Sport en muziek zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Of het nu gaat om anthems in voetbalstadions (You’ll Never Walk Alone, Three Little Birds, I Will Survive of vooruit La Cucharacha), speciale songs bij de Olympische Spelen (Barcelona of One Moment In Time), eindtoernooien voetbal of gewoon het te pas en te onpas gebruikte Eye Of The Tiger: het moet de sfeer verhogen en bijdragen aan een overwinning van je favoriete team of sporter.
En aangezien weer een mooie sportzomer belooft te worden dit jaar met veel fietswedstrijden, tennis, maar vooral ook natuurlijk een Euro 2020 en de Olympische Spelen in Tokio, daarom vandaag namens ons allen een ode aan sport…
Keuze Vincent van der Vlies: Joe Dassin – L’Été Indien (1975)
L’amour pour le tour
Van alle sporten vind ik wielrennen één van de mooiste. Niet dat ik trouw alles kijk, in de verste verte niet, maar ik kan wel genieten van de tactiek, de omgevingen en de heroïek. Het enige wat ik eigenlijk altijd wel volg is de Tour de France. De eerste keer dat ik de Tour volgde zal samen zijn gevallen met de eerste keer dat ik met mijn ouders en de sleurhut richting Frankrijk getogen ben. Het waren de tijden van Delgado, Theunissen, een jonge Breukink, Lemond, Fignon en de saaie Indurain. Maar het was ook de tijd waarin je naar de radio luisterde (naar Koos Postema, Leo Driessen, Jacques Chapel en Felix Meurders bijvoorbeeld) om live de tussenstanden te volgen als je op vakantie was. En als je pech had (bijvoorbeeld omdat de zender niet goed te ontvangen was) kon je pas twee dagen later in de Telegraaf van de dag ervoor de uitslag lezen van de etappe die op dat moment al twee dagen terug gefinisht was.
De romantiek van de radioverslaggeving achter op de motor werd extra luister bijgezet door de muziek die de beelden van een soundtrack voorzagen. De heldhaftige solo’s van Chiappucci, de tijdrit van LeMond tegen Fignon, de prachtige Nederlandse overwinningen gedragen door nummers als La Montagne, Une Belle Histoire, La Vie En Rose, Paroles Paroles, Joe Le Taxi, Les Champs-Elysées. De meest legendarische verslaggeving voor mij was overigens pas in 2002 met de overwinning van Boogerd op La Plagne. Ik zat het laatste deel van de etappe in de auto op de A27 naar mijn bijbaan destijds in een wegrestaurant te juichen toen hij Armstrong voorbleef. Prachtig.
Later werd de romantiek minder met de verbeterde televisieregistraties en het feit dat alle campings midden en eind jaren ’90 televisie hadden met een goede verbinding. Maar ook natuurlijk, doordat de tour ontsierd werd door de vele dopinggevallen, ook die overwinning van Boogerd. Gek genoeg heeft de opkomst van internet er voor mij voor gezorgd dat ik weer meer naar de radioverslaggeving ben gaan luisteren, omdat de televisiestreams in eerste instantie vaak nog niet te zien waren op werkplekken. Daarnaast heeft ook de Avondetappe van #demart er ook voor gezorgd dat de romantiek terug kwam door de overwegend zomerse locaties, de rode wijn op tafel, de mooie locaties en het gekeuvel over sport.
Op dagen als deze met storm en regen hunker ik daarom naar de soundtrack van sport en het Franse landschap en naar een L’Été Indien zoals Joe Dassin er over zong. Een nummer waarvan je de tekst niet eens hoeft te kennen om het mee te kunnen neuriën.
Keuze Tricky Dicky: The Sports – Who Listens To The Radio? (1978)
Een gebroken lans?
