De drie wetten der robotica:
1. Een robot mag een mens geen letsel toebrengen, noch, door passief te blijven, een mens letsel laten overkomen.
2. Een robot moet de door mensen gegeven orders gehoorzamen behalve wanneer die orders in strijd zijn met de Eerste Wet.
3. Een robot moet zichzelf beschermen zolang of voor zover dat niet in strijd is met de Eerste of Tweede wet.
Handboek der Robotica, 56e druk 2056 AD.
Met deze drie wetten begint het legendarische ‘Ik, robot’ van Isaac Asimov. Dit standaardwerk uit de sciencefictionliteratuur dateert al uit 1950, maar is anno 2019 nog steeds prikkelend actueel. In het midden van de twintigste eeuw had Asimov al door wat we nu vergeten lijken te zijn: dat robots uiteindelijk slimmer worden dan wij mensen, en dat je ze daarom vanaf dag 1 moet inprenten dat ze mensen geen kwaad mogen doen. (Lees dit boek als je dat nog niet gedaan hebt. Echt!)
Dat robots ons al decennialang fascineren, mag duidelijk zijn. Niet alleen zijn ze onderwerp van literatuur en films, maar ook van (pop)muziek. En als je elektronische muziek maakt, dan is het misschien niet eens een heel gek idee om als robot op het podium te gaan staan – daarbij denk je waarschijnlijk aan Daft Punk, maar ook Kraftwerk speelt met het anonieme en emotieloze voorkomen van robots.
Je raadt het al: deze battle gaat over robots. Liedjes over robots, liedjes die robotachtig klinken en zelfs liedjes die door robots geschreven zijn.
Keuze Marco Groen: Kraftwerk – Die Roboter (1978)
Ja tvoi sluga
Ze zijn met z’n vieren, ze zijn eigenwijs, inventief, ze zijn wars van gebaande paden en ze komen uit Duitsland. Kortom: we gaan het hebben over de band die, samen met Tangerine Dream, een van de meest invloedrijke bands op het gebied van elektronische muziek is: Kraftwerk. Een band zonder wie moderne dancemuziek waarschijnlijk niet in zijn huidige vorm bestaan had. Die een dikke invloed heeft gehad op mindere goden zoals Orchestral Manoeuvres In The Dark, The Human League en Tubeway Army van Gary Numan. Zelfs bands zoals Simple Minds, Franz Ferdinand en David Bowie zijn schatplichtig aan de vrijwel onbenaderbare oosterburen. De ‘bedenkers’ van de techno (de Belleville Three uit Detroit) hebben zelfs toegegeven dat het werk van Kraftwerk van doorslaggevende betekenis is geweest voor de ontwikkeling van techno.
Tegenwoordig is het een vanzelfsprekendheid; het is vrij eenvoudig om met minimale middelen zoals een tablet, laptop of zelfs mobieltje vrijwel elk gewenst geluid te produceren. Slechts een enkeling is ertoe in staat om hier een acceptabele compositie van te maken. Maar in de tijd toen Kraftwerk zijn experimentele werk begon, was dat niet het geval. Muziek maken met onconventionele instrumenten was destijds nog een vaag en misschien zelfs verketterd idee. Gelukkig bestaan er vrije geesten zoals Ralf Hütter en Florian Schneider, die mogelijkheden zagen die anderen lieten liggen. Zij ontwierpen hun eigen instrumenten en pasten bestaande apparatuur naar hun eigen wensen aan. Hetzelfde deed men later bij hun concerten. Zo waren zij bijvoorbeeld de eerste die bij hun optreden een 3D-effect wisten te creëren bij getoonde achtergrondbeelden, compleet met 3D-brilletje. Voor het baanbrekende album Autobahn ontwierp men onder meer de vocoder en elektronische drums. Een andere ontwikkeling zien wij terug in het nummer Die Roboter (The Robots): tijdens concerten worden de bandleden voor dit nummer vervangen door – wederom – zelfontworpen robots, die griezelig veel op de heren lijken.
