs, wellicht als uitvloeisel van het beruchte Altamont-concert waarbij een jonge fan neergestoken werd omdat hij, opgefokt door drugs, het podium wilde beklimmen.
De rauwste en voor mij daardoor meteen de beste nummers waren Gimme Shelter en het hypnotiserende Midnight Rambler. Waarschijnlijk viel Country Honk daardoor een beetje uit de toon, met Byron Berline op de viool en een geluid alsof het nummer gewoon op straat was opgenomen, met claxonnerende auto’s op de achtergrond. Dat vormde op de elpee een mooi tegenwicht tegen alle gewelddadigheid van de andere nummers. Ik vond diep in mijn hart ook de Countryblues-benadering van The Stones wel aangenaam en beter te verteren dan de ‘echte’ countrymuziek.
Andere kraker op dit album was You Can’t Always Get What You Want met de magistrale inzet van het jongenskoor, ook met die sfeer van agressie maar vooral met dat mooie levensmotto wat waarschijnlijk al heel vaak op R&R uitvaarten is gedraaid.
Honky Tonk Women is enkele maanden later uitgebracht. Mick Taylor was inmiddels al aardig aardig op dreef gekomen, maar voor mij is dat een Stones-nummer zoals een heleboel andere.
Keuze Hans Dautzenberg: Jesse Winchester – The Brand New Tennessee Waltz (1970)
Subtiel zoomt het beeld in op de rechterwang van zangeres Neko Case. Ja we zien het goed, er rolt een traan uit haar ooghoek. Naast haar houdt Elvis Costello manmoedig zijn emoties onder bedwang. Als het liedje is afgelopen zegt hij: That’s it, Jesse. The show’s over. You finished me off. It happened at rehearsals and it happened now. Jesse Winchester glimlacht.
Tijdens dezelfde TV-show ‘Spectacle’ uit Elvis Costello zijn ongeloof als Jesse Winchester tussen neus en lippen door vertelt dat The Brand New Tennessee Waltz het eerste liedje is dat hij ooit schreef. Winchester reageert bescheiden. Alsof het heel gewoon is dat je eerste liedje een klassieker is en wordt opgenomen door tal van grote artiesten, van Joan Baez tot Don Henley en van Everly Brothers tot Patti Page. Zij was het ook die (The) Tennessee Waltz – de inspiratie voor het lied van Winchester – tot een megahit (10 miljoen verkochte singles) maakte, waarna het uitgroeide tot een stevige jukebox classic. Tennessee Waltz is inmiddels een van de vier officiële volksliederen van de staat Tennessee.
Jesse Winchester groeit op in Memphis, Tennessee. Als jongeman verlaat hij de stad en ook het land, op de vlucht voor de dienstplicht die hem naar het gevreesde Vietnam zal brengen. Met een omweg via Duitsland belandt hij in Canada. Daar ontwikkelt hij zich als muzikant en liedjesschrijver. Zijn debuutalbum Jesse Winchester geniet onder de Nederlandse critici aan het begin van de jaren 1970 wel behoorlijke faam. Niet in de laatste plaats omdat verschillende leden van The Band er bemoeienis mee hebben. Robbie Robertson produceert de plaat en schrijft één song mee. Levon Helm is als drummer en mandolinespeler te horen. Winchesters werk is een combinatie van bijna Bijbelse opvattingen, aardse geilheid (…) en briljante huiselijkheid (gezang over de geneugten van een stevig ontbijt met een goede kop koffie) en dat alles gelardeerd met een flinke dosis nostalgie, luidt de samenvatting van het album door Elly de Waard. Hoe country wil je het hebben?
The Brand New Tennessee Waltz past qua onderwerp, heimwee – het onvervulbare verlangen naar thuis, uitstekend als klassiek country thema. De melancholie wordt muzikaal fraai onderstreept met een countryviool.
