Muziek is een hogere openbaring dan alle wijsheid en filosofie, althans volgens Ludwig van Beethoven. Wist hij veel dat 200 jaar later iedereen een liedje kon opnemen?
Velen luisteren in hun jeugd niet of zelden naar klassieke muziek, maar toch komen we er vrijwel dagelijks mee in aanraking. Het roept een ‘aha’-gevoel op zonder het te kunnen plaatsen. En misschien daarom blijken keer op keer dat liedjes met een klassiek onderdeel in de smaak te vallen. Het bekendste voorbeeld (in Nederland) van klassieke adaptaties was eind zestiger jaren de symfonische rockgroep Ekseption. Ze bleken echter geen uitzondering te zijn.
Keuze Willem Kamps: Deep Purple: Exposition/We Can Work It Out (1968) – Beethoven + Tsjaikovski
Ferme funderingen
Ik zat in 1970 thuis nog onder de eettafel met een Dinky Toy te spelen toen mijn oudste broer met Deep Purple In Rock thuiskwam en de plaat opzette. Dat kon gelukkig gewoon bij ons thuis in de huiskamer. Onze ouders waren daar makkelijk in, al hebben ze toen waarschijnlijk wel even geslikt want Jezus, wat een bak teringherrie. Alsof het hele plafond naar beneden lazerstraalde bij opener Speed King. Maar gaaaaaf dat het was! En zoals het dan gaat komen ook de oudere platen in beeld en in huis, dus ook The Book Of Taliesyn en Deep Purple.
Op die albums komt Jon Lord’s liefde voor klassieke muziek naar voren. Vanaf zijn vijfde had hij pianoles en in zijn jeugd werd ook de eeuwige liefde voor Johann Sebastian Bach geboren, wat ook terug te horen is in zijn spel. Naast Deep Purple (Concerto for Group and Orchestra) bracht Lord ook meerdere klassiek georiënteerde soloplaten uit, zoals de Gemini Suite en Sarabande. Een mooie mix van rock, vleugjes jazz en klassiek.
Op The Book of Taliesyn is Deep Purple zoekende naar het geluid dat er eind jaren zestig nog niet is. De muziek is stevig, maar nog geen hardrock. Al krijgen ook de covers een ferme fundering: Kentucky Woman van Neil Diamond. River Deep Mountain High van Phil Spector en bekend van Ike & Tina. Zelfs The Beatles komen voorbij, evenals die andere twee inmiddels ook klassiek, maar echt klassieke tonen plant Lord als de prelude Exposition vóór We Can Work It Out.
Exposition begint met een variatie op Beethoven’s magistrale, ontroerend mooie Allegretto uit diens Zevende Symfonie die in enkele maten soepeltjes een halve eeuw overbrugt en uitmondt in de Ouverture uit Tsjaikovski’s Romeo & Julia (vanaf 6.40 minuut). Had onze Pjotr Iljitsj de Exposition-versie ooit kunnen beluisteren dan had ie al gauw een lichte flauwte gekregen en vervolgens op z’n Russisch zes maanden in een sanatorium verbleven, met zo nu en dan voorzichtig een kopje thee uit de samovar om aan te sterken.
Zelf begon ik, geïnspireerd door Lords klanken, in die tijd te klooien op het Riha-huisorgel dat mijn vader had aangeschaft. In zijn jeugd liep hij mee met de plaatselijke fanfare. Zijn onbespeelbare klarinet kende ik alleen nog in drie stukken. Hij wilde weer muziek maken, kocht een orgel en ging op les, vijftig jaar oud. Bijkomend resultaat was dat mijn broer gitaar ging spelen en ik nu al jaren aanrommel op toetsen. Echt werk heb ik er nooit van gemaakt. Het gevolg is dat ik nog niet in de schaduw van Jon Lord’s pink kan staan.
Wat kon die man spelen en scheuren. Dat deed ie al lekker op The Book of Taliesyn, z’n Hammond aangesloten op een Marshallversterker zodat ie niet ondersneeuwde door Ritchie Blackmores gitaarsound. Dat was toen. In 2012 is Lord overleden na een succesvolle carrière, 71 jaar oud. Een waanzinnig goede organist. Mogelijk voert ie nu geanimeerde gesprekken met Johann Sebastian, Ludwig van B. of Pjotr Iljitsj over de zegeningen van klassieke muziek en wie weet, kan ie ze toch ook een beetje rockgevoel bijbrengen. Handig, mochten ze nog reïncarneren.