Het nummer is te vinden op Die Mensch-Machine (The Man Machine), het zevende album van de band, waarvan Das Model/The Model een superhit werd. In 1997 nam Rammstein een iets stevigere versie van dit nummer op. Het hele album is – geheel in de stijl van Kraftwerk – doorspekt met de relatie tussen mens en machine, hoewel dit wel het beste naar buiten komt bij Die Roboter. Dit concept werd doorgezet bij het volgende album waarop en passant nog even de opkomst van de zakrekenmachine (Taschenrechner/Pocket Machine) en zelfs online dating (Computerliebe/Computer Love) werd voorspeld. Het meest kenmerkende riedeltje van die laatste werd overigens gebruikt door Coldplay in Talk.
Kort samengevat zou je dus best kunnen stellen dat het hele oeuvre van Kraftwerk zonder problemen bij deze battle past.
Keuze 1 Marèse Peters: Tubeway Army – Are ‘Friends’ Electric? (1979)
Het ultieme robotnummer
In 1979 was Are ‘Friends’ Electric? een enorme hit. Maar ook een totaal onwaarschijnlijke, zegt Gary Numan (frontman van Tubeway Army) zelf. Je kunt er niet op dansen, het heeft geen refrein, het duurt relatief lang en het gaat over robotprostituees. Apparaten die eruit zien als mensen en bij je aan de deur komen voor uiteenlopende diensten. Je buren denken waarschijnlijk dat ze je planten water komen geven.
you know I hate to ask
but are ‘friends’ electric?
only mine’s broke down
and now I’ve no one to love
Numan had een goede antenne voor wat er zou aanslaan aan het eind van de jaren ’70. Punk was zo zoetjesaan wel op z’n retour. Numan ontdekte wat voor fantastische en futuristische geluiden je uit een Moog-synthesizer kon toveren en was meteen verkocht. Tel daarbij op dat hij bewust verveeld en chagrijnig voor de camera’s van Top of the Pops ging staan en zie: een nieuwe muziekstroming was geboren. De obscure teksten maakten het plaatje compleet. Engeland was in die tijd nog zo preuts dat het vast geen nummer 1 was geworden als men had begrepen waar dit nummer écht over gaat.
Keuze Carlo Deuten: Neil Young – Transformer Man (1982)
(on)herkenbaar
74 jaren ‘jong’ and still going strong: Neil Young. Wars van commercie. Muzikale trends zijn aan hem niet besteed. Sinds jaar en dag voert hij zijn eigen muzikale koers. Met of zonder Crazy Horse. Akoestisch of distortion op 10. Traporgeltje, mondharmonica of met toeters en bellen. The Loner doet waar ie zin in heeft. Zijn mening steekt hij niet onder stoelen en banken. De geluidskwaliteit van de hedendaagse muziek, de politiek of het milieu. Ome Neil heeft een duidelijke mening over deze zaken en gebruikt daarvoor met enige regelmaat zijn muziek als uitlaatklep. Letterlijk en/of figuurlijk. Iemand wiens oog dus verder reikt dan alleen de muziekwereld. Zijn fascinatie voor techniek is daar een goed voorbeeld van.
Neem zijn auto-biografie Special Deluxe. Een boek waarin hij zijn leven en muzikale carrière beschrijft aan de hand van de tientallen auto’s die hij heeft versleten. Milieubewust artiest met een schuur vol benzine-slurpende auto’s. Dat klinkt wat tegenstrijdig maar hij geeft daar natuurlijk zijn eigen draai aan. Een bekentenis: hij geeft aan hoeveel zijn bolides hebben uitgestoten. De één wat meer dan een ander maar het zijn op z’n zachtst gezegd niet de meest schone auto’s, maar daarnaast vertelt hij met passie dat hij zich persoonlijk inzet voor de ontwikkeling van schone auto’s . Zijn trots: de Lincvolt. Een Lincoln Continental (uit 1959) die is omgebouwd tot een energiezuinige hybride auto. Een beter milieu begint bij …
En een beter muzikaal klimaat? Een mp3-tje is in huize Young uit den boze. Neil Young heeft zich regelmatig negatief uitgelaten over de slechte geluidskwaliteit die de hedendaagse muziekliefhebber krijgt voorgeschoteld. De oplossing? Pono, een mede door Mr. Young ontwikkelde, digitale mediaspeler. Pono stierf, midden in het streaming-tijdperk, een zachte dood. Een alternatief? Zeker! Hi-Res downloads/streaming at Low-Res prices. No kidding.