Natuurlijk, ik had een lied over joggen kunnen nemen of over zweten in de fitnessruimte, maar ik heb besloten drie favoriete dingen te combineren: sport, muziek en mijn liefde voor het opsporen van oude vergeten tracks. Een onderschatte sport, want je moet lang zoeken en veel geduld hebben. Maar door jarenlang te ‘trainen’ ben ik een taaie rakker geworden en weet elke keer weer nieuwe pareltjes te ontdekken.
En dan kom ik heel simpel uit bij de Australische Sports (en daarmee is het bruggetje geslecht); geen moeilijk gedoe maar gewoon aanstekelijke rock en die eind jaren zeventig begin jaren tachtig vier albums en drie EP’s hebben opgenomen. Het tweede album behaalde zelfs de gouden status. Vijf singles wisten de Top 40 te bereiken. The Sports hebben buiten hun moederland nooit de aandacht gekregen die ze verdienden, want de mannen speelden gewoon uitstekende mix van rock en new wave in de stijl van Brinsley Schwarz en Elvis Costello. De stem van de zanger lijkt op een combinatie van Graham Parker en Bruce Springsteen. Het gitaarwerk werd zelfs vergeleken met dat van Little Feat.
Who Listens To The Radio is typisch zo’n lied waar je niet stil bij kunt zitten; het was in Australië niet hun grootste hit maar wel de enige die de Amerikaanse Billboard wist te bereiken waarin de 45ste plek het hoogst haalbare was. In 1981 stoppen The Sports en gaat zanger Stephen Cummings redelijk succesvol solo. Hij zou 20 albums uitbrengen, waarvan A New Kind Of Blue zelfs een Aria won, maar ook hij zou maar mondjesmaat Top 40-hits scoren.
De plaat stelt wel een goede vraag. Wie luistert (er) nog naar de radio? Loopt deze vorm van media op haar laatste benen en nemen de streamingdiensten en de YouTubes van deze wereld het over? Ik hoop van niet, want algoritmes laten veel van hetzelfde horen en bieden nauwelijks verdieping of verbreding in tegenstelling tot – en ik noem (natuurlijk) maar een willekeurig radioprogramma – het wekelijkse Snobuur.
Keuze Marcel Klein: Space Monkey – Can’t Stop Running (1983)
Opnieuw op de vlucht?
Als je, zoals ik, muzikaal opgegroeid bent in de tachtiger jaren, dan komen ook vaak eerste gedachten voor een nummer in een battle daarover binnen. Vaak kijk ik daarna nog wat breder, maar nu eigenlijk wist ik al gelijk dat ik over dit nummer wilde schrijven. Het zat sowieso al ergens in mijn achterhoofd om hierover te schrijven.
Het is 1983 en mijn favoriete radioprogramma is de Avondspits. Elke avond zit ik op mijn kamer en luister naar Frits Spits die enthousiast ook nieuwe muziek naar binnen brengt. In 1983 is dat bijvoorbeeld dus ook de Britse band Space Monkey. In mij beleving draaide hij dit nummer veel. En terecht overigens, want als ik dit nog steeds draai, blijft het gewoon een heerlijk nummer. Mede door het enthousiasme van Frits Spits is de hoogste positie van Can’t Stop Running de 12de plaats, maar staat het nummer slechts enkele weken in de lijst. In Engeland haalt het ternauwernood de Top 40 en deze eendagsvlieg komt ook niet meer terug.
Space Monkey is een eenmansproject van Paul Goodchild. De in Brighton woonachtige man brengt ook een album uit On The Beam en gebruikt de achtergrondmuzikanten van Bow Wow Wow en Wham om alle liedjes op te nemen. Zo snel als Space Monkey ook op kwam, zo verdween ook weer de band. Het nummer ging vergezeld van een clip waarbij Goodchild op de vlucht is en door de stad heen holt achtervolgd door een ijshockeyteam. Het nummer is uptempo, heeft een stevige beat, heerlijk om ook in de sportschool te draaien en nog een keer door te gaan. Voor mijn dus op meerdere fronten een sportief nummer.