Keuze Marcel Klein: Electric Light Orchestra – In the Hall of Mountain King (1973) – Grieg
Er is natuurlijk verschrikkelijk veel muziek gebaseerd op klassieke muziek en vaak hoor je delen van klassieke muziek al snel bewust of onbewust terug in popmuziek. Wat voor mij muziek bijzonder maakt, is als je er beelden bij kan oproepen die de componist of schrijver wellicht ook zo voor ogen heeft gehad. Ik heb dit bij verschillende nummers in de popmuziek, maar ook bij klassieke muziek. Hierbij een mooi voorbeeld.
Edvard Grieg was een Noorse componist die leefde van 1843 -1907. Zijn bekendste werk is wellicht de Peer Gynt Suite. Met name Suite 1 is een favoriet klassiek stuk van mijzelf. Al bij het eerste deel (Morgenstemnung) weet hij een perfecte muzikale morgen neer te zetten. Sluit je ogen en waan je aan de bosrand, waarbij je uitkijkt over de velden waar de morgenmist nog overhangt. Een mooi muziekstuk gebaseerd op het gelijknamige toneelstuk van Hendrik Ibsen. Die had in 1867 op verzoek van de Noorse regering een rondreis gemaakt om oude verhalen van het Noorse volk op te tekenen. In het dorp Vinstra kreeg hij daar de verhalen van Peer Gynt te horen. Of Peer Gynt een fantasiefiguur was of een werkelijk bestaande man blijft in het midden, maar het feit is dat Grieg voor dit toneelstuk deze muziek schreef. Suite 1 loopt uiteindelijk uit in het bombastische Dovregubben’s hall, ook wel de Trollendans genoemd.
De vertaalslag van Grieg naar de moderne popmuziek wordt meestal via dit laatste nummer gemaakt. De Trollendans wordt in de Engelse vertaling In the Hall of Mountain King genoemd en dit instrumentale nummer is vaak gecoverd. Ik kies hier voor de versie van Electric Light Orchestra. Niet alleen omdat ze beginnen met een stukje uit Morgenstemnung, maar ook omdat Jeff Lynne hier echt alles uit de kast haalt om dit nummer te vertolken. Een relatief onbekende versie aan de vooravond van hun grote doorbraak. Niet alleen komt hier al de typische bombast naar voren die de band in latere albums pas echt uit-nut, maar ook komen in deze uitvoering op verschillende manieren veel details naar voren van het oorspronkelijke stuk. Zo wordt deze uitvoering een eerbetoon aan een groot componist en een mooi klassiek stuk. Daarnaast dus geen kopie, maar een eigentijdse bewerking van de trollendans.
Dit nummer komt van hun derde album On The Third Day uit 1973, dus nog voor hun echte doorbraak. Die kwam in 1974 met het album Eldorado. Toch experimenteert de band op dit album al met de overdubs zoals we die van latere albums kennen. Ook wordt hier al veelvuldig de viool en de cello gebruikt (ook in dit ondergewaardeerde liedje)
Keuze Tricky Dicky: Eric Carmen – Never Gonna Fall In Love Again (1975) – Rachmaninoff
1, 2, 3x Rachmaninoff
Na een redelijk succesvol verblijf als zanger, gitarist, pianist bij The Raspberries met drie Top 20 hits (Go All The Way, I Wanna Be With You en Overnight Sensation) besloot Eric Carmen een solocarrière te starten. Zijn debuutalbum (1975) was meteen raak. Een nummer 1 hit in zijn thuisland met All By Myself en een jaar later (van hetzelfde album) een tweede topnotering met Never Gonna Fall In Love Again. Bombastische liedjes met een gevoelige noot.
Het hele album is een klassieker en dit succes zou hij nooit meer evenaren. Wel wist hij in 1987 dankzij Dirty Dancing nog een gigantische hit te scoren met Hungry Eyes en de opvolger Make Me Lose Control.