Neil Young heeft de digitale kluizen geopend. Kort maar krachtig The Neil Young-archives. Een digitaal platform waar een groot deel van zijn archief, in beeld en geluid, is terug te vinden. Neil Young’s muziek in hoge resolutie. Een streling voor het oor!? Het album A Letter Home (2014) dat hij in een gerenoveerde Voice-o-graph uit 1947 opnam vergeef ik hem dan maar. Rafelig en krakkemikkig klinkt in Hi-res nog steeds…. Vult u de rest zelf maar in.
Maar dat maakt Neil Young Neil Young. Onvoorspelbaar, fanatiek en kritisch! Dit komt regelmatig naar voren in zijn muziek. Soms duidelijk en helder. Teksten die niets aan het toeval overlaten. Op een ander moment is het een kwestie van tussen de regels door lezen/luisteren.
Het album Trans uit 1982 is daar een goed voorbeeld van. Mr. Soul aan de slag met vocoders en, voor die tijd, andere moderne elektronica. De elektronische klanken die, op z’n zachts gezegd, niet aan elke muziekliefhebber zijn besteed. De persoonlijke achtergrond van Young speelt echter een belangrijke rol bij de totstandkoming van dit album. De communicatie met zijn meervoudig gehandicapte zoon Ben vormt een belangrijke inspiratiebron. Ben vormt het hart en ziel van Trans. Trans is het begin van een zoektocht om beter met zijn zoon te kunnen communiceren. Een zoektocht met behulp van, zoals Young het zelf beschrijft, ‘robot-humanoid people’ in het ziekenhuis. Het doel? Leren communiceren door bijvoorbeeld een simpele druk op een knop. Daar gaat de plaat over. Lees de teksten. Luister naar het ‘mechanische’ stemgeluid. Negeer alles behalve dat geautomatiseerde ‘ding”, aldus Young.
Techniek als communicatiemiddel. De muzikant blaast onder andere zijn passie voor modeltreinen nieuw leven in en ontwikkelt een speciale controller waarmee zijn zoon de trein kan bedienen.
You run the show
Remote control
Direct the action
With the push of a button
Met dit verhaal in je achterhoofd ga je toch met andere oren naar dit album luisteren. In hi-res audio of ouderwets stereo. Haal desnoods de LP onder een dun laagje stof vandaan. Geniet van Neil Young’s ‘computerized’ stemgeluid. (On)herkenbaar Ome Neil!
Keuze Joop Broekman: Fear Factory – H-K (Hunter Killer) (1995)
De mens wordt kansloos
In een tijdperk met robots stel ik mij het einde der tijden voor. De mens heeft niets meer te zeggen, uitgeroeid of overgeleverd aan gewelddadige machines. Al blijft hier en daar een klein groepje vrije overlevenden moedig weerstand bieden aan de overweldigers. Inderdaad, zoals in The Terminator-reeks. Bij alle films uit die reeks kun je jezelf afvragen of je er dan nog wel wil zijn. En ik denk dat daar kille muziek bij hoort. Soundscapes liggen dan voor de hand (post rock), maar het kan nog wat enger. Industrial metal. Machinaal klinkend geweld. Muziek zonder ziel.
In de jaren ’90 kwamen de muziekliefhebbers oren te kort. De subgenres schoten als paddenstoelen uit de grond. De verstokte hardrockfans haakten af, maar stond je open voor nieuwe geluiden, dan had je het paradijs gevonden. Doom, nu, en industrial werden al snel populair. In dat laatste subgenre zette Fear Factory in 1995 een absolute metal standard neer met Demanufacture. Zanger Burton C. Bell haalde hiervoor volop inspiratie uit de film The Terminator.