Enkele jaren geleden probeert Goodchild de rechten van dit album van Space Monkey terug te krijgen. Dat lukt en zo ontstaat het idee met om met de hulp van een aantal anderen het album opnieuw uit te brengen met ook een aantal demo’s en nooit uitgebrachte nummers. In 2017 lijkt het zover en wordt het medium Pledgemusic gebruikt om pre-orders te doen. Paul Goodchild blijft communiceren via Facebook, maar ergens in 2018 houdt de communicatie op. Intussen is ook Pledgemusic in zwaar weer gekomen en lijkt het er op dat de gelden voor de pre-orders zijn gebruikt om tekorten aan te vullen. Het wordt stil rondom de release en als het dan ook nog stil wordt op de Facebookpagina en de website van Space Monkey uit de lucht gaat, lijkt het project een stille dood te sterven. Pledgemusic is inmiddels failliet en op internet lijkt ook Paul Goodchild van de wereld verdwenen.
Het nummer zelf staat nog altijd als een huis. Goodchild zingt dreigend, en de muziek ondersteunt de weglopende zanger. Het lijkt er op dat hij opnieuw is weggelopen.
Keuze Marco Groen: Iron Maiden – The Loneliness Of The Long-Distance Runner (1986)
Een boekje open doen
Het moeilijkste moment van het hardlopen ligt eigenlijk in de fase die eraan voorafgaat: van de bank opstaan, je hardloopschoenen pakken en die aantrekken. Alles dat daarna komt is een eitje. Sterker nog; tijdens het rennen kan het gebeuren dat je hoofd helemaal ‘leeg’ is en het hardlopen dus een soort meditatie wordt. Eventjes nergens aan denken, of in ieder geval de dagelijkse beslommeringen (werk, huishouden, dat soort geneuzel) achter je te laten. In extremis is dit zo ongeveer de motivatie van de hoofdpersoon in het boek The Loneliness Of The Long Distance Runner van Alan Sillitoe.
Dit korte verhaal uit 1959 gaat over een kleine crimineel die zijn straf moet uitzitten in een heropvoedingsgesticht met een nogal restrictief beleid. De momenten dat hij enigszins tijd voor zichzelf heeft, besteedt hij aan het hardlopen. Op den duur levert dit de protagonist allerlei privileges op. Toch speelt het belangrijkste effect van het hardlopen zich af in het hoofd van de jongen: het zijn de enige momenten van de dag dat hij zich echt vrij voelt. Deze boodschap is dan ook de kern van het boek van Sillitoe; ze kunnen veel van je afnemen, men kan je bewegingsvrijheid beknotten, maar je gedachten kunnen ze je nooit inpikken. Een soort van William Wallace meets George Orwell, maar dan zonder Gedachtenpolitie. Iron Maiden schreef er en liedje over.
Bruce Dickinson is zo’n figuur die alles kan. Het is om ziek van jaloezie van te worden, ware het niet dat Bruce ook nog eens veel te sympathiek is om zo’n emotie bij iemand op te roepen. Meneer is zanger van een van de leukste bands op aarde (Iron Maiden), piloot, regisseur, schrijver, schermen (hij haalde bijna de Olympische Spelen) en vanzelfsprekend doet hij ook aan hardlopen. Toch, met alles dat hij wel kan en met al zijn ervaring, is The Loneliness Of The Long Distance Runner precies een nummer waarin zijn bijdrage minimaal is. Bassgitarist Harris schreef het; Bruce, die toen in het creatieve dip zat, zong het alleen in. Hieruit volgt: ook Harris doet ook aan hardlopen en weet waar hij het over heeft. Toen hij bovengenoemd boek gebruikte voor het schrijven van het nummer wist hij waarschijnlijk precies wat Sillitoe bedoelde. Het lied beschrijft de mentale staat die Harris blijkbaar ondergaat tijdens het rennen: er is alleen dat. Het rennen. Verder niets. Kortom: verslavende heerlijkheid waar je een ‘shot’ van krijgt als je de moeite heb genomen om die vermaledijde schoenen aan te trekken.