Because love is mainly just memories
And everyone’s got them a few (…)
So let all your passionate violins
Play a tune for a Tennessee kid
Who’s feeling like leaving another town
But no place to go if he did
‘Cause they catch you wherever you’d hid
Jarenlang komt Jesse niet in de Verenigde Staten. Pas wanneer Jimmy Carter in 1977 de Vietnam-dienstweigeraars gratie verleent, kan hij weer naar zijn thuisland. Zijn ballingschap draagt er volgens velen aan bij dat hij begin van de jaren ’70 nooit écht doorbreekt naar het grote publiek. Jesse Winchester zal een ‘songwriter’s songwriter’ blijven. Een goeie, een die songwriters jaren later nog tot tranen weet te roeren. Hij overlijdt in 2014, 69 jaar oud.
Keuze Alex van der Meer: Danny O’Keefe – Quits (1975)
Noem het wat je wilt
Voor iemand die is gecoverd door bijvoorbeeld Jackson Browne, John Denver, Elvis Presley, Glen Campbell, Jerry Lee Lewis, Willie Nelson, en Dwight Yoakam, zou je kunnen verwachten dat hij nochtans als een grote meneer te boek zou moeten staan. Het valt behoorlijk tegen. Danny O’Keefe is zo’n voorbeeld van een muzikale grootheid die al jaren zeer ondergewaardeerd is gebleven. Gelukkig is hij nooit gestopt met mooi materiaal maken.
Vergis je niet, toch heeft O’Keefe ook een hit op zijn naam staan. Good Time Charlie’s Got The Blues was in 1972 een groot succes in de V.S., Australië en Canada. Commercieel succes werd vervolgens niet echt meer behaald. Persoonlijk ben ik de laatste tijd heel langzaam zijn repertoire aan het ontdekken. Het is een genot. Ik kan het je van harte aanbevelen. Afgelopen jaar kwam bijvoorbeeld zijn meest recente album uit, Looking Glass & The Dreamers. Amper heb ik iets over dit album kunnen lezen, er is wat dat betreft gruwelijk weinig aandacht voor, maar de sfeer en het vakmanschap is ongekend. De muziek is allang geen folk of country meer, het is een volledig eigen vorm van americana. Het album voelt heel urgent, sfeerrijk, intiem, en episch tegelijk. Het is gewoonweg prachtig.
Voor deze battle had ik eerlijk gezegd dus uit meerdere tracks van Danny O’Keefe kunnen kiezen. Hij heeft genoeg prachtige nummers gemaakt die je min of meer ook als country zou kunnen betitelen. Echter, het nummer Quits uit 1975 is één van de nummers van O’Keefe die ik gewoonweg nu het langste ken. Quits is zo’n track met dermate veel gevoel en ziel, dat je er eigenlijk amper een label op durft te plakken. Is het dan wel zuiver een countrynummer te noemen? Ach, noem het wat je wil. Ik noem het gewoon heel erg mooi.
Keuze Joop Broekman: Led Zeppelin – Hot Dog (1979)
Lichtpuntje
Goed, het plan was dus om voor deze battle een song van Rosanne Cash te pakken. Haar (13de) album The River & The Thread kocht ik ooit op de gok en daar heb ik nog steeds geen spijt van. Fijne countryliedjes om mee wakker te worden, of om niet al te avontuurlijk ingesteld bezoek mee te entertainen. Maar deze suggestie hield zes dagen stand. Want het idee van een song met country-invloeden door een rockband is eigenlijk leuker.
Voordat ik bij Led Zeppelin uitkwam, dacht ik ook nog even aan Devildriver. De metalband van zanger Dez Fafara (ooit Coal Chamber) bracht in 2017 Outlaws ‘Til The End uit. Met medewerking van een paar ‘celebs’ uit de hardrock- en metalscene werden hier countryklassiekers gecovered. Misschien is dat laatste niet helemaal het goede woord, vooral als je het hardere en (weinig subtiele) stevigere gitaarwerk als iets engs ziet. Dat betekent voor nu dat ik dat album er voor een volgende blog zeker bij ga pakken. En dat ik stukje in de safe modus tik, zeg maar.