Demanufacture is een conceptalbum over de strijd van de mens tegen de machine (een onderwerp dat nog wat verder uitgediept werd op het hierna volgende, minstens net zo hard beukende Obsolete). Elk nummer vormt een hoofdstuk in het steeds moeilijke wordende menselijk leven. De overheid gebruikt aleen nog maar meer machines om de burgers in de gaten te houden en te controleren. En uiteindelijk nemen de machines de boel over. Voor de mensen blijft maar één ding over: pijn. Lijden. Sterven. Een enkeling vecht terug. In H-K (Hunter-Killer) is de hoofdpersoon klaar om het gevecht aan te gaan met de machines.
I’ve become what they detest
A delinquent survivalist
Without fear and no regrets
They fucking say
I am a criminal
Ten koste van alles en iedereen. Stelen, doden, alles om te overleven.
The machine is now alive
To wreak havoc in your lives
There’s no use to hold me back
I am ready to attack
Twee jaar later werd Demanufacture onder handen genomen. Onder andere Rhys Fulber (Front Line Assembly, maar ook erg bepalend voor de typische Fear Factory sound) en Junkie XL haalden de albumtracks door de mangel. Remanufacture – Cloning Technology werd niet overal even enthousiast ontvangen. Zo hanteerde DJ Dano op H-K (Hunter-Killer) behoorlijk de botte bijl, al liet hij de belangrijkste gitaarriff wel in het nummer (T-1000).
Keuze Erwin Herkelman: LCD – Zorba’s Dance (1998)
The world’s first digital supergroup
Leuk! Een robot-battle! Ik besloot direct om mee te doen. Want in mijn favoriete genre móest er toch wel een toepasselijk liedje te bedenken zijn om over te schrijven. Maar dat viel vies tegen… Hoe ik ook nadacht, er kwam eigenlijk maar één act steeds terug: LCD.
Bij het grote publiek werden ze geïntroduceerd als The world’s first digital supergroup. Een volledig virtuele band die bestond uit Zed, Ed, Ned en Ted. Vier ‘Large Cool Dudes’ die eind jaren ’90 één hitje scoorden met Zorba’s Dance.
Een novelty-hitje. Het was een eurodance-bewerking van die aloude Griekse dans, de Sirtaki. Hier in Nederland kwamen ze niet verder dan de 15de plaats. In het Verenigd Koninkrijk en in Australië werd het echter een gigantische clubhit. In dat laatste land voornamelijk dankzij de grote Griekse gemeenschap die daar woont.
Goed was het misschien niet, maar revolutionair was het wel. Het was namelijk een van de eerste CD-singles waarop naast het liedje zelf, óók de bijbehorende clip stond. Je kon de ‘enhanced CD’ gewoon in je computer schuiven en dan zag je een animatie van vier veel te dikke mannen, die vrolijk op en neer bewogen op het aanstekelijke deuntje en de stevige beat. En nu ik hem na jaren weer een paar keer heb geluisterd, maakt het mij toch gewoon weer ontzettend vrolijk.
Keuze Alex van der Meer: Arling & Cameron – Dirty Robot (2001)
Bleeps & Bloops
Gerry Arling en Richard Cameron zijn geweldenaars, en ongelooflijk veelzijdig. Ze maken elektronische muziek in de breedste zin van het woord. Vijfentwintig jaar geleden zijn ze samen muziek gaan maken en organiseerden ze zogenaamde Easy Tune feesten. Samen met de Easy Aloha’s maakten ze het onvergetelijke Aloha. Maar daar zou het zeker niet bij blijven.
