Het is tamelijk ironisch dat deze week een All-Star Grammy Tribute plaatsvindt waarin verschillende artiesten de in 2016 overleden Prince eren. Want bij leven en welzijn had de goede man zacht gezegd een ambivalente houding ten opzichte van andere artiesten die zijn werk uitvoeren. Hoewel soms positief (hij kon Alicia Keys’ versie van How Come U Don’t Call Me Anymore naar verluidt zeer waarderen) was de teneur eigenlijk veelal negatief. In 1999 proberen Stephen en David Dewaele van Soulwax – die dan net hun eigen versie van Prince’ Starfish And Coffee hebben uitgebracht – tijdens een interview met Prince te ontfutselen wat hij nou echt van covers vindt en hij zegt letterlijk dit: Het ligt nogal gevoelig… Het is een andere versie van iets wat in mijn ogen al perfect is.
Tegelijkertijd schepte hij er wel veel lol in om zelf Jan en alleman te coveren. Zijn beroemdste gitaarsolo’s zijn die in een uitvoering van The Temptations’ Just My Imagination in Den Haag 1988 en The Beatles’ While My Guitar Gently Weeps tijdens George Harrison’s inductie in de Rock & Roll Hall Of Fame in 2004. Prince’s versie van Radiohead’s Creep was in 2008 een reden voor de Britten om hem eens even dwars te zitten, de uitvoering van traditional Motherless Child (luttele dagen voor het Soulwax-interview) is legendarisch en tijdens de laatste jaren van zijn leven stond Michael Jackson’s Don’t Stop ‘Til You Get Enough vaker wel dan niet op Prince’ setlist. De boodschap die hij in feite afgeeft met al die uitvoeringen ‘leuk nummer, maar pas als ik me ermee bemoei wordt het perfect’.
Een avond zoals die van komende week, waarin mensen van Alicia Keys en Beck tot John Legend en godbetert Chris Martin zijn werk uitvoeren, had bij leven en welzijn dus echt nooit georganiseerd kunnen worden. Had hij ondanks de betrokkenheid van artiesten uit de eigen gelederen, zoals Sheila E., The Time en The Revolution, niet leuk gevonden. Je zou kunnen zeggen dat onderstaande battle ook zeker tegen Prince’ zere been was geweest. Maar laten we eerlijk zijn… Zijn werk was fantastisch, maar zeker niet altijd zo perfect als hij zelf stelt. En héél stiekem zijn sommige covers toch echt beter…
Keuze Edgar Kruize: Foo Fighters – Drive Me Wild (1997)
Vuig
Tijdens de All-Star Grammy Tribute to Prince lijken de mannen van Foo Fighters een vreemde eend in de bijt. Toch hebben ze meer links met Prince dan je zou denken. In 2003 nam de band een cover op van Prince’s Darling Nikki. Het verscheen als bonustrack op de Australische cd-single van Have It All. Aanvankelijk deed de band niks met het nummer, onder meer ook omdat Prince het kennelijk niet al te best vond. We wanted to put it out here in the States, but Prince wouldn’t let us, aldus Foo Fighters-drummer Taylor Hawkins in en interview met MTV. I heard that he didn’t like our version. Or maybe he just didn’t like us doing it.
Desalniettemin speelde Foo Fighters het nummer in december 2006 tijdens het live gestreamde en jaarlijks gehouden KROQ Almost Acoustic Christmas en die uitvoering vroeg kennelijk om een reactie. Nipt een maand later kreeg disc-jockey Howard Stern een door Prince uitgevoerde versie van het Foo Fighters-nummer Best Of You toegespeeld (een mash-up met Bob Dylan’s All Along The Watchtower) en nog eens vijf dagen later deed Prince het nummer tijdens zijn inmiddels befaamde Superbowl Halftime Show live. Hawkins in een reactie: Dude, I have no idea why he did it, but I’d love to find out. I mean, the thought went through my head that maybe he was doing it as a sort of ‘F— you’ to us, or maybe he really likes the song. Either way, it was pretty amazing to have a guy like Prince covering one of our songs — and actually doing it better than we did.