Het nummer is te vinden op Somewhere in Time, het album waarop ook het magistrale Wasted Years op te vinden is. De hoes van het album is een studie op zich en staat vol met verwijzingen naar eerder werk, de film Blade Runner en podia waar de band gespeeld heeft.
Keuze Mersad Rebronja: Whitney Houston – Star Spangled Banner (1991)
Emotioneel
Muziek en sport, allebei zijn ze veelal nauw verbonden aan herinneringen. Daarom gaan ze dan ook heel goed samen. De vertolking van de Star Spangled Banner, het Amerikaanse volkslied (geschreven door Francis Scott Key), door Whitney Houston live tijdens de Super Bowl XXV in 1991, heeft op de Amerikanen een onuitwisbare indruk achtergelaten. Dit komt door een combinatie van haar schitterende vertolking en het moment in de tijd. Op dat moment was namelijk de Golfoorlog aan de gang.
Whitney wilde het volkslied zingen met jazzakkoorden en soulvolle gospelritmes. Samen met Rickey Minor en John Clayton werkte Whitney aan een muzikale compositie die hieraan zou voldoen. Het volkslied moest grootsheid en kracht uitstralen, met Whitney’s stem als het leidende middelpunt.
We gaan terug naar 27 januari 1991. De Verenigde Staten van Amerika waren inmiddels tien dagen verwikkeld in de Golfoorlog en er heerste veel spanning binnen de natie. Whitney betrad in een bescheiden trainingsoutfit het Tampa Stadion in Florida. Het stadion was gevuld met 73.813 fans, 151 miljoen Amerikaanse fans keken thuis mee en wereldwijd keken nog eens 750 miljoen mensen naar de uitzending. Verder waren op het podium aanwezig het Florida Orchestra samen met muziekregisseur Jahja Ling.
Op het moment dat Whitney begon te zingen werd het stadion meteen in totale vervoering ondergedompeld. Whitney zet rustig aan en werkt langzaam toe naar de finale. De emotie wordt tijdens het optreden steeds verder opgebouwd en dat is zichtbaar in het stadion en bij de militairen die om Whitney heen staan. De finale is zo spectaculair gezongen dat het tot op de dag van vandaag wordt gezien als de beste uitvoering van The Star Spangled Banner aller tijden. Whitney, die op dat moment altijd al The Voice werd genoemd, werd gezien als de stem die de gehele natie bijeen bracht. Haar uitvoering van het volkslied bracht zoveel patriottisme, trots en emotie met zich mee dat het hele land er letterlijk door in vervoering raakte en opleefde. Whitney maakte van het sportevenement iets dat groter was dan dat en ze wist iedereen met elkaar te verenigen.
Iedereen in het stadion en thuis vond de uitvoering van Whitney magisch mooi en iedereen was tot tranen toe geroerd. Houston’s vertolking van The Star Spangled Banner heeft sinds haar optreden unaniem veel waardering gekregen en wordt aangehaald als de gouden standaard van het nummer. Haar uitvoering was zelfs zo populair dat het op single werd uitgebracht. Alle opbrengsten hiervan kwamen ten goede aan fondsen voor soldaten en gezinnen van degenen die betrokken waren bij de Golfoorlog.
Wat Whitney zelf zei over het moment: If you were there, you could feel the intensity. You know, we were in the Gulf War at the time. It was an intense time for a country. A lot of our daughters and sons were overseas fighting. I could see, in the stadium, I could see the fear, the hope, the intensity, the prayers going up, you know, and I just felt like this is the moment. And it was hope, we needed hope, you know, to bring our babies home and that’s what it was about for me, that’s what I felt when I sang that song, and the overwhelming love coming out of the stands was incredible.
Dat Whitney’s uitvoering van het volkslied enorm belangrijk is voor de Amerikanen bleek in 2001, toen de single na de aanslagen op 11 september opnieuw werd uitgebracht. In Amerika wilde men weer terug naar het gevoel dat Whitney iedereen in het land in 1991 gaf. Alle opbrengsten werden wederom gedoneerd, ditmaal aan brandweermannen en families van de slachtoffers.
