In de Snob 2000 op#748
Najaar 1994 liep ik mijn vertrouwde platenzaak binnen: Plato, in de Korte Poten in Den Haag. Een van de verkoopmedewerkers kende zo’n beetje mijn voorkeuren en wees mij op een nieuwe release: Dummy van Portishead. Oké, laat maar horen, iets anders tussen al het grunge- en crossover-geweld was uiteraard welkom. Dus: geluisterd, verkocht en gekocht. Man, wat kwam die plaat binnen. Groggy, ergens tussen knock-out en euforie liep ik met de cd de winkel uit. Hoe ik de rest van de dag op mijn werk heb doorstaan weet ik niet meer, maar thuisgekomen heb ik Dummy meteen in de lade van de cd-speler geschoven en ben er ouderwets bij gaan liggen met een constante grijns op m’n bek terwijl de muziek mij een overdosis endorfine bezorgde.
Portishead is vernoemd naar het kleine kustplaatsje vlakbij Bristol, de geboorteplaats van de triphop, waarvan Portishead en Massive Attack de belangrijkste exponenten zijn geweest. Oprichter Geoff Barrow had weliswaar meegewerkt aan het debuut van Neneh Cherry en hielp bij Blue Lines van Massive Attack, maar het was nog armoe troef voor hem. Dan maar een baantje erbij. Gelukkig voor alles en iedereen liep hij bij de training voor werkzoekenden zangeres Beth Gibbons tegen het lijf en met gitarist Adrian Utley erbij was Portishead geboren. Hun eerste product was een korte film inclusief soundtrack, To Kill a Dead Man. Deze hielp hen aan het platencontract dat leidde tot het schitterende met meermaals platina bekroonde Dummy.
De elektronica, de samples en de downtempo ritmes zorgen voor een heerlijk eigen jazzy-psychedelisch geluid, aangevuld met toetsen en gitaar. Geen volgepropte arrangementen, alles heel gedoseerd, om zo alle ruimte en aandacht aan de gevoelvolle zang van Beth Gibbons te geven. Zelfs van het scratchen – niet echt mijn ding – werd ik blij. Ik was in de wolken en telkens wanneer ik de plaat draai vind ik mij daar weer terug. Dummy was door dat hele nieuwe geluid zo’n debuut dat eigenlijk niet kon worden overtroffen, al zijn opvolger Portishead en het latere Third ook van hoogstaand niveau. Het staat vol met prachtsongs, van opener Mysterons tot afsluiter Glorybox. Mysterons zet de toon en is exemplarisch voor het geluid van de band, waarbij Beth Gibbons vraagt Did You Really Want? Nou, zeker Beth. I did, I do en I want more.
Plato Korte Poten 1994. Dat brengt herinneringen terug. Elke zaterdag mijn zuurverdiende stage geld uitgeven aan CD’s en stiekem een beetje verliefd zijn op het blonde meisje met bril daar.
Ik heb ooit gedacht haar aan te spreken, maar tijdens het afrekenen kwam Barry Hay tussen door flirten met haar. Sindsdien heb ik een hekel aan de Golden Earring ;). Portishead heb ik in die periode ook geluisterd, maar een arme stagiaire moet zuinig zijn met zijn geld dus niet gekocht. Thuis tegen mijn moeder gezegd dat Portishead iets voor haar is. En een week later lag de CD in huis. Het blonde meisje heb ik nooit leren kennen, maar ik had wel goede muziek in huis!