Mijn persoonlijke belangstelling ontstond vanwege het waanzinnige conceptalbum Music For Imaginary Films. Dit album kwam uit in 2000 en bestond uit diverse muziekstukken en liedjes van – de naam zegt het al – niet bestaande films. Hier staan veel persoonlijke favorieten op. Ik verlang niet alleen regelmatig naar de muziek, maar ik zou ook willen dat de bijbehorende films ook echt bestonden. De variatie van het album en de manier waarop de fantasie werd aangesproken maakte het tot een hoogtepunt voor mij. Het daaropvolgende album, We Are A & C, was een stuk meer regulier van opzet en daarom voor mij een lichte teleurstelling in eerste instantie.
Maar op dat album stond dan wel weer Dirty Robot. Zou dit dan wel niet uiteindelijk mijn favoriete A&C nummer kunnen zijn? Ik ben in ieder geval niet de enige die houdt van deze bleeps en bloops. The Lemonheads, bijvoorbeeld, heeft een redelijk natuurgetrouwe versie gemaakt van Dirty Robot. In samenwerking met Kate Moss zelfs. Het moge duidelijk zijn: Dirty Robot is gewoon vies lekker.
Keuze Ronald Eikelenboom: Phideaux – Have You Hugged Your Robot? (2006)
Speeltje
Robots rukken op. Vroeger kwam je ze enkel in sciencefiction boeken tegen, maar tegenwoordig duiken ze ook op in de gewone literatuur, zoals in het prijswinnende De Goede Zoon van Rob van Essen. Daar werken ze in de verpleging en hebben robots zelfs de receptionisten van hotels vervangen met, heel handig, een wasmachine deurtje in hun buik waar je je vuile was in kan deponeren. Een bijzonder fragment in het boek is de seks-scene tussen de hoofdpersoon en een zelf rijdende auto, feitelijk een robot op wielen. Wat dat betreft is literatuur fantasievoller dan de sciencefiction ooit was.
Zijn die robots er voor ons of vormen al die robots samen één grote artificiële intelligentie en is de mens slechts het speeltje van al die robots, is een van de vele vragen die het boek stelt. Een antwoord geeft het boek niet maar vooralsnog is het eerste meer waarheid in de huidige werkelijkheid dan het tweede. Dat het ooit zomaar zou kunnen veranderen acht ik echter niet ondenkbaar.
Phideaux is een 10 koppige progrock band gevormd rond de Amerikaan Phideaux Xavier. Elf albums maakte de band tot op heden, allen uitgegeven op het eigen Bloodfish label. Have You Hugged Your Robot? is afkomstig van het album 313, dat in een dag (13 maart 2004, vandaar de titel) werd geschreven en opgenomen. Het album verscheen pas in 2006 omdat er nog een ander album afgemaakt en uitgegeven moest worden.
Knuffelrobots zijn momenteel al verkrijgbaar in de vorm van poezen, honden en zeehonden, vooral bedoeld om bij ouderen en dementerenden stress weg te nemen. En dat zo’n zeehond dan communiceert met de stofzuiger: maak jij haar even aan het schrikken, dan krijg ik weer een knuffel.
Keuze Erwin Tijms: Daft Punk – Robot Rock/Oh Yeah (2007)
Slimme effecten
Er zijn natuurlijk genoeg mooie nummers met een relatie tot robots gemaakt. Kraftwerk maakte het prachtige Die Roboter over de robots in fabrieken. In een heel andere hoek bezongen The Flaming Lips de strijd die heldin Yoshimi moest gaan voeren tegen de roze killer robots. Ik kies echter voor weer een andere invalshoek: die van de cybernetica 0.1 bèta. De variant waarin twee mannen robothelmen op hun hoofd zetten en daar voor altijd hun handelsmerk van maken. Die twee mannen? Guy-Manuel de Homem-Christo en Thomas Bangalter, oftewel Daft Punk.
Na hun baanbrekende plaat Homework en het bewierookte Discovery (bekend van de Interstella 5555-animaties waren de verwachtingen hoog gespannen. Zou er weer een album met melodieuze, typisch Franse dansmuziek komen? Nee, dus. Het album Human After All staat vol met heftigere dansnummers die drijven op een combinatie van gitaren en synthesizers. Minder rijk geproduceerd en veel sneller afgemixt. De plaat viel veel mensen tegen en wordt gezien als hun minste album. Human After All: de twee robots bleken toch menselijk te zijn en er ook wel eens naast te zitten.
