Bubblegum muziek is officieel tussen 1967 en 1972, maar een tweede golf overspoelde de hitparade tussen 1974 en 1978. Liedjes die voornamelijk voor een tienerpubliek geschreven zijn en ook wel Teenybopper genoemd werd. Daarom worden liedjes van bijvoorbeeld Tiffany, Christina Aguilera en Britney Spears ook wel tot dit genre gerekend.
Jeugdherinneringen? Gemakkelijk in het oor liggende deuntjes. Of doen we ze daarmee tekort?
Keuze Willem Kamps: Cherry People – Ask The Children (1968)
Mier- en mierzoet
Bubblegum. Kauwgum. Vreselijk spul. Die malende kaken, al dan niet met bijgeleverde smakgeluiden. En dan, uitgekauwd, ligt de smakeloze plakrommel op straat, tot in lengte van dagen – als het zich niet toevallig aan je schoenzool heeft vastgezet. De ernaar genoemde muziekbubbels zetten zich vast in je hoofd, repeterend tot je er gek van wordt. Het mag duidelijk zijn: niet aan mij besteed, al kan het verkeren.
Ik heb hier eerder aan Spui Records gerefereerd, een dumpplatenzaak in Den Haag. De winkel is inmiddels verdwenen, meegezogen in de teloorgang van de cd-verkoop. Ik heb er in de bestaansjaren het nodige voâh wèinug aangeschaft, vaak op de gok. Soms viel het mee, soms zeer verrassend, maar ook wel eens oh oh. Zo kocht ik ooit een cd van Cherry People. Duidelijk een sixties-plaatje. Niet alleen door het jaartal, maar vooral het uiterlijk van de heren: kapsels met een pony en over de oren en daaronder een druk geprinte blouse die nu retro zou heten. Maar ja, de muziek…
Poppy. Tien nummers, totaal 24 minuten. Nou zijn de sterkste popsongs vaak niet langer dan drie minuten, dus tijd is geen maatstaf. Laat ik het zo stellen: ik snap dat dit album in de ramsj lag. Toch heeft de band een hit gescoord. Hun debuut en opener van de plaat, And Suddenly, piekte in ’68 in de VS op 48. Zat bands die dat niet bereiken. Nog meer bubblegum, want dat was de aanleiding, is het nummer Ask the Children. Zoals het meeste niet door de band zelf geschreven en daarom is het ook – wat toen vaak gebeurde – door anderen uitgevoerd, zoals The Cowsills, waarop de Partridge Family weer was gebaseerd.
Beide versies beluisterend realiseer je je dat het maar goed is dat er geen glazuur op je buis van Eustachius zit; mier- en mierzoet. En o zo braaf. Toch schurken ze allebei lichtjes tegen de veel beter te pruimen Baroque-pop aan en dan vooral de gelaagde en glooiende zanglijnen. Wat dat betreft – sinds anderhalf jaar probeer ik ook mee te zingen in m’n band – weet ik dat dit toch wel erg knap is gedaan. Ook de lekkere pah-pah-pah-koortjes. Daarom na vijftig jaar tijd voor herwaardering, maar kijk uit, voor je het weet zet het zich vast aan je gehoorgang.
Keuze Alex van der Meer: 1910 Fruitgum Company – Goody Goody Gumdrops (1968)
Blijft plakken
Veel bubblegum-muziek uit de jaren ‘60 doet me letterlijk vaak denken aan goedkope kauwgom. De eerste paar seconden kauwen en er komt veel smaak vrij, na nog een paar keer kauwen is de smaak al een stuk minder, en na een minuutje is de smaak al volledig verdwenen. Dit heb ik ook bij de eerste twee hitsingles van de band 1910 Fruitgum Company. Een bubblegum-band pur sang. Simon Says is heel bekend en was een doorbraak. Ik zeg, dat het nog een beetje z’n charme heeft in het begin maar dat het me verder niet zo boeit. Minder oké nog vind ik de single 1,2,3 Red Light. 1,2,3 keer kauwen en weg is de smaak.
Om hiermee nou te zeggen dat 1910 Fruitgum Company niet aan mij is besteed is ook niet de waarheid, want het nummer Goody Goody Gumdrops blijft wel heel lekker. En hoe! Het nummer is onweerstaanbaar catchy, en puntiger en pittiger dan de andere singles. Wellicht sprak het de massa wat minder aan toentertijd, want het scoorde niet zo goed als de eerdere hits, maar het nummer kan bij mij juist niet stuk.
Mijn kennismaking met dit nummer kwam via de cover van Teenage Fanclub, als het b-kantje van de single Norman 3. Toen ik deze Goody Goody track hoorde vond ik het meteen erg leuk. En dat bleef zo: het is na al die jaren bij mij blijven plakken. Teenage Fanclub weet vaak waar goede mosterd te halen valt. En toen ik het origineel hoorde uit 1968 vond ik het minstens zo goed als de Schotse variant.