Hot Dog vind je terug op Led Zep’s In Through The Out Door (uit 1979). Een symbolisch gekozen titel, want door belastingperikelen kon de band twee jaar lang niet in het Verenigd Koninkrijk wonen en optreden. Ook wel een periode dat het beste er wel af is bij de vier heren. Het opnameproces zorgt voor verdeling in twee kampen. Door de verslavingen van Jimmy Page (heroïne) en John Bonham (drank) staan ze vrijwel nooit samen in de studio. Maar deze bijzondere situatie zorgt ook weer voor nieuwe invloeden, je hoort bijvoorbeeld meer piano en synthesizer (John Paul Jones) op het album. De fans vonden het geen verdeeld succes, zeker na The Song Remains The Same van drie jaar eerder. En gek genoeg deed het album het in de Verenigde Staten beter.
Jones en Robert Plant waren uiteindelijk diegenen die de meeste ideeën tot songs wisten te smeden. Ze probeerden (net als die andere twee, ondanks hun toestand) met hun tijd mee te gaan en zochten naar nieuwe en andere invloeden om er een gevarieerdere plaat van te maken. Dat viel niet mee, met knallers van voorgangers. In Through The Out Door behoort dan ook niet tot hun beste werk. Hier en daar is er iets te veel nagedacht over de songs, in een haast krampachtige poging moderner te klinken. Het idee van een verregend tuinfeestje omdat er geen partytent nodig was, ondanks de voorspelde plensbuien.
Maar zo slecht is het nou allemaal ook weer niet. Zelf zou ik het album nog wel een voldoende geven. Hot Dog is een fijne poging tot country-rockabilly, en ik kan me niet voorstellen dat dit nummer niet leuk was om te maken. Zo te horen gingen de heren met liefde ruim 20 jaar terug in de tijd.
Keuze Marco Groen: The Breeders – Drivin’ On 9 (1993)
Gigantisch
Voor klassieke dichters zoals Chaucer, Shakespeare, Dante, maar ook Homerus, was het niet ongebruikelijk om muzen aan te roepen in hun werken. Een moderne variant hiervan is Cool as Kim Deal van The Dandy Warhols. Een volkomen logische en terechte aanroep, zoals het onze huidige variant van Euterpe betaamt. Want dat Kim Deal een manifestatie is van de muze van lyrische poëzie en pure blijdschap lijkt mij vrij duidelijk. Haar vroegst bekende verschijnen was in de aanwezigheid van de heren Frank Black en Joey Santiago. De bedoeling was om een auditie te doen, ware het niet dat Kim zo handig was geweest haar basgitaar vergeten mee te nemen. Ze werd evengoed aangenomen. Ze kwam eveneens met de tip dat ze op een bruiloft een redelijke drummer had gespot, ook deze Dave Lovering mocht zich aan het gezelschap voegen. Samen vormden zij The Pixies. Muziek zou nooit meer hetzelfde zijn.
Dat godinnen en stervelingen soms wat moeilijk met elkaar door een deur kunnen, leidde tot een breuk van de band in 1993. Frank en Joey gingen samen verder met het soloproject van de eerste, Dave ging goochelen en Kim ging samen met haar tweelingzus Kelley verder. Aangevuld met Jim McPherson, Tanya Donelly en Josephine Wiggs noemden zij zich de The Breeders. Hun eerste album Pod was meteen goed, zij het wat experimenteel. Een leuke verrassing hierop was een alternatieve versie van Happiness Is A Warm Gun, oorspronkelijk van The Beatles. Een liedje dat nog besproken werd tijdens de Ondergewaardeerde Playlist van diezelfde Beatles. Het tweede album deed de Olympus op zijn grondvesten schudden: Last Splash. Er kwamen vier singles vanaf, te weten: Cannonball, Divine Hammer, Saint en No Aloha. Het hadden er veel meer kunnen zijn, want Last Splash is zo’n zeldzaam geval van een album dat in zijn geheel goed is. Net als op Pod was ook hier een erg fijn in het gehoor liggende cover op te vinden die de naam Drivin’ on 9 draagt. Een nummer dat eigenlijk van Ed’s Redeeming Qualities is, maar geadopteerd werd door de dames met de eeuwige glimlach en de stemmen van engeltjes.