Het is echter niet de enige link tussen Foo Fighters en Prince. In 1985 verdiende destijds ex-Germs- en toekomstig Nirvana en Foo Fighters-gitarist Pat Smear een centje bij als figurant. In die hoedanigheid zit hij in tv-series als CHiPs en films als Blade Runner en Howard The Duck, maar bijvoorbeeld ook in de videoclip van Prince-klassieker Raspberry Beret. Als je de clip bekijkt, zit hij zeer herkenbaar in beeld in een wit pakje en voorzien van dreadlocks mee te klappen op de muziek. Je kan hem spotten schuin achter Wendy Melvoin, hij zit precies voor de piano van Lisa Coleman.
Goed, meerdere links dus en een andere link is de cover die Foo Fighters opnam van de Vanity 6-track Drive Me Wild. Het nummer is binnen het werk van Vanity 6 opvallend,omdat het door Susan Moonsie wordt gezongen en niet door Vanity, maar de dames in die meidengroep waren hoe dan ook niets meer dan pionnetjes. Hun hele album is goeddeels Prince’ werk en om dat te maskeren zette hij het damestrio in als boegbeeld. Zoals hij in die periode ook een band als The Time had verzonnen, maar stiekem vrijwel alles zelf inspeelde. Foo Fighters nam hun versie van Drive Me Wild op in 1997 als B-kantje van klassieker Everlong. Dave Grohl en de zijnen transformeerden de gejaagde synthpopbeat die het originele nummer kenmerkt in een onvervalste punkrockriff. Het nummer wordt er – in combinatie met de nodige piep-knor gitaareffecten – alleen maar vuiger door. Een geweldige cover die het origineel eer aandoet en toch helemaal ‘eigen’ is.
Keuze Remco Smith: Alicia Keys – How Come You Don’t Call Me (2001)
Een pink missen
When You Were Mine (Dirty Mind). Delirious (1999). Girls & Boys (Parade). I Could Never Take The Place Of Your Man (Sign ‘O The Times). Cream (Diamonds and Pearls). Menig muzikant zou met plezier de rest van zijn of haar leven een pink willen missen in ruil voor één van deze liedjes. En dan zijn dit nog het soort van tweede-keus liedjes. Wie zich dat realiseert weet opeens wat de grootsheid van Prince is. Ongeëvenaard. Over zo’n lange periode. Waarschijnlijk alleen te vergelijken met David Bowie en The Beatles. Wat bij het horen van Prince zijn muziek opvalt, is dat die zo ontzettend fris is. Zo tijdloos. Niet aangetast door de jaren, zoals zeker voor de vroege Beatles echt wel geldt.
Prince heeft altijd zijn eigen weg gekozen. Hij heeft zich ooit laten ontvallen dat hij na de plaat en film Purple Rain de nieuwe plaat had kunnen beginnen met de solo aan het einde van Let’s Go Crazy en dan was dat zeker weer een succes geworden. Maar dat is saai. Liever vanuit het megasucces Purple Rain opeens de psychedelische kant op van Around The World In A Day. Zonder concessies, die muziek maken die je zelf relevant vindt. Niet de muziek die het publiek of de muziekindustrie van je verwacht.
Begin van deze eeuw kwamen net na elkaar twee grote soulzangers op: John Legend en Alicia Keys. Hun beiden eerste twee CD’s klinken fris. Urgent. Verkenden nieuwe wegen, schijnbaar zonder zich echt te bekommeren om wat het publiek er van vindt. Bij beiden is het nadien nooit meer zo goed geworden. Te behaagziek. Te zeer gericht op wat er van hen werd verwacht. Zeker van Alicia Keys vind ik dat echt jammer. Het gemak waarmee zij zong in Songs in A Minor en The Diary Of…. Verpletterend. Wanneer Falling of You Don’t Know My Name voorbij komt op de radio waan ik mij weer even in de tijd van toen. Haar muziek nadien heeft die frisheid en dat gemak nooit meer gehad. Ook Empire State Of Mind niet.