In 1968 is echt heel veel prachtige muziek gemaakt. En ondanks dat er toen genoeg andere genres waren met een grotere schat aan smakelijke heerlijkheden, vind ik dat het bubblegum-genre in dat jaar in ieder geval wel een lekker onweerstaanbaar snoepje heeft weten te produceren. En dat is iets wat ik best van de daken wil schreeuwen.
Keuze Ronald Eikelenboom: Austin Roberts – Seven Days A Week (1970)
Shaggy, Rocky en de Pussycats
Sommige collega’s verdienen een bijnaam. Zo heb ik er eentje rond lopen met een paar haren op zijn kin en een piekerig haarkapsel die mede daardoor sprekend op Shaggy uit Scooby Doo lijkt. En als hij dan ook nog eens drollig om zich heen loopt te kijken – terwijl het druk is – heb ik al snel de neiging om de thema song van Scooby Doo te zingen.
Scooby Dooby Doo, Where are you
We’ve got some work to do now
Oorsponkelijk was Scooby Doo, Where Are You? bedacht als muzikale televisieshow; vergelijkbaar met The Archies, die met Sugar, Sugar een hit wisten te scoren. Voor het tweede seizoen schreven Austin Roberts en Danny Janssen een aantal onvervalste Bubblegum-songs die onder de achtervolgingsscènes gebruikt werden. Roberts zong deze nummers in en nam ook het originele thema opnieuw op.
Austin Roberts is een singer-songwriter in de pop en country stijl. De grootste hit die Roberts had was Rocky (1975), een liedje waarvan ik Nederlandstalige cover – ook uit 1975 – van Don Mercedes beter ken, al is het meer het liedje dan de zanger dat een lichtje doen branden.
Danny Janssen schreef na Scooby Doo ook de muziek voor Josie And The Pussycats: een tekenfilm over een meisjesband, vergelijkbaar met The Monkees. Meer muziek dan bij Scooby Do,o maar evengoed de nodige spannende avonturen. En ook hier werden de nodige Bubblegum-songs als soundtrack. Een vette hit zoals met The Archies leverde het niet op.
Keuze Hans Dautzenberg: Middle of the Road – Chirpy Chirpy Cheep Cheep (1971)
Onbezorgd
De route die ik sinds mijn prille jeugd niet meer had afgelegd, weet ik blind te vinden. Daar links in dat straatje woonde ooit Frits, mijn boezemvriend op de kleuterschool. Hij was volgens de overlevering de buurjongen van Heintje, vermaard schlagerzanger. Rechtdoor kijk ik midden over de straat in de verte. De flats die de straat aan de rechterzijde flankeren ogen veel kleiner dan in mijn herinnering. Eigenlijk is álles kleiner. De straten veel smaller, de afstanden korter en de huizen, ja de huizen zijn wel erg bescheiden.
Ik vervolg mijn weg. Dat de Eindhovenstraat naar de stad heette waar ik later zou wonen, vind ik opeens wel grappig. Daar op die kruising zag ik ooit een meisje tegen een lantaarnpaal fietsen. Ik kreeg de schuld van haar gebroken been. Ik denk dat ze niet durfde te zeggen dat het haar eigen fout was. Linksaf. De blik op het westen. De zon breekt door. Het licht is precies zoals ik het me herinner. De geur van het voorjaar prikkelt mijn neus en een wolk herinneringen komt tot leven. Als in een Viewmaster zie ik alles weer voor me in full color stereofoto’s. Ik ben op weg naar de speeltuin. Ik draag een korte broek. Uit een autoradio klinkt Chirpy Chirpy Cheep Cheep. Het is 1971, ik voel de warmte van de zon en ik ben gelukkig.
De straten mogen dan zijn gekrompen, de flats geslonken en de huizen verschrompeld, het gevoel dat het liedje van Middle Of The Road me geeft is onveranderd vrolijk. Het brengt me in één ruk terug naar mijn jeugd. Misschien is dat ook wel de kernkwaliteit van bubblegum muziek: onbezorgdheid.
Chirpy Chirpy Cheep Cheep was vooral voor de Schotse band Middle Of The Road een grote hit. Maar op het moment dat het nummer in 1971 met de tweede plaats zijn hoogste notering in de Top 40 bereikte, stond de versie van de componist Lally Stott op 9. Maar het is de heldere stem van Sally Carr die ik in mijn hoofd heb verbonden aan die zonnige dag dat ik onbezorgd op weg was naar de speeltuin.