Ondanks de vrolijke toon en het geschetste beeld van een prettig tourritje over een weg die het nummer negen draagt, is Drivin’ On 9 verre van een vrolijk nummer. En toegegeven: tijdens concerten zal ondergetekende hem altijd blij, met een biertje in zijn rechterhand, meezingen. Doch wie de vrolijke vrouwen met gitaren en de prettige atmosfeer bij een optreden even wegdenkt, ziet al snel wat anders. Drivin’ On 9 gaat over de stress van ongewenst zwangerschap en de keuzes die daaruit voortvloeien. Deze context blijkt het meest duidelijk uit het origineel, waarbij ‘wondering if you took the pill’ wordt gezongen. Een zin die later door The Breeders is vervangen met ‘wondering if I want you still’, gevolgd door ‘wonder what’s right’, wat het idee van een moreel verplichte trouwerij suggereert. Aan de overkant van de grote plas water zijn ze nu eenmaal een stuk christelijker dan hier in het moeras. Toch mag het de pret niet drukken: als we Roi (reprise) even niet meerekenen, zijn er weinig nummers te bedenken waar je een toch al fantastisch album beter mee kan afsluiten dan Drivin’ On 9. Het karakteristieke vioolwerk in het nummer komt overigens van Carry Bradley, niet geheel toevallig een van de medeoprichters van Ed’s Redeeming Qualities en (dus) de violiste die te horen is in het origineel.
Dan nog even dit; deze John and Yoko-versie MOET even bekeken/beluisterd worden. Gewoon omdat.
Keuze Willem Kamps: Motorpsycho & Friends – Sonnyboy Gaybar (1996)
A poor lonesome cowboy
Ik zie ze niet meer op straat, op het grasveld of in het struikgewas: de kleine cowboys. De jonge revolverhelden die elkaar naar het leven stonden en sneller dan Lucky Luke’s schaduw hun pistool trokken om de ander overhoop te schieten. Pang, pang, pang! Voor je het wist was je morsdood. Nou ja, mors. Je moest tien of twintig tellen blijven liggen zodat jouw moordenaar de tijd had om weg te komen. Bovendien werd voorkomen dat je ‘m in de rug kon schieten. Mijn moeder maakte prachtige cowboypakken en in de speelgoedwinkel werden de hoeden, pistolen en holsters aangeschaft en soms een indianentooi. Cowboys en indianen hoorden immers bij elkaar; als water en vuur. En, met een beetje mazzel mocht ik ’s avonds naar Bonanza of Rawhide kijken. Een leven als cowboy leek me zo gek nog niet.
Met of zonder cowboyhoed op m’n hoofd, kwam in diezelfde periode de eerste muziek tot me. Alles wat populair was in de sixties. De eerste platen werden gekocht en Radio Veronica stond elke dag aan. Daarop kwam ook Cowboy Gerard voorbij, met z’n spel kaarten. Gek eigenlijk die cowboy; het was een soldatenverhaal, maar die naam kwam dus door de muziek. Onder het praten – Cowboy Gerard zong niet – hoorde je country. Muziek zoals je toen ook hoorde van Jim Reeves en Johnny Cash. Van de laatste kreeg ik op mijn achtste of negende verjaardag het singletje Pick A Bale Of Cotton. Eén van mijn tantes of ooms dacht klaarblijkelijk dat ik het mooi zou vinden. Het zei me weinig. Ik was veel meer gegrepen door de beatmuziek. Cowboy of niet.
Het genre heeft me nooit kunnen bekoren, ook later niet, terwijl ik in de loop der jaren toch steeds meer muziek ging waarderen. Wat een ondergewaardeerd countryliedje is moet je mij dan ook niet vragen. Ik denk alleen: heb ik iets in die richting? Zo heb ik nog wel wat van Johnny Cash, maar de latere, de Rick Rubin-Cash, geen typische country en bovendien niet ondergewaardeerd. Dus val ik terug op een van mijn favoriete bands, Motorpsycho. De Noren met een ongekende productie en een uitgebreid muzikaal kleurenpalet. In 1994 namen zij met vrienden The Tussler op: de soundtrack van een niet bestaande film. Een Spaghetti Western en aldus een album vol met country en countryrock. Daarop ook Sonnyboy Gaybar. Anders dan de titel doet vermoeden gaat het over een man met drie vrouwen, een liefje in elke stad, ondertussen zingend dat hij a poor lonesome cowboy is. Waar hebben we dat eerder gehoord? Pang.
