In de Snob 2000 op#1608
Any of you fucking pricks move, and i’ll execute every motherfucking last one of ya, gevolgd door de zeer opzwepende tonen van Misirlou. Een nummer dat zomaar eventjes bijna zestig jaar oud is, maar moeiteloos is ingezet als titelsong van dé meest epische gangsterfilm ooit: Pulp Fiction. Het zorgde – terecht – voor een ware revival van de surfrock. Oké, helemaal echt weg is het nooit geweest, maar na de woorden van ‘Honey Bunny’ maakten veel luisteraars ineens een hernieuwde kennismaking met deze Zuid-Californische subcultuur. Voor andere, iets jongere muziekliefhebbers moet het zelfs een geheel nieuwe ervaring geweest zijn. Voor wat dat betreft had Quentin Tarantino geen betere keuze kunnen maken. De schrijver van Misirlou is namelijk niemand minder dan Dick Dale, de ongekroonde koning annex vader van de surfrock en inspiratiebron van al het moois dat daaruit is voortgekomen.
Laten we maar meteen hoog inzetten: de Pixies hadden wellicht nooit bestaan, of waarschijnlijk een totaal ander geluid gehad als Joey Santiago en zijn vriendje Frank Black nooit naar de muziek van Dick Dale hadden geluisterd. De kans is aanwezig dat het een obscure band uit de krochten van Boston was gebleven. Zo ongeveer hetzelfde zou je kunnen zeggen over bands als The Chantays, The Beach Boys, The Shadows, The Surfaris (Wipe Out), Jan & Dean en onze eigen Treble Spankers. Maar waar deze bands nog een directe link hebben met de surfmuziek van Dick Dale & his Del-Tones zijn mensen als Keith Moon, Jimi Hendrix, Eddie van Halen en Jack White eveneens schatplichtig aan deze pionier. En dan vergeet ik bijna de punk/surfrockers van The Shavers tussen die grootheden te vermelden! Misschien vat Stevie van Zandt (u weet wel: de drijvende kracht van Artists Against Apartheid en lid van de E Street Band) het wel het beste samen: hij heeft iedereen beïnvloed!
Wat deed meneer Dale, die eigenlijk gewoon Richard Anthony Monsour heet, destijds nu zo anders dan de rest, wat hem onderscheidde van de massa?
Ten eerste ging hij terug naar de roots van de popmuziek. Het waren de hoogtijdagen van Phil Spector’s ‘Wall of Sound‘, terwijl bandjes zoals The Beatles dingen deden die voor anderen onmogelijk waren. De mogelijkheden die de wat grotere bands in een dure studio hadden, waren nu eenmaal onbereikbaar voor anderen. Dick Dale koos voor een terugkeer naar de basis: het geluid van toen rock ‘n roll nog in haar kinderschoenen stond. De toenmalige moderne muziek werd door hem als te ingewikkeld, te pretentieus gezien. De gitaar moest weer in het middelpunt komen, ritmes en de begeleiding hoefden niet nodeloos ingewikkeld te zijn. Een belangrijke rol speelde ook het gevoel dat Dale kreeg wanneer hij op zijn surfplank de golven op zee trotseerde. Dit probeerde hij in muziek vast te leggen.
Daarmee komen we meteen op het tweede punt: zo’n terugkeer naar eerder is wel hartstikke leuk en zo, maar niemand zat natuurlijk op uitgekauwde brave rock ‘n roll-deuntjes, gespeeld door keurig gekapte, in pak gestoken knaapjes te wachten. Reden voor Dale om met zijn gitaar te experimenteren. Er geluiden uithalen uit die de wereld niet eerder gehoord had: veel staccato en nog zelfs nog meer galm. De contacten met Fender waren hierbij essentieel. Het gitaarmerk zag in Dale een prima proefkonijn en voor zijn manier van spelen werden geheel eigen versterkers ontwikkeld. Iets waar Dale zelf ook een handje in schijnt te hebben gehad. Het resulteerde in een uniek geluid.
Ten derde, en ik heb het eigenlijk al verraden, de wijze waarop Dale zijn gitaar ‘op z’n flikker gaf’ was doorslaggevend. Zo’n agressieve manier van spelen was ongekend in die tijd. Hoewel de eerlijkheid gebied te zeggen dat Link Wray eerder toch ook wel een eind in de buurt kwam. Misschien is het ook wel geboren uit toeval: Dale speelde zijn (standaard-rechtshandige) gitaar linkshandig. In tegenstelling tot Jimi Hendrix veranderde hij niets aan de volgorde van de snaren, zodat je, van boven naar beneden een E,B,G,D,A,E-opstelling kreeg. Dit vraagt wellicht een andere manier van tokkelen. Hoe het ook zij: zijn manier van spelen werd gretig gekopieerd door anderen en stak later zijn kop weer op in genres die toen nog niet bestonden. Eerdergenoemde Eddie van Halen noemde Dale zelfs ooit de grondlegger van de heavy metal. Met wat goede wil zou een nummer als Let’s Go Trippin’ inderdaad in de categorie kunnen plaatsen, hoewel puristen bij dat nummer meer zien in de titel ‘het aller- allereerste surfrockliedje.’
Dick Dale bleef tot het einde van zijn leven toeren met zijn band The Del-tones. Naar eigen zeggen vanwege de fans en zijn liefde voor de muziek. Een wat meer cynische blik hierop vertelt een ander verhaal. Bovenop zijn verzekering moest Dale elke maand $ 3.000 bij elkaar zien te sprokkelen om zijn medische zorg te kunnen betalen, teneinde zijn strijd tegen kanker in zijn voordeel te beslechten. Het feit dat zijn versie van Misirlou te horen is in Pulp Fiction, Pump It van The Black Eyes Peas, Guitar Hero, Taxi 1,2,3, en 4 en bovendien gebruikt is tijdens de opening van de Olympische Spelen in Athene was blijkbaar niet genoeg om deze held een onbezorgd leventje te kunnen bezorgen. Dale stierf op 19 maart 2019 aan een hartstilstand.
Een opmerking: Misirlou is niet geschreven door Dick Dale. Het is een stokoud volksliedje uit het Balkan-gebied, waarvan talloze uitvoeringen bekend zijn. De ouders van Dick (echte achternaam Monsour) stamden uit Libanon (z’n vader) en Polen/Wit-Rusland (zijn moeder). Vandaar de Arabisch getinte akkoorden in het nummer en in andere surfrock songs.