Keuze Tricky Dicky: Tony Burrows – In The Bad Bad Old Days (1971)
Wie o wie?
Tony Burrows heeft een markante stem, en als zanger in bands was hij verantwoordelijk voor meerdere grote hits en staat hij te boek als vijf keer een One Hit Wonder. Het leverde hem de bijnaam The Man With The 1.000 Voices op.
Officieel was hij sessiemuzikant en heeft als zodanig de demo ingezongen voor You’ve Got Your Troubles, wat later een hit voor The Fortunes werd. In 1967 werd hij zanger bij The Ivy League, die hun kortstondige hoogtijdagen achter de rug hadden. Desalniettemin is hun uitvoering van Tomorrow Is Just Another Day de blauwdruk voor de grootste hit van de Nederlandse Buffoons. Het gebrek aan succes en de zoektocht van componisten John Carter en Ken Lewis voor een zanger die hun single Let’s Go To San Francisco wilde inzingen leverde hem zijn eerste grote hit op. Internationaal zou het de enige hit voor The Flowerpot Men worden met uitzondering van Nederland waar A Walk In The Sky ook de hitparade bestormde.
Rond 1970 besloot hij – na 10 jaar constant rondreizen – uitsluitend nog sessiewerk te doen, maar toen scoorde Edison Lightouse met Love Grows een #1 hit. Tegelijkertijd kwam White Plains met My Baby Loves Lovin’ en The Brotherhood Of Man met United We Stand de Engelse top 10 binnen; allen ingezongen door Burrows. Tijdens een optreden bij Top of The Pops moest hij drie keer achter elkaar optreden, zodat hij zich snel moest omkleden om met de volgende band het podium op te lopen. Een unicum. Een maand later scoorde hij weer een Top 10 hit met Gimme Dat Ding van The Pipkins. Vier jaar later kwam zijn laatste grote hit met First Class (Beach Baby). Het lied met de vele achtergrondstemmen is volledig door Burrows en componist Carter ingezongen. Bij ‘live’-optredens hoorde je wel de stem van Burrows, maar stond iemand de lipbewegingen te maken.
Als solo-artiest heeft hij nooit een hit gehad, terwijl er leuke liedjes tussen zaten zoals Melanie Makes Me Smile en In The Bad Bad Old Days. De YouTube-clip heeft een foto van Edison Lighthouse, maar hij heeft dit nooit met hen opgenomen.
Keuze Erwin Herkelman: Whigfield – Another Day (Bubble Gum Mix) (1994)
Een remix die het nummer wél het luisteren waard maakte
Leuk! Een bubblegum-battle. Ik trok mijn platenkast eens open en daar glommen ze me al tegemoet: al die blije, bijna infantiele hoesjes van al die vrolijke house uit de 90’s. Ik constateerde: keuze zat. Aqua, Toy-Box, Cartoons… maar uiteindelijk kwam ik uit bij Whigfield.
Whigfield… het pseudoniem van de Deense Sannie Charlotte Carlson, die afgelopen februari als ‘Sannie’ nog een gooi deed naar een plek op het Eurovisie Songfestival 2018 voor haar thuisland. Ze redde het helaas niet. Het was waarschijnlijk ook een beetje vergane glorie. Haar hoogtijdagen liggen namelijk al ver achter ons. We moeten daarvoor terug naar het midden van de jaren ’90. Met haar Saturday Night kwam ze in het Verenigd Koninkrijk binnen op één. Iets dat daar tot dan toe nog nóóit iemand gelukt was met een debuutplaat.
Ook in Nederland werd het een grote hit. Daar staken de prestaties van de opvolger Another Day een beetje schril bij af. Verder dan de 32ste plaats kwam het plaatje niet. Ik vond het zelf ook niet echt een heel bijzonder plaatje, totdat een radio-DJ in een dolle bui bedacht dat het wel leuk was om de Bubblegum Mix te draaien. Wauw! Dat was héle andere koek.
Ik moest het nummer toch nog opnemen voor mijn 90’s archief en kon zo dus nét deze fijne mix mee pakken. Helaas was het cassettebandje van een abominabele kwaliteit en moest ik een paar dagen later de tape stukje voor stukje uit mijn cassettespeler vissen. En waar ik de andere nummertjes later alsnog kon opnemen op een ander bandje, gold dat voor dit fijne stukje muziek niet.
Pas jaren later hervatte ik mijn zoektocht. En met YouTube en Spotify bleek dat een eitje. Want hoewel ik niet wist hóe de remix heette, had ik hem binnen een paar klikken te pakken. Another Day, in de Bubble Gum Mix. Toepasselijker voor deze battle kan ik het niet bedenken.