Carmen is een liefhebber van de Russiche klassieke componist Sergei Rachmaninoff en heeft op zijn debuutalbum met regelmaat een paar nootjes geleend. All By Myself en My Girl hebben sterke overeenkomsten met Piano Concerto No. 2 en Never Gonna Fall In Love is bijna een snellere kopie van Symphony No. 2. Misschien verklaart dit het succes van het album, want het had iets bekends, iets dromerigs (en iets Beach Boys-achtigs: de nieuwe klassiekers).
Keuze Stefan Koopmanschap: Apotheosis – O Fortuna (1991) – Orff
Uiteindelijk worden beide uitvoeringen verboden
Klassieke muziek, ik moest er in mijn vroege tienerjaren niets van weten. En toch waren er een aantal nummers die uitgebreid gebruik maakten van klassieke muziek die ik wel heel tof vond.
We schrijven 1991. Maar liefst twee house acts brengen op nagenoeg hetzelfde moment singles uit gebaseerd op O Fortuna, een klassiek werk dat de Duitse componist Carl Orff maakte op basis van een gedicht van het collectief Carmina Burana. De uitvoering van het duo Fortuna is wat traag en flauw wat mij betreft, maar de uitvoering van het Belgische duo Apotheosis trekt me meteen aan. Het is een wat hardere uitvoering, in een vrij typische vroege jaren ’90 rave-stijl. De uitvoering heeft enorm veel energie, en dat trekt aan.
De erven van Orff gaan moeilijk doen. Beide acts hebben geen toestemming gevraagd voor het gebruik van het klassieke stuk. Uiteindelijk komt het tot een rechtszaak en uiteindelijk worden de beide house uitvoeringen verboden.
Dit heeft ook gevolgen voor de op dat moment enorm populaire Turn Up The Bass verzamelaars: Nummer 17 bevat de uitvoering van Fortuna, nummer 18 bevat de uitvoering van Apotheosis. Van beide verzamelaars wordt een nieuwe versie uitgegeven waar de tracks zijn vervangen door andere tracks. Ook de populaire mix-CD van Arcade, House Party II, bevat de versie van Apotheosis. De mix is echter al gemaakt, dus Arcade haalt het nummer van de tracklist op de hoes, maar laat stiekem het nummer wel in de mix.
Tot de dag van vandaag ben ik blij dat ik de Turn Up The Bass 18 heb met Apotheosis erop, en ook de House Party II CD blijft 1 van mijn favorieten. Dit is klassieke muziek die ik in die tijd wel kon waarderen.
Keuze Ronald Eikelenboom: Morrissey – The Teachers Are Afraid Of The Pupils (1995) – Sjostakovitsj
Rehabilitatie
In 1936 verscheen er een artikel in de Pravda waarin de opera Lady Macbeth of the Mtsensk District uitgemaakt werd voor ‘chaos in plaats van muziek’. Het betekende het einde voor de opera die twee jaar eerder succesvol in première ging en staatstoezicht voor componist Dmitri Sjostakovitsj. Als een echte overlever sloeg hij terug met zijn vijfde symfonie, die hij de ondertitel mee gaf ‘Het antwoord van een Sovjet-kunstenaar op terechte kritiek’. Het leverde hem een rehabilitatie bij de machthebbers van het politbureau op en een staande ovatie van een half uur bij de première. Maar Sjostakovitsj zou Sjostakovitsj niet zijn als er niet allerlei ironische details in de partituur zaten. Waar de machthebbers een terugkeer naar vorm en melodie hoorden, werd het publiek geraakt door de uitdrukking van het lijden waaraan het door Stalin onderworpen was.
De eerste maten van het moderato waarmee de symfonie mee begint, een canon door de strijkers, werd in 1995 door Morrissey gesampled in The Teachers Are Afraid Of The People, de openingssong van zijn vijfde album Southpaw Gramar. Een lied dat tekstueel haaks staat op het tien jaar eerder verschenen Smiths’ nummer The Headmaster Ritual. In dat nummer schreef Morrissey zijn schoolverleden van zich af, nu zijn de rollen omgedraaid. Kinderen hebben een grote bek en de liniaal mag niet meer gebruikt worden voor een corrigerende tik. En doe je dat toch als leraar, dan komen de ouders wel verhaal halen.