Een vrouw in een bescheiden trainingsoutfit met alleen haar stem zonder verdere poespas. Met haar emotionele, stoutmoedige en verbijsterend mooie uitvoering van The Star Spangled Banner, precies in dat moment van de geschiedenis, verdient Whitney een plekje in de eregalerij van een van de meest indrukwekkende muzikale sportmomenten ooit. Met deze bijdrage hoop ik haar een klein beetje recht te hebben aangedaan.
Keuze Jan-Dick den Das: Warren Zevon – Hit Somebody! (The Hockey Song) (2002)
Doorzetten
Sporthelden ze zijn er in allerlei soorten en maten en elke sport heeft zijn eigen helden. Ik ben zelf nogal van het wielrennen, omdat je daar de ene dag een held kan zijn en de andere dag de verliezer. Geen sport die zo symbool staat voor het leven als rondrijden op een racefiets, van hoge bergen en diepe dalen. En toch gaat het hier niet over wielrennen maar een sport waar je ook tegen een stootje moet kunnen. IJshockey, een sport die helden als Wayne Gretzky, Dickie Moore en Maurice (Rocket) Richard. En deze blog over een Canadese held genaamd Buddy. Een boerenzoon die vlakbij de grens in Beaverland werd geboren. Tenminste zo gaat het verhaal wat Warren Zevon ons verteld. Buddy die zo graag ijshockeyer wilde worden, maar niet dat talent had, maar wel het talent om mensen stevig aan de kant te zetten. Iedereen die wel eens ijshockey heeft gezien kan bevestigen dat een goede bodycheck van grote waarde kan zijn. Die grote waarde heeft Buddy dus ook voor zijn team en zijn coach wil ook niet anders van hem ook al zou Buddy zo graag anders willen.
Hit somebody! was what the crowd roared
When Buddy the goon came over the boards
‘Coach,’ he’d say, ‘I wanna score goals’
The coach said, ‘Buddy, remember your role
The fast guys get paid, they shoot, they sco re
Protect them, Buddy, that’s what you’re here for’
Warren Zevon een liedjesschrijver die het vak verstond een meesterverteller en zo ook in dit nummer, want dromen blijft onze (anti)held Buddy. En laat het nou in zijn laatste seizoen zijn, zijn laatste wedstrijd. Buddy en een Fin strijden om de puck. En ineens, zomaar uit het niets lijkt het, is daar de kans voor Buddy om zijn droom, waarom hij ooit begon met hockey te kunnen vervullen. Warren Zevon verteld en zingt het prachtig. De goal, het rode licht wat aangeeft dat de puck er in zit. Een klein, prachtig mooi verhaal geschreven en gezongen door meesterverteller Zevon.
The goalie committed, Buddy picked his spot
Twenty years of waiting went into that shot
The fans jumped up, the Finn jumped too
And coldcocked Buddy on his follow through
The big man crumbled but he felt all right
‘Cause the last thing he saw
was the flashing red light
He saw that heavenly light
En de boodschap? Ach lees wat je er in wilt lezen maar je droom blijven najagen hoe klein die ook is, het kan geen kwaad. Voor mij is Buddy een held net als degene die hem heeft gecreëerd: Warren Zevon. Warren geboren in 1947 en overleden in 2003. Een man met een eigen stijl, met humor en met een turbulent leven en prachtig oeuvre. Kortom een artiest om een volgende keer wat over te schrijven, wat Warren heeft ook nog wel wat ondergewaardeerde pareltjes geschreven.