Keuze Der Webmeister: Cornershop – Good To Be On The Road Back Home (1997)
Tearjerker
Cornershop kent u natuurlijk van de radiovriendelijke en extreem dansbare Norman Cook remix van Brimful Of Asha. De band afdoen als een One Hit Wonder is natuurlijk wat al te kort door de bocht, want ze hebben nog meer fraais uitgebracht. De band lifte mee op de alternatieve golf van de jaren ’90, en opereerde op het curieuze snijvlak van Britpop, dance en Indiaase muziek. De vergelijking met tijdgenoten Kula Shaker is dan snel gemaakt, die al waren die meer Rock en minder Dance. Ik heb wel een zwak voor muziek met Indiaanse invloeden, het is vast een onbewust overblijfsel uit mijn kinderjaren toen de hele muziekwereld wegliep met dat Bagwan en de Maharishi. Het is vaak meditatieve muziek die de geest tot rust brengt, al ben ik natuurlijk ook niet vies van een potje opfokkende punk of metal. Alles uiteraard op z’n tijd.
Cornershop is opgericht door tweede generatie immigranten uit Indië en de bandnaam verwijst naar het Britse cliché dat Indische immigranten voornamelijk kleine middenstanders zijn. In 1997 verscheen hun derde en meest succesvolle album When I Was Born For The 7th Time met daarop de niet-geremixte Brimful of Asha, en nog heel veel andere fijne en vrolijke muziek (onder andere een curieuze Indische cover van Norwegian Wood van The Beatles) maar als buitenbeetje ook onderstaande tearjerker. Je zou bijna zeggen een Truckdriversong waar alle moderne country clichées voorbij lijken de komen: drank, gebroken harten, vasthouden en weer loslaten, en ‘the road’ als metafoor voor het leven zelf. En dat terwijl een beetje Indiër nota bene over zeven levens beschikt, zoals de titel van het album al aangaf. En of je nou door een sitar of door een stealguitar wordt begeleid….? Steevast wordt er in het refrein geconcludeerd dat het goed is om weer op weg naar thuis te zijn, waar dat thuis dan ook moge zijn, maar ook hier geldt het cliché dat de reis mooier is dan het doel. We horen trouwens in dit nummer de stem van gastzangeres Paula Frazer, een heus country-icoon en zeer gewaardeerd door smaakgoeroe John Peel.
De bijbehorende Officiel Video is wellicht de minst enerverende die u ooit gezien hebt. Minutenlang kijken we vanuit een stilstaand tourbusje naar een eveneens stilstaande auto van de Guardia Civil, terwijl er absoluut niks gebeurd. Pas na drie hele lange minuten komt er een beetje beweging in, maar spannender dan dat wordt het niet.
Keuze Henk Tijdink: Justin Townes Earle – I Don’t Care (2008)
Traditional
Vandaag ga ik een traditional schrijven! Zou de jonge Justin Townes Earle, JTE, dat gedacht hebben toen hij ’s ochtends wakker aan het worden was met een bak sterke koffie en een sigaret? Want toen ik het hoorde dacht ik dat het oud nummer was dat van generatie op generatie is doorgegeven. In de muzikale volksmond: een traditional.
En dan ga ik, zoals vast/hopelijk meer mensen dat doen (toch?) op zoek naar eerdere versies. Want dat is het mooie van traditionals: ze zijn zo vaak gespeeld. YouTube staat vol met krakerige versies, opgenomen op een 78 toerenplaat. En soms een zwart-wit opname van een live-versie. Het woord ‘abominabel’ beschrijft de kwaliteit van het geluid bij de video nog het best. Afgaand op de tekst zou het ook best over de katoenvelden kunnen hebben geschald, zo eind 19de eeuw. Of het zou een lied van een muzikant kunnen zijn die zijn muzikale geluk beproeft in de jaren ’30 van de vorige eeuw: the Great Depression.
Anywhere but here, anywhere at all, I’m just looking for a change
I don’t want to see the sun rising up on this dirty little town again
Niks van dat alles, JTE is toch echt de schrijver van I Don’t Care. Het staat op zijn debuut EP. Muzikaal is het een eenvoudig liedje. Zang en een tokkelende gitaar, meer is het niet. En meer heeft het ook niet nodig. Dat is volgens mij ook de kracht van countrymuziek.