Say the wrong word to our children…
We’ll have you, oh yes, we’ll have you
Lay a hand on our children
And it’s never too late to have you
Zo populair als Sjostakovitsj werd met zijn symfonie, zo ondergewaardeerd is Southpaw Gramar. Het album is niet te streamen, niet te koop en niet gewaardeerd door de fans. Zelfs een complete 11 minuut 15 durende video is er van The Teachers Are Afraid Of The Pupils niet te vinden. Hoog tijd voor rehabilitatie.
Keuze Eric van den Bosch: Savatage – Mozart And Madness (1995) – Mozart
Mozart en Broadway
Klassieke muziek en rock, het is een perfecte combinatie als je het mij vraagt. Ik heb er dan ook heel wat van in mijn collectie. Rainbow’s Difficult To Cure (de Negende van Beethoven), Uli Jon Roth’s Metamorphosis (Vivaldi’s Vier Jaargetijden) of Yngwie ‘ik ben heus niet pretentieus‘ Malmsteen met zijn Concerto Suite For Electric Guitar And Orchestra In E Flat Minor Opus 1, ze staan hier regelmatig op. Maar volgens mij is de combinatie nooit mooier uitgevoerd dan door Savatage.
Savatage was een band met een bijzondere samenstelling. Naast de broers Jon (zang en toetsen) en Criss Oliva (gitaar) was er namelijk een derde essentieel voor het geluid: de eerder dit jaar overleden producer en songwriter Paul O’Neill. De George Martin van Savatage, zeg maar.
Savatage was altijd al een band die wat meer te melden had dan de doorsnee metalband. Tekstueel, maar in de loop van hun carrière zeker ook muzikaal. Dat was al vrij vroeg te zien met hun versie van Grieg’s Hall Of The Mountain King, Prelude To Madness. Gaandeweg kwamen er steeds meer klassieke invloeden en de counterpoint vocale harmonieën maakten al snel dat ze een bijzondere status kregen in het metal-wereldje.
Enkele jaren vóór Dead Winter Dead was Criss Oliva overleden aan de gevolgen van een auto-ongeluk. Jon Oliva was even weggeweest, maar was bij dit album weer terug als toetsenist en tweede zanger naast Zach Stevens. Het album was vrijwel geheel geschreven en geproduceerd door Jon Oliva en Paul O’Neill. Niet voor het eerst een conceptalbum, maar wel meer Broadway én actueler dan ooit. Het verhaal speelde in de Balkanoorlog, die op dat moment nog gaande was! Op dit album werd alles uit de kast getrokken: bakken met bombast, harmonieën bij de vleet en songstructuren die klassiek aandeden – en soms gewoon klassiek wáren. Beethoven’s Ode To Joy in Memory en Mozart in Mozart And Madness. In die laatste track werden delen van Mozart’s 25ste Symfonie gebruikt. Gitaristen Criss Caffery en vooral Al Pitrelli (onder andere Alice Cooper) maakten er een prachtige versmelting van rock en klassiek van.
Het zou de ook start zijn voor de verwezenlijking van O’Neills grote droom: een Broadwayachtige show vol rock vermengd met klassieke muziek. Dat was het Trans-Siberian Orchestra, waar de meeste Savatagemuzikanten ook kortere of langere tijd aan verbonden waren. Op het Wacken festival in 2015 waren eenmalig Savatage en Trans-Siberian Orchestra beiden te horen. Wagner, de hardrocker onder de klassieke componisten, zou erbij geweest zijn.
Keuze Erwin Herkelman: Sweetbox – Everything’s Gonna Be Alright (1997) – Bach
Het klinkt toch allemaal hetzelfde?
Koffie, oude kaas en klassieke muziek. Volgens mijn vader dé pijlers onder wat volwassenheid zou moeten zijn. Ík ben nooit verder gekomen dan de oude kaas. Koffie drink ik niet, nooit gedronken ook en al ben ik inmiddels ruim halverwege de dertig, klassieke muziek vind ik saai. Nog steeds.
Misschien is het ook wel wat te veel gevraagd van iemand die opgegroeid is met eurodance en happy hardcore. Beukende beats en euforische trance-loopjes, dáár word ik blij van. En áls ik dan een keer klassiekers wil horen, dan trek ik de oude singles van mijn vader wel uit de kast. Maar wie weet, misschien komt er wel een moment, ik vermoed en hoop dan ergens ver ná mijn midlife-crisis, dat ik het opeens ga zien. Dat ik opeens bij mezelf denkt, sjonge, dat Air (On The G-String) van Bach is helemáál niet zo verkeerd.