Keuze Roland Kroes: Aqua – Turn Back Time (1997)
Tand des tijds
Wanneer in de toekomst wordt teruggekeken op het moment dat er een spin-off van Ondergewaardeerde Liedjes kwam, dan komen we misschien uit bij deze battle. Turn back Time hoort namelijk bij de soundtrack van een in mijn ogen ondergewaardeerde film: Sliding Doors. Eind jaren ’90 waren er natuurlijk echte meesterwerken, maar deze romantische komedie met Gwyneth Paltrow is zeker niet verkeerd.
Dat geldt nog meer voor het nummer dat de film begeleidde. Het is eigenlijk nog een wonder dat het nummer nog een top-20 hit werd in Nederland, want enerzijds zal het Aqua fans (*kuch*) hebben doen fronsen. In niets lijkt het op de verstand-op-nul nummers die Aqua tot dan toe de hitlijsten had ingejaagd: Barbie Girl en het intellectueel minstens zo hoogstaande Doctor Jones. Om in het thema van de battle te blijven: deze nummers ontstegen het niveau van de kauwgum onderin ijsjes niet. Een hint van suiker & smaak, taai om doorheen te komen en dat was het.
Een nieuwe luisterbeurt in 2018 laat horen dat Turn back Time de tand des tijds heeft doorstaan. Ja, er zitten hinten van Ace of Base in, met die synthesizer-toeters in het begin. Maar er zijn ook overeenkomsten met de betere nummers uit de jaren ’90. In het bijzonder – en ja, ik weet dat er nu iets gedurfds komt – Madonna. De zang van Lene Nystrøm doet er in het begin aan denken, vooral. Maar denk de productie van William Orbit er even bij en je komt toch wel heel dicht in de buurt van Frozen. Ja, het is misschien een long shot, maar Madonna was in 1997 druk bezig met het terug veroveren van haar Queen of Pop-titel (luister overigens ábsoluut de Hit Parade podcast die vorige week uitkwam hierover. En daarvoor keek ze nadrukkelijk naar Europa. Misschien dat Aqua er tussenzat, op die mixtapes met Portishead, Massive Attack en Prodigy.
Keuze Martijn Janssen: Lily Allen – LDN (2006)
Oppervlakkige vrolijkheid
Ik heb mijn liefde voor goede bubblegum-pop nooit onder stoelen of banken geschoven. Het zit vaak geweldig knap in elkaar en is catchy as hell. Dat geldt ook voor de huidige generatie pop-diva’s. Een liedje kiezen voor deze battle zou dan geen probleem moeten zijn, toch? Maar bij nadere beluistering ga je toch twijfelen. Is Beyoncé toch niet teveel R&B? Je kan discussiëren of de nummers van Katy Perry ondergewaardeerd zijn bij muziek-snobs, maar populair zijn ze wel. En de scherpe randjes bij P!nk vind ik toch niet zo geschikt voor deze battle. Het moet zonnig zijn! En luchtig! En zo kwam het nummer LDN van Lily Allen mijn hoofd binnen dwarrelen. Lily, met haar lieflijke Engelse stem. En LDN, dat vrolijke liedje over een zonnige dag in Londen.
Nu valt het met dat lieflijke van Lily Allen wel mee. Haar stem mag dan wel zoet zijn, haar woorden kunnen flink wat gal bevatten. Haar grootste hit in Nederland, Fuck You, is daar een goed voorbeeld van. En ook LDN is minder zonnig dan het lijkt op eerste gehoor. Want ja, wat is het lekker vrolijk, met zo’n zonnig trompetje, huppelend deuntje en een refrein dat gaat Sun is in the sky, oh why oh why, would I wanna be anywhere else? Nu kan er wel een hele analyse volgen van de tekst en de minder vrolijke kanten van Londen, maar eigenlijk hoort dat niet thuis in zo’n luchtige bubblegum-battle. De grappige video laat het net zo goed zien.
Keuze Freek Janssen: Alphabeat – The Spell (2010)
Hate it (Fascination) or love it (The Spell), zo simpel is het
2008 was het jaar van Fascination. Je kon de radio niet aanzetten of je hoorde het lichtgewicht-huppelkuttenliedje voorbij denderen. Of het nu ging om 3FM, Sky Radio of 538; iedere deejay draaide het.
Fascination deed mij altijd te veel denken aan Katrina & The Waves. Je weet wel, die van Walking on Sunshine. Geef mijn portie maar fikkie.
In 2010 kwam de opvolger van Fascination en die stemde mij dan weer wel bijzonder vrolijk. En dat terwijl The Spell toch wel een beetje uit hetzelfde hout was gesneden. En precies dat moet bubblegum-pop met je doen: je moet het haten of ervan houden.
Geef mij The Spell maar.
[polldaddy poll=9978101]