Helaas is Justin Townes afgelopen jaar overleden. Als eerbetoon aan zijn zoon heeft vader Steve de plaat J.T. gemaakt. Een album vol met nummers van zijn zoon. Daar staat dit nummer, in een iets meer Americana-versie, ook op.
Keuze Jan-Dick den Das: Tim Barry – Walk 500 Miles (2010)
Prachtig verdriet!
Het onbekende country-lied, en dat zijn er nogal wat, dus keus genoeg. Plattelands muziek voortkomend uit Amerika. Nou ja, daar is het ontstaan en tot op de dag van vandaag mateloos populair. En zoals dat gaat zijn er ook bij country weer verschillende stijlen en genres te ontdekken. Ik heb een sterke voorkeur voor die artiesten die slechts met gitaar en stem me weten in te pakken met hun liedjes. Liedjes die vaak een trieste ondertoon hebben, hun eigen ongeluk en leed beschrijven, misère in een muzikaal jasje.
Walk 500 Miles is zo’n liedje. Tim Barry, gewapend met gitaar en goede strot beschrijft het einde van de relatie, de eenzaamheid en het komt ook niet meer goed. Een prachtig onbekend countryliedje, fantastisch in al zijn eenvoud, en dat komt binnen. Zie hem daar zitten op zijn gitaar koffer, een liederlijke klaagzang, ondergewaardeerd door zijn vriendin. Wat zijn trieste liedjes toch vaak mooi, verdriet, wanhoop op deze manier bezongen het blijft boeien!
Lord I get so lonely
But I’m lonelier here now with you next to me
Ain’t but ten numbers on a phone
But I ain’t talking no more
You’re all right and I’m wrong you’re above and I’m below
But I won’t be here when you get home
Tim Barry, afkomstig uit Richmond Virginia, is nog een tijdje zanger geweest van de punkband Avail en plukte een klein jaar aan de bassnaren in de folkpunkband Young Pioneers. In 2004 de keus gemaakt om volledig solo te gaan. En dat gaat het hem niet slecht af, vooral folk en country wat op het repertoire staat en dat is wat mij betreft altijd goed. Muziek om met z’n allen te luisteren in een kroeg met schrale bierlucht, daar waar het leven geleefd wordt. En die mooie liedjes over het leven, die soms herkenbaar zijn en soms misschien ver van je afstaan, maar het is altijd oprechte en eerlijke muziek.
Walk 500 Miles is, het mag duidelijk zijn, is zo’n eerlijk en oprecht liedje. De herhaling van de tekst, de herhaling van de gitaarlick, je weet wat gaat komen en toch het is een heerlijke voorspelbaarheid die op de een of andere manier nooit verveeld.
Yeah the house will be as empty as holes
The sun may hit on the porch and the deck
But inside will be dark and be cold
Voor liedjes van dit kaliber loop ik graag die 500 miles.
Keuze Vincent van der Vlies: Daniel Romano – He Lets Her Memory Go (Wild) (2013)
Geen Pulp Fiction
Voor iemand als ik die absoluut geen country kenner is en het ook zeker niet in z’n Top 10 van favoriete genres zou zetten (wellicht als hekkensluiter?) kwam de ontdekking van het album Come Cry With Me in 2013 als een verrassing. Maar wel eentje waarvan ik ook absoluut niet meer weet hoe ik tot de ontdekking kwam. Alsof het een album is dat altijd al was en in m’n playlists stond. Ik weet dat ik goede recensies gelezen heb destijds, maar wanneer ik het voor het eerst opgezet heb..? En de hoes is blijven hangen. Waarom? Hij ziet er ultiem camp uit. Schreeuwerig jasje, roze overhemd, grote snor, dito cowboyhoed.
En in het album zit humor (bijvoorbeeld in I’m Not Crying Over You waar zijn tranen niet over een vrouw zijn maar omwille van een nieuwe acteer baan) en een stevige A Boy Named Sue-erwijzing in Chicken Bill, maar het album is voor het overgrote deel een ode aan droefenis. Het gaat over het algemeen over misfits die een treurige episode (of leven) verwerken, bijvoorbeeld verbroken liefdes, onder de plak zitten bij je verloofde, of weggeven door je moeder als middelste kind.