Op Songs in A Minor staat haar versie van het Prince pareltje How Come You Don’t Call Me. Voor Prince was dat trouwens een B-kantje.
Keuze Martijn Janssen: Patti Smith – When Doves Cry (2002)
Stempel gezet
Prince is natuurlijk een van de iconen van de popmuziek. Daarom vond ik het best opvallend dat, toen ik eens wat ging rondkijken voor deze battle, ik eigenlijk helemaal niet zoveel covers van zijn nummers ken. Natuurlijk, Nothing Compares 2 U van Sinéad O’Connor en I Feel For You van Chaka Khan zijn absolute klassiekers. En de vorig jaar uitgebrachte compilatie Originals laat horen dat hij ook geweldige nummers specifiek voor andere heeft geschreven, van Manic Monday tot The Glamorous Life, ze zijn prima vertolkt door de bedoelde artiesten. Maar verder? Wellicht komt het inderdaad doordat Prince, in zijn ogen, al de perfecte nummers aflevert. Of in ieder geval, volledig gevormd. Want over het algemeen nam Prince geen demo’s op, die dan nog alle kanten op kunnen gaan. Nee, hij leverde complete nummers op, helemaal af, ook als ze dan meteen terzijde zouden worden geschoven. En ja, dan is het lastig om als artiest er zelf nog wat mee te doen.
Over de jaren ben ik wel wat live covers van Prince nummers tegengekomen. Dan blijkt Eels ineens een groot Prince fan te zijn die soms meerdere van zijn nummers covert tijdens een concert. Het was ook via een live uitvoering door Living Colour dat ik voor het eerst kennis maakte met het Prince B-kantje 17 Days. En na het overlijden van Prince stroomden de versies van Purple Rain binnen. Over het algemeen waren het leuke eerbetonen, maar geen verrassende uitvoeringen.
Ook deze versie van Patti Smith is niet totaal anders dan het origineel. Ja, deze versie bevat wel een bas, een instrument dat opvallend genoeg uit de mix van het origineel was gehaald. Maar de sfeer is net zo desolaat als in de versie van Prince. En toch… Met het iets lagere tempo legt Patti Smith net wat meer nadruk op de songtekst. En in het geval van de moeder van de punkpoëzie zegt dat wel wat. De artiest die optrad toen de Nobelprijs voor de literatuur werd toegekend aan Bob Dylan. Het nummer krijgt, bij wijze van spreken, een stempel van goedkeuring mee van een artiest die het geschreven woord eert. Het maakt Patti’s cover niet meteen beter dan het origineel, maar je gaat het nummer toch wat anders beluisteren. En je raakt zo nog meer onder de indruk van de tekst en dat Prince hiermee de top van de hitlijsten bereikte. In dat opzicht had hij inderdaad een perfect nummer gemaakt.
Keuze Jeroen Mirck: Patti Smith – When Doves Cry (2002)
Aanpassing
De ultieme Prince-cover is onmiskenbaar Nothing Compares to You door Sinéad O’Connor, maar aangezien er niemand op deze aarde rondloopt die deze versie niet kent, kies ik een ander eerbetoon aan de grote kleine meester. Eveneens van een vrouw, want Prince’s niet van machismo gespeende songs blijken evengoed goud waard in de handen van vrouwen.
Ik kies voor een van de bekendste en mooiste nummers die His Royal Badness ooit schreef en vertolkte: When Doves Cry. Van het album Purple Rain met de gelijknamige megahit, maar dit nummer is spannender en specialer. Al was het maar omdat Prince experimenteerde met het geluid en uit onvrede over de sound uiteindelijk de baslijn uit de opname gooide, waardoor het een heel eigenzinnig geluid krijgt. Des te moeilijker om daar nog iets aan toe te kunnen voegen als coverende artiest. Patti Smith is daarin echter gloedvol geslaagd. Ze heeft het tempo vertraagd en de synthesizers verruild voor rustige gitaren (daar waar Prince zich uitleeft in gitaalsolo’s aan begin en eind). En ja, bij haar zit er gewoon weer een bas in. Het resultaat is een spannende cover, die de nadruk nog extra legt op de in het lied bezongen ruzies en relatie-sores. Prince moet het hebben kunnen waarderen.