Keuze Erwin Herkelman: Eric Prydz – Call On Me (2004)
Op het netvlies
Er klonk een goedkeurend gemompel vanuit de zaal. Vooral, nou ja eigenlijk alléén, de mannen lieten hun bewondering duidelijk doorklinken. Dáár, op dat immense scherm dat ons de mogelijkheid had gegeven om voor de allereerste keer een videoronde te houden, speelden 30 seconden van de clip van Eric Prydz – Call On Me op megaformaat. Zonder muziek, want de deelnemers van deze popquiz hadden de schone taak om met hun telefoon zowel titel als artiest te raden.
De resultaten druppelden binnen. Ja, de meesten hadden deze clip duidelijk nog op hun netvlies staan. Ik ook overigens, toen ik de ronde bedacht. Deze clip móest en zou erin. Ik vond het een bijzonder grappige clip, met die ene kerel te midden van het aerobics-klasje vol met strak geklede dames, die zich met op zijn minst suggestieve bewegingen door de work-out heen dansten. Met die blik in zijn ogen, alsof hij daar ter plekke zijn hoogtepunt zou beleven. Gelukkig hielden de makers het netjes, maar de clip zal zeker niet de boeken ingaan als het summum van vrouwenemancipatie. Het zorgde hier en daar zelfs voor controverse en mocht in een aantal landen ook niet overdag worden uitgezonden.
Neemt niet weg dat het bijbehorende nummer erg fijn was. De housetrack is gebaseerd op Valerie van Steve Winwood en was aanvankelijk een idee van een van de heren van Daft Punk. Toen dit echter niet tot een single leidde, pikte Eric Prydz het op. Steve Winwood nam voor deze remix zijn zangpartijen opnieuw op. Heel lang zal hij er niet mee bezig zijn geweest, want heel veel afwisseling kent de de tekst niet. Toch wist de Zweedse DJ het samen te smelten tot een zeer smakelijk geheel, dat inmiddels is uitgegroeid tot een classic.
In Nederland behaalde de single de vierde plaats in de Top 40. Behoorlijk succesvol dus, maar niet zo succesvol als in onder andere de Britse en Duitse hitparades, waar het zelfs beslag wist te leggen op de eerste plek. Toch heeft hij het nummer sinds 2005 niet meer in zijn sets gedraaid. En daarom geef ik het hier maar het podium dat het toch verdient.
Keuze Der Webmeister: Wonder Villains – Zola (2014)
Voetballied van niveau
Ach, de zomer van 2014, toen het Nederlands voetbalelftal in de halve finale op het WK in Brazilië, na verlenging en een ouderwets slechte reeks strafschoppen tegen de Argentijnen, een vierde WK-finale, wederom tegen Duitsland, misliep. En dan nog, al hadden we de finale gehaald… WK finales verliezen is nou eenmaal sinds mensenheugenis een vastgeroeste traditie in dit land. Ik weet dat het niet leuk klinkt, maar zo doen dat we dat nou eenmaal in dit land. En als WK finales verliezen je niet bevalt dat ga je maar lekker emigreren. Naar Duitsland bijvoorbeeld.
Nou is een WK voetbal waar Oranje aan meedoet meestal een aanleiding om liedjes uit te brengen waarbij ieder gevoel voor goede smaak is verdwenen. In 2014 was dat helaas niet anders, en tussen al die bagger is het zoeken met een vergrootglas naar iets van niveau. En tot die laatste minderheid reken ik deze schattige ode aan Gianfranco Zola, de van oorsprong Sardijnse spelmaker van Napoli, Parma, Chelsea en het Italiaans Nationaal Elftal gedurende grofweg de jaren ’90. Zola’s grootste heldendaad, naast het winnen van twee Europacups, is wellicht dat hij de club Chelsea hals over kop verliet toen deze zou worden overgenomen door de Russische multimiljardair Abramovitsj. De Rus heeft zelfs serieus pogingen gedaan om dan ook maar Zola’s nieuwe club Cagliari op te kopen, maar zowel Zola als de Sardijnse club weigerden mee te werken. Zola speelde bij Cagliari een fantastisch eerste jaar (we hebben het inmiddels over 2004, en Zola is dan al 38 jaar oud) en de club promoveerde prompt naar de Italiaanse serie A.