Toch komt het grootste deel van mijn inzending oorspronkelijk van dit album. Daft Punk trok in 2006 en 2007 de wereld rond met een grootse liveshow. De twee robots lieten daarin heftig geremixte nummers horen die meer een medley – pardon: een potpourri, laten we wel in Franse sferen blijven – waren van hun nummers dan dat ze leken op hoe het ooit op plaat was gezet, vergezeld door een knallende lichtshow. En zo werd het wat eentonige Robot Rock ineens een gigantische banger. Het is het openingsnummer van hun live-album Alive 2007 en je hoort hoe ze hun show ermee opbouwen. De bewerkte stemmen (ROBOT!, HUMAN!), het enthousiasme van het publiek en dan gaat het los met de gitaren en synths van het origineel. Met slimme effecten weten ze de eentonigheid uit het origineel te halen. Als dan ook nog oude bekende Oh Yeah van Homework er heel slim in gemixt wordt, blijkt dit toch ineens een heel erg sterk nummer te zijn. Luister vooral ook verder naar het tweede nummer van Alive 2007, Touch It/Technologic. En eigenlijk ook naar alles wat daar weer na komt.
Niets zo mooi als Daft Punk dat Daft Punk remixt.
Keuze 2 Marèse Peters: Steven Wilson – Index (2011)
Emotieloos. Obsessief. Monomaan.
Alleskunner Steven Wilson heeft een ijzingwekkend robotnummer op zijn naam staan. Het komt van het dubbelalbum Grace For Drowning uit 2011, zijn tweede soloalbum na zijn omvangrijke carrière met Porcupine Tree. Index is een vreemd nummer dat onder je huid kruipt. Het verhaal van een verknipte ziel die er een vreemde hobby op nahoudt. Emotieloos. Ongenaakbaar. Obsessief. Monomaan.
I’m a collector, I collect anything I find
I never throw anything away that’s mine
And I’d collect you too if I was given half a chance
And trap you under the glass and add my autographI catalog, I preserve, and I index
And file you into my collectable Rolodex
I keep the rubbish what other people give away
And keep all of the pieces in a metal trayHoard – Collect – File – Index
Catalog – Preserve – Amass – Index
De robotstem in het refrein maakt het er alleen maar onheilspellender op. En dan die gruizige uitbarsting op 1:45. Ik durf wel te stellen: zonder Gary Numan en Tubeway Army was dit nummer er niet geweest.
Keuze Karin de Zwaan: Lucky Fonz III – Was Ik Maar Een Robot (2016)
Luikje
Een vrolijk klinkend, hoe kan het ook anders, liedje van Lucky Fonz III. Een van de artiesten waar ik een haat-liefde verhouding mee heb. De losse liedjes vind ik bijna allemaal leuk, maar na drie liedjes achter elkaar is het wel goed geweest.
In dit liedje zingt Fonz dat hij een robot met een luikje in zijn hart wilde zijn, zodat zij altijd kon zien dat hij van haar hield. Fonz laat zichzelf als robot naar zichzelf kijken en bezingt hoe raar en anders hij zich kan voelen. Was ik maar een robot heeft een wat blikkerige opgenomen stem wat natuurlijk de tekst versterkt:
En dan had ik ook een poortje aan de achterkant van mijn hoofd
Waar ik mezelf mee kon aansluiten op de TV
En dan kon ik m’n gedachten van een afstandje bekijken
En het liefste keek jij dan met me mee
Dat roept toch een heel grappig beeld op? Toch zou ik zelf ook wel willen dat ik zo’n poortje had. Al zou ik dan naast mijn gedachten willen bekijken ook wel graag à la de Matrix nieuwe kennis willen kunnen uploaden.