Keuze Tricky Dicky: Eva Vergilova – Purple Rain (2014)
Bezint eer ge begint
Een heel slecht idee, was mijn eerste gedachte. Er zijn van die artiesten waar je af moet blijven vanwege hun brille en innovativiteit. In mijn boekje staan Prince en David Bowie heel hoog op deze lijst. Ik heb heel eerlijk gezegd nog geen echte goede covers van bijvoorbeeld Heroes of When Doves Cry gehoord. Nazingen kan iedereen, maar er een nieuwe draai aan kunnen geven is slechts voor enkelen weggelegd. Het mooie is dat zowel Bowie als Prince zelf wel buitengewoon goede covers konden maken, zoals I Know It’s Gonna Happen Someday en Betcha By Golly Wow.
Ik surf wel eens naar secondhandsongs en die zeggen dat er inmiddels 95.600 originele titels opgenomen zijn en daarvan bestaan 782.500 covers. Ergo, gemiddeld heeft elk lied dus minimaal 8 covers. Er zijn door de decennia een aantal hele goede covers gemaakt, maar tegelijkertijd tienduizenden slechte of matige covers. Dus toen ik op jacht ging naar een goede vertolking van een Prince-track stonden van tijd tot wijlen mijn haren overeind. Regelmatig stelde ik mijzelf de vraag waarom er niemand tegen de zanger(es) gezegd had dat het een brug te ver was. Vaker zelfs ontstegen ze het niveau van een bandje op een trouwerij niet, en dan zijn het dus professionele musici. Ik blijf erbij: handen af van Prince (en Bowie). Onbegonnen werk. Maar goed, een Prince-coverbattle. Na heel lang zoeken vond ik uiteindelijk twee kanshebbers: Peach van Rod Stewart met Slash en Purple Rain van éné Eva Vergilova.
Peach is een bonustrack op het Europese 2001-album Human van Rod The Mod en het gitaarwerk van Slash maakt het nummer vergelijkbaar met het vingerwerk van Prince en de oude rucker rocker Rod doet het heel verdienstelijk. De reden waarom deze het niet werd ligt in de drummachine die op dit album gebruikt is. Het is zo duidelijk hoorbaar dat het mij begon te irriteren. Ik begrijp het niet; is een goede drummer zo moeilijk te vinden? Het verandert de track van steengoede rocker in een computerdeun. Bah.
Het werd dus de jonge Bulgaarse gitariste Eva Vergilova, die een werkelijk magistrale instrumentale cover van Purple Rain neerzet. Ze heeft nog geen singles of albums uitgebracht, alhoewel het gerucht is dat er iets aan zit te komen. Voorlopig moeten we het doen met een handvol eigen nummers en covers zoals Dire Straits’ Brothers In Arms en Purple Haze van Jimi Hendrix.
Keuze Freek Janssen: Hallo Venray – Controversy (2014)
Prachtige cover, die eigenlijk op een mislukking uit had moeten draaien
Deze cover had alles in zich om een ramp te worden. Laten we beginnen met het liedje zelf: muzikaal nauwelijks interessant, het thema is voor die tijd wel gewaagd en dus interessant, maar nu komt het een beetje gedateerd over.
En dan de tekst… Laten we eerlijk zijn, dit is toch een beetje alsof een basisschoolleerling een opstel heeft gemaakt over hoe oneerlijk het soms is in het leven:
Do I believe in god, do I believe in me?
Some people want to die so they can be free
I said life is just a game
We’re all just the same
Do you want to play?