Onderstaande vrolijke eerbetoon aan het fenomeen Zola wordt uitgevoerd door het Noord-Ierse indiepop groepje Wonder Villians, en ja, die verdwaalde man in het clipje, dat is inderdaad Zola himself. De band speelde het nummer al jaren live voordat ze bij toeval met de dochter van Zola in contact kwamen, en vader Zola voelde zich maar wat vereerd. Tja, de bal kan soms raar rollen, heet dat dan.
Keuze Jeroen Mirck: The Mountain Goats – The Legend Of Chavo Guerrero (2015)
Worsteling
Sport is meer dan een spelletje. Sport is de mythe en de dramatiek die rond wedstrijden en sporters hangen. Epische verhalen die zich geweldig lenen om te worden bezongen. Maar dan moet dat wel met authentieke passie gebeuren. Ik kan eerlijk gezegd geen liedje bedenken waar de betrokkenheid van de verteller zozeer vanaf spat als The Legend Of Chavo Guerrero van The Mountain Goats. Niet voor iedereen een even bekende band en dat geldt ook voor de bezongen sport: de Amerikaanse show-versie van professioneel worstelen. Maar dat doet niks af aan de grootsheid van dit nummer, dat volgens zanger/componist John Darnielle ‘meer over de dood en innerlijke zaken gaat dan over worstelen’.
Darnielle beschrijft in het nummer hoe hij als klein jongetje voor zijn zwart/wit-televisie naar de Spaanstalige uitzendingen van het lokale worstelen lag te kijken. Als kind leef je enorm mee met de stereotype wedstrijden tussen de duidelijk gecaste goede en foute worstelaars. Het scherpt je kijk op goed en kwaad. Ik herken het, want zelf zat ik vroeger met mijn broers naar de uitzendingen van de World Wrestling Federation te kijken, waar Hulk Hogan zijn eerste stappen zette richting wereldfaam.
Het mooie van Darnielles opzwepende loflied op het worstelen is dat hij de showsport in de context van het echte leven plaatst. Niet alleen door iets te vertellen over het leven van Chavo Guerrero en zijn familie (ook zijn vader, broers en zoon waren professioneel worstelaar), maar ook door de sport als een metafoor te gebruiken voor de moeizame relatie van de zanger met zijn gewelddadige stiefvader. Samen hadden ze een voorliefde voor worstelen, maar het was ronduit typerend dat zijn stiefvader moedwillig de kant koos van de slechterikken, al was het maar om zijn zoon te sarren. In dit lied neemt Darnielle verbaal wraak op zijn inmiddels overleden stiefvader:
He was my hero back when I was a kid
You let me down but Chavo never once did
You called him names to try to get beneath my skin
Now your ashes are scattered on the wind
En weet je wat de cirkel helemaal rond maakt? Dat The Mountain Goats een videoclip opnamen met daarin échte worstelaars, waaronder Guerrero himself (inmiddels bejaard) en diens nog actieve zoon. Alles wat showworstelen geweldig én vreselijk maakt, is heerlijk verbeeld in deze over-the-top muziekvideo. Zo werd de song een echt eerbetoon aan Chavo Guerrero. Net op tijd, want twee jaar later overleed hij op 68-jarige leeftijd aan leverkanker.
Het knappe aan The Legend Of Chavo Guerrero en het bijbehorende album Beat The Champ (dat helemaal over worstelen gaat, maar volgens Darnielle dus in werkelijkheid over het echte leven) is dat je geen fan van de sport hoeft te zijn om de muziek en de teksten te kunnen waarderen. Het loflied op Chavo springt er wel echt uit vanwege het uptempo ritme en de bijna geëmotioneerde praatzang van Darnielle. Hij neemt je echt mee op reis met zijn persoonlijke sportheld.