En dan komt het vijfde nummer (de ‘middle child’) van het album. He Lets Her Memory Go (Wild). Een intro met een paar mineur akkoorden en een eenvoudige melodie met veel distortion en reverb. That’s it. Maar het vormt een nummer dat zo op de soundtrack van een Quentin Tarantino film kan. Alsof je Bustin’ Surfboards van The Tornadoes en Rumble van Link Wray mixt en die in retrospectief onder Pulp Fiction zet wanneer bijvoorbeeld Bruce Willis terug naar z’n appartement gaat, Vincent Vega bij Mia Wallace op bezoek is of als eindscène wanneer Ringo en Honey Bunny weglopen uit het restaurant.
En dan begint Daniel Romano een tekst te zingen die best wel binnenkomt:
There are times
When I almost catch him smiling
There are times
When the pain will cease to show
There are times
When days go by
And he doesn’t even cry
Die eerste zin vind ik wonderschoon. Het is niet duidelijk wat er exact gebeurd is, want dat vertelt Romano niet, maar de persoon waar hij over zingt probeert zijn leven op te pakken nu iemand (een vrouw) er niet meer is. En dat heeft de persoon in kwestie nog niet helemaal verwerkt. Maar hij doet zijn best. Of zoals Jules Winnfield zou zeggen: I’m trying Ringo. I’m trying real hard.
En dat voor iemand die toch ook in Indie en zelfs punkmuziek gemaakt heeft (de band Attack In Black). Of het gemeend is of niet, het blijft hangen, beklijft en is echt een heerlijk nummer dat veel vaker geluisterd moet worden.
Keuze Tricky Dicky: Mary Chapin Carpenter – The Dirt And The Stars (2020)
Spiegelbeeld?
In alle stilte kwam in Augustus (2020) haar nieuwe album, The Dirt And The Stars, uit en standaard van hoge kwaliteit. Wellicht ook de reden voor haar vele Grammies en Awards (10). Mary Chapin Carpenter neemt er de tijd voor, want het is pas haar zestiende album sinds 1987. Ik hoorde haar pas voor het eerst in 1993 met de countrysingle He’ll Think He’ll Keep Her. Een heerlijk uptempo lied over de beslommeringen van een huisvrouw die haar leven heel anders voorgesteld had.
Alle tracks op The Dirt And The Stars zijn persoonlijk en geschreven vanuit enerzijds haar gevoelens en depressies en anderzijds vanuit zelfreflectie. Tien geweldige liedjes en dan komt nog het titelnummer als de afsluiter. Wat een opbouw en dat heerlijke orgeltje op de achtergrond. Wat een geweldige tekst over herinneringen en de eenzaamheid van het bestaan. Ze heeft wederom bewezen tot een van de beste hedendaagse singer-songwriters te horen. Zet de clip maar op repeat.
Years will pass before we turn
To face the place where we come from
Years will pass before we learn
What time denies to everyone
If we’re lucky ghosts and prayers
Are company, not enemies
Keuze Remco Smith: Jan van Bijnen – This Life, Dear (2021)
Alle tijd van de wereld
Goede muziek roept beelden op. Kleuren. Geuren. Muziekbeleving is een zintuigelijk. Countrymuziek roept, denk ik, vrij universele beelden op. Beelden van het Zuiden van de Verenigde Staten. Van een schommelstoel op een veranda. Van een cabrio door de woestijn, ellenboog losjes op de portiek van de auto. Lief op de bijrijdersstoel. De zon die laag staat, schijnend in de ogen. Op weg naar Nashville, of Austin of zo. Nog nooit in Nashville of Austin geweest en toch voel je het. Beelden oproepen, dat is wat goede muziek kan doen.
This Life, Dear roept beelden die passen bij het Zuiden van de Verenigde Staten. Met de loomheid van de ondergaande zon. De loomheid van niet hoeven haasten. Alle tijd van de wereld. Beelden opgeroepen door Jan van Bijnen, Rotterdammer. Prachtig.
[crowdsignal poll=10752780]