En weer is een rockmuzikant overleden. Het gaat hard met de generatie die opkwam in de sixties, artiesten die nu veelal in de zeventig zijn. Op 4 november was het de beurt aan de 75-jarige Ken Hensley, vooral bekend van zijn periode bij Uriah Heep en het was hij die met zijn spel en die band mede mijn muzieksmaak heeft gevormd. Hensley was de toetsenist, maar speelde ook gitaar, zong mee en deed een enkele keer de leadzang, zoals bij de lyrische meezinger Lady In Black, een nummer van het tweede album van Heep, Salisbury, werd een publieksfavoriet en is meer dan eens gecoverd, waaronder door The Spectacles: mijn eigen bandje.
Als elfjarige kreeg Ken zijn ouders zover. Hij moest en zou een gitaar, want Ken droomde van een leven als muzikant. Amper vijftien oud stond hij voor het eerst op een podium. Na het gebruikelijke gerommel met verschillende bandjes (onder andere The Blue Notes, Ken & The Cousins en Kit & The Saracens) werd het in 1965 serieus. Samen met Mick Taylor (John Mayall, Stones) formeerde hij The Gods. Ondanks een groot verloop van bandleden, waaronder ook Greg Lake, brachten zij twee albums en een viertal singles uit. Bij The Gods hoor je al duidelijk de later zo herkenbare meerstemmige zang van Uriah Heep.
Na een album te hebben gemaakt met Toe Fat, werd hij gevraagd voor Spice. De band was naarstig op zoek naar een organist. Met Ken Hensley erbij wijzigden zij hun naam in Uriah Heep, en met hen vierde hij zijn grootste successen én dieptepunten. Bassist Gary Thain werd uit de band gezet vanwege heroïnegebruik en overleed niet veel later aan een overdosis. Daarna kon zanger en drinkebroer David Byron vertrekken. It’s him or me, had Hensley gezegd, toen Byron zich voor de zoveelste keer misdroeg. Overigens waren de verboden vruchten ook Hensley niet vreemd; hij stopte graag z’n neus vol met coke, waarover hij later zei It is hard to understand addiction unless you have experienced it.
Na tien jaar hield hij Uriah Heep voor gezien. De band bestaat nog steeds met als enig oorspronkelijk lid gitarist Mick Box. Voor Ken Hensley was en bleef het over: There is no Uriah Heep because Uriah Heep died with Gary Thain and David Byron. Hoewel hij actief bleef met verschillende bands (onder andere Blackfoot, W.A.S.P., Hensley/Lawtonband) en oude bekenden (onder andere Andy Pyle, Glenn Hughes, Mick Ralphs, Ian Paice) en hier en daar een bijdrage leverde (Ayreon) heeft hij nooit meer de successen gekend en de erkenning gekregen die hij met Uriah Heep had.
In al die jaren heeft hij ook een veertiental soloalbums uitgebracht. De eerste in 1973, Proud Words On A Dusty Shelf, gekenmerkt door een wat lichter geluid dan we toen van Ken gewend waren. Neem bijvoorbeeld A King Without a Throne, wat zo uit de pen van de latere Noel Gallagher afkomstig had kunnen zijn. Of het Carole King-achtige Rain. De opener van het album is echter de Ken zoals we hem zullen herinneren, de hardrocker, hier met een messcherpe gitaar en zijn zo herkenbare rockstem, zingend over de sombere avond in When Evening Comes. Een blues over een verloren liefde. Ik verloor weer een jeugdheld.