Toen kwamen de Nederlandse helden van Hallo Venray, ontdeden het origineel van alle funk en schroefden het tempo flink omlaag. Dit had heel gemakkelijk een heel erg knullig uitgevoerde, mislukte cover kunnen worden. Maar hij is briljant. En dat zit hem in de beleving die de band in het nummer legt, waardoor je vanaf moment één als luisteraar wordt meegevoerd. Ik durf zelfs te zeggen dat Hallo Venray een andere kant van het liedje heeft laten zien. Waar het origineel vooral bol staat van verongelijktheid, waarin je proeft dat hij bang is dat de controverse rondom zijn persoon groter wordt dan de artiest Prince zelf, hoor je bij Hallo Venray hoe vooroordelen en geroddel verdriet en pijn kunnen veroorzaken.
Althans, dat hoor ik erin. Doe ermee wat je wilt, dat is wat Hallo Venray per slot van rekening ook heeft gedaan.
Keuze Marco Groen: Corey Taylor – Little Red Corvette (2016)
Het masker valt
Het klinkt misschien wat raar, maar… ook mensen die doorgaans heerlijke pleurisherrie produceren en tijdens concerten satanische maskers dragen hebben ook gevoel. Een voorbeeldje hiervan is Corey Taylor, de leadzanger van de metalbands Slipknot en Stone Sour.
Wanneer je een overeenkomst moet noemen tussen Prince (TAFKAP, His Royal Badness, The Artist Formerly Known as TAFKAP) en Slipknot, dan is het meest voor de hand liggende dat je een praatje over de stage-performance afsteekt, want daar hebben beiden werk van gemaakt. Deze overeenkomst laat vreemd genoeg meteen ook duidelijk het verschil tussen de twee zien. Waar Prince op de achtergrond van een soort nachtclub een paarse hemel van liefde laat zien, waarbij de bandleden zijn gestoken in sexy kledij die aan de renaissance doen denken, doen de heren van Slipknot hun best een optreden zo chaotisch mogelijk te laten verlopen, terwijl ze zelf onder horrorfilm-achtige maskers mooie liedjes spelen over moord, grafschennis en meer van dat soort leuks.
Toch blijkt de flamboyante zanger (weer een overkomst met Prince) niet geheel uit steen te zijn gehouwen. Op 21 april 2016 werd Prince levenloos aangetroffen in zijn huis in Chanhassen, een voorstad van Minneapolis, Minnesota. Het toeval wil dat Corey Taylor die avond een solo-optreden zou geven op podium First Avenue in Minneapolis. Taylor heeft inmiddels ongeveer net zoveel solo-albums uitgebracht als Slipknot en Stone Sour samen, dus materiaal genoeg om te spelen. Desondanks liet Taylor zien dat hij wel degelijk iets menselijks in zich heeft en begon zijn show met een eigen versie van Purple Rain. Tussen de nummers door hield hij een praatje over hoe hoog hij Prince heeft zitten en wat zijn invloed wel niet is geweest op de muziekwereld, want zo hoort dat nu eenmaal wanneer er zojuist een icoon gestorven is. Niet veel later bracht hij een akoestische versie van Little Red Corvette ten gehore. Normaal gesproken een fijne meezinger, die deze keer een droevige bijklank had.
Little Red Corvette gaat niet zozeer over een leuk autootje, maar is bedoeld als metafoor voor een dame met een promiscue levensstijl, die van Prince dan weer een soort goedbedoeld advies krijgt: probeer eens te gaan voor de ware voordat je jezelf vernietigt of zo. Iets in die geest. Vooral de zin She had a pocket full of horses, Trojans, some of them used maakt erg veel duidelijk. De Trojans zijn condooms en de vooronderstelde ‘jockeys’ zijn sekspartners die eerder een ritje hebben gemaakt. Deze omschrijving was een bewuste keuze van Prince om gezeur vanuit het puriteinse Amerika voor te zijn. Toch is het ook wel een liederlijke omschrijving die een stuk beter klinkt dan ‘een avondje ketsen’.
Little Red Corvette bereikte in 1983 de achtste plaats van The Australian Singles Chart. Corey Taylor draagt tijdens concerten van Slipknot masker nummer acht. Toeval?
[polldaddy poll=10496856]
damn whitest unfunky list ever 🙁