Al bleek ik vroeger toch ook al het een en ander te hebben meegekregen. Want toen ik in 1997 voor het eerst Everything’s Gonna Be Alright van Sweetbox hoorde, herkende ik het direct: dit was niet zelf gefabriceerd, maar afkomstig uit zo’n klassiek stuk. Vooruit… dát het Air van Bach was, dát wist ik niet en ook nú moest ik het opzoeken. Ik verkeerde namelijk in de stellige overtuiging dat het plaatje gebaseerd was op de vijfde van Beethoven.
Niet dus. Maar goed, om de door mijn vaders destijds veelvuldig gebruikte quote maar eens aan te halen: het klinkt toch allemaal hetzelfde?
Keuze Remco Smith: Robin Thicke – When I Get You Alone (2003) – Beethoven
Tweedagsvlieg
Voor eendagsvliegen in de muziek heb ik een groot zwak, zeker na het zien van Single Luck, het onvolprezen programma van Tonko Dop. Muzikanten die jarenlang in kroegen spelen, voor twee man publiek, en dan opeens één grote hit hebben. Nu komt het: de grote doorbraak, zie je hen denken. Om jaren later te constateren dat dit echt de enige hit was, er nooit meer een nieuwe hit is gekomen en dat de manager er vandoor is met het zuurverdiende geld.
Misschien nog mooier vind ik de tweedagsvlieg. Zeven, tien of nog meer jaar na een eerste grote hit weer een nieuwe grote hit. Dit moet dan de definitieve doorbraak zijn. Kan niet anders Maar helaas, weer niet. De tragiek die daarmee gepaard gaat is dan wel weer heel mooi.
Blurred Lines van Robin Thicke, samen met Pharell, was één van de grootste hits van 2013. Onweerstaanbaar catchy, lekker refrein, vintage Pharell. Maar die Thicke, kennen we die niet ergens van? Heb ik die niet eerder gezien en gehoord? Mijn herinnering had mij niet in de steek gelaten. Niet in slick pak maar met erg lang haar, vlassnor, als koerier op een fietsje door New York. Uit 2002 alweer, gebaseerd op (de Walter Murphy’s versie van) de 5de van Beethoven. Ook onweerstaanbaar catchy. Veel gebruikt overigens, ook in 1999 door A Plus (Enjoy yourself) maar die was toch een stuk minder leuk.
Na Blurred Lines zijn weer vier jaren verstreken. Van Robin Thicke hebben we niet al te veel vernomen. Daarmee (vooralsnog, totdat de echte definitieve doorbraak komt) de ideale tweedagsvlieg.
Keuze Freek Janssen: Muse – United States of Eurasia (2009) – Chopin
Als Beethoven nu geleefd had, dan zou hij in Muse spelen
Met bombast in muziek heb ik een haat-liefde-verhouding. Ik haat het in popmuziek en houd ervan in klassiek.
Muse is wat mij betreft een van de weinige bands die ermee wegkomen om vol op de bombastische tour te gaan, met gitaren en alles. Muse is bovendien de band waar Beethoven in zou hebben gespeeld als hij nu zou leven. Misschien dat die twee dingen wel met elkaar te maken hebben, denk ik nu.
Matthew Bellamy van Muse was altijd al wel geïnspireerd door klassieke muziek, op The Resistance die invloed het duidelijkst; al was het maar omdat de laatste drie tracks grotendeels klassiek zijn. Een hybride gevalletje is United States of Eurasia: eerst een paar minuten Queen-harmonieën, dan een outtro die gebaseerd is op deze van Chopin.
Luister maar.
[polldaddy poll=9862693]
Nog even de ultieme klassieker tip: even googelen op Canarios met het dubbelalbum Cycles. Een Spaanse band die in 1974 een waanzinnige rockversie uitbrengt van Vivaldi’s Vier Jaargetijden. Ik had er graag over geschreven maar dit valt niet meer onder de noemer liedje. Vier ‘movements’ op vier plaatkanten. Naast buitengewoon ondergewaardeerd buitengewoon onovertroffen.