Look high
It’s my last hope
Chavo GuerreroComing off the top rope
Keuze Freek Janssen: Parquet Courts – Total Football (2018)
Better than the real thing
Normaal gesproken heb ik het niet zo op neo-stijlen. Neo-punk, neo-soul; het is toch net als een nieuwbouwhuis in jaren dertig-stijl, niet onaardig maar minder dan the real thing.
Parquet Courts zou je neo-postpunk kunnen noemen. Op hun laatste album doen ze dat echter zo vernuftig en lekker (het zal de invloed van producer Danger Mouse zijn), dat het better than the real thing is. Total Football is een mooi voorbeeld van hoe de band klinkt op dat album; het mechanische van postpunk, maar de bravoure en boosheid van echte punk. En dat in een 2018-jasje.
Keuze Alex van der Meer: Richard Dawson – Jogging (2019)
Haast een rocknummer, maar dan helemaal anders
Richard Dawson uit Newcastle upon Tyne is van oorsprong een folkartiest die psychedelische en avant-gardistische elementen in zijn muziek weet te integreren. Hij is geen jonkie meer, zijn eerste plaatwerk komt al uit 2007 en daarvoor werkte hij tien jaar in een platenzaak, maar hij wordt zeer gestaag steeds bekender. Met name zijn laatste drie albums worden heel erg geprezen. En ik moet zeggen dat dat zeker niet onterecht is. Als artiest weet hij steeds meer te groeien en heeft hij zijn eigen idioom ontwikkeld. Het nummer Jogging, bijvoorbeeld, is haast een rocknummer, maar dan helemaal anders.
Misschien is zijn stijl niet heel toegankelijk, maar het is wel uniek. De teksten van zijn nummers dicteren de zang en de melodie. Elke track van zijn laatste twee albums is een verhaal met een inkijk in de besognes en het karakter van de verteller. Tegelijk wordt er commentaar geleverd op de wereld, de menselijke gedragingen, en de instituties en belangen waar we mee te maken hebben en hadden. Ook wel met humor trouwens.
I know I must be paranoid
This morning in memorial park
I thought I caught a busker
Sneak an ugly word into ‘Wonderwall’ as I went by
In het nummer Jogging – van zijn meest recente album dat vorig jaar uitkwam – hoor je de gedachten van een grafisch ontwerper, voorheen decaan, die om moet leren gaan met zijn eigen spanningen en de wereld om zich heen. Zijn dokter schreef hem beta-blokkers voor en dagelijkse beweging. De verteller is gaan joggen in dit geval – vandaar de titel – en tot zijn verbazing brengt dat enige verlichting in zijn leven, al zijn zijn gedachten nog somber. Hij weet te verwoorden wat hem stoort in zijn omgeving en hoe alleen hij eigenlijk is. Aan het eind van het nummer komt de oproep hem te sponsoren voor als hij de marathon van Londen gaat lopen. Intussen zit je daadwerkelijk zo in het verhaal dat je geneigd bent je bank-app te openen voor een donatie.
De muziek van Dawson is werkelijk fantastisch en de teksten weten daarbij nog eens het geheel te versterken. Het is niet rennen als een kip zonder kop. Er zit zeker een kop op; het heeft inhoud en voelt belangwekkend. Het is wat dat betreft ook prachtig dat hij in zijn recente clips ervoor kiest de tekst van het nummer in beeld te laten zien. Je leest mee, en je mist helemaal niks.
(Goed, dit was mijn lyrische stukje over Richard Dawson en Jogging. Nu ga ik ook even weer luisteren naar Wonderwall van Oasis om te ontdekken waar je daar nu precies een vies woord in kwijt kunt.)
[polldaddy poll=10510293]
Mooie en creatieve verzameling aan liedjes en mooi geschreven stukjes!
Leuk dat One Moment In Time nog wordt aangehaald. Daar zat ik ook aan te denken, en dan met name Whitney Houston’s schitterende live uitvoering op de Grammy’s in 1989, die haar studioversie overstijgt. Maar One Moment In Time staat in de top 2000 dus die kon ik natuurlijk niet op een snob lijstje zetten 🙂