Een klein liedje, een gekke gedachte, maar luister het maar eens helemaal en luister echt want eigenlijk zit er best wat in. Naar je eigen gedachten kijken met een ander. Als je het ook maar weer uit kan zetten.
Keuze Freek Janssen: Sony CSL Research Laboratory – Mr. Shadow (2016)
Perfecte muziek voor als terminators de mensheid uitmoorden
Je hebt liedjes over robots, liedjes die met behulp van robots zijn gemaakt en liedjes die door robots zijn gemaakt.
Mensen die iets weten van robots (of AI-experts, if you will) vertellen het vaak als volgt. We hebben eigenlijk altijd al de neiging gehad om computers te onderschatten. Eerst dachten we dat ze nooit zo slim zouden worden als mensen, totdat computers ons versloegen met Jeopardy, schaken en Go. De volgende horde zou ‘creativiteit’ zijn: hoe slim computers ook worden, ze kunnen ons mensen nooit evenaren op het gebied van kunst en cultuur.
Het bewijs dat ze wel hard op weg zijn, zo wordt vaak aangevoerd, is dat artificial intelligence een liedje heeft geschreven op basis van al het Beatles-materiaal en dat dus ook zou klinken als een onontdekt nummer van de Beatles: Daddy’s Car. Stierenpoep als je het mij vraagt, want het nummer is behoorlijk ruk en lijkt hooguit op de Beach Boys.
Hetzelfde programma schreef echter nog een nummer waar ik veel meer van onder de indruk ben: Mr. Shadow. Volgens The Verge is dit liedje gebaseerd op het werk van songwriters als Irving Berlin (de schrijver van White Christmas) en Duke Ellington. Het is een nummer waar je een beetje een onbestemd gevoel van krijgt. ‘Eerie’, zo omschreef Herbert Blankesteijn (check trouwens ook zeker even zijn YouTube-kanaal met liedjes vol met technologische satire) het treffend. Hij wees me ook op de bovenste comment onder het YouTube-filmpje:
Perfect music for when terminators kill humans with gatling guns in a couple of decades.
Keuze Tricky Dicky: Jim Allchin – Artificial Life (2017)
Richting
Een combinatie van een aantal van mijn favoriete dingen en het past wonderwel in het thema van deze battle. Echte geeks zullen de naam Jim Allchin misschien kennen, maar voor de gewone man of vrouw is hij een enigma. En toch is hij (mede) bepalend geweest voor onze huidige samenleving, want hij ontwikkelde samen met Microsoft veel van de platforms (Windows, SQL Server) waarop de software functioneert. In 2007 na de release van Vista ging hij met pensioen.
Tegenwoordig verdeelt hij zijn tijd tussen muziek, technologie en liefdadigheidswerk. In 2009 kwam zijn debuutalbum (Enigma) uit, die hij zijn beta-test noemde. Sindsdien heeft hij nog vier albums uitgebracht die allen stevig op de blues leunen. De critici waren heel positief over zijn muzikale talent en helemaal over zijn gitaarspel. Het album Decisions stond zelfs 14 weken in de bluesalbum Top 10 in de V.S. Daarop is Artificial Life terug te vinden; opgenomen na de dag dat de wereld (en The Donald zelf) verrast werden door de verkiezingsuitslag. That sort of has an influence on the record, because of how people were feeling then – either positive or not positive. Artificial Life stelt de vraag hoe je je leven moet indelen en een reflectie op de dagelijkse beslissingen door de jaren heen, en – indien je niet tevreden bent – hoe moeilijk het is om daadwerkelijke veranderingen te bewerkstelligen.
Op Artificial Life wordt Allchin geassisteerd door de crème de la crëme uit de blues en rockwereld: 3x Grammy Winner producer en drummer Tom Harrdige, toetsenist Reese Wynans (Stevie Ray Vaughan’s Double Trouble) en bassist Michael Rhodes (Joe Bonamassa). De blues in optima forma en zoals Allchin het zelf zegt: It calls to me and so that’s where I go.
[polldaddy poll=10329087]