Muziek is fijn, maar je kunt nu eenmaal niet alle muziek mooi vinden. Sommige artiesten of bands laten je gewoonweg koud, andere haat je met volle overgave. Het is vooral leuk om die haat te cultiveren. Te pas en te onpas te verkondigen hoe verschrikkelijk het laatste nummer van die artiest nu weer is.
Maar dan gebeurt het. Je hoort een liedje, je kleine teen begint zomaar mee te bewegen en voor je het weet, zet je je radio wat harder. Dan herken je de stem van de gehate artiest. Wat te doen? De radio uitzetten omdat je nu eenmaal een hekel had aan deze artiest of ruiterlijk toegeven dat het niet allemáál zo beroerd is?
Wij van Ondergewaardeerde Liedjes zijn de flauwste niet en presenteren een paar geweldige liedjes van acts waar we verder niks mee hebben.
Keuze Willem Kamps: Bruce Springsteen – Because The Night (1978)
Spierballengeluid
Ik zal ongetwijfeld tegen gevoelige schenen schoppen of bij velen – bonk! – aanlopen tegen een muur van onbegrip, maar het is niet anders. Uit de grond van mijn hart: ik heb hoegenaamd niets met Bruce Springsteen. Nu niet, nooit gehad. Begrijp me goed, het is een bovenste beste brave man, met het hart op de juiste plek en, voor mij dan, met de juiste politieke kleur. Een kleur die hij niet onder stoelen of banken steekt, wat heel lovenswaardig is, in die rare nare twee stammenstrijd in de VS, maar die muziek van ‘m? Nee.
Wat het is? Tja, het is echt niet zo dat ik niet opensta voor een ander geluid of andere stijl, maar dit raakt me gewoonweg niet. Die tefalsound staat me eerder tegen. Dat Amerikaanse spierballengeluid, die ruige, schurende stem, ergens uit de kelder van dat strottenhoofd. En die teksten, dat voortdurende gekoketteer met de gewone Amerikaan. Hooguit een enkel fragment, een aardig lijntje, kan ik van ‘m waarderen. Eigenlijk is Bruce pas echt te verteren wanneer anderen hem uitvoeren.
Zo is Because the Night in de vertolking van Patti Smith een heerlijk nummer. Ook al zit daar die typisch Amerikaanse sound in, met zo’n terugkerende dreun, zo’n Phil Spector wall-of-sound-klap, die later is overgenomen door Jim Steinman. De eigenzinnige Patti geeft er – ondanks producer Jimmy Iovine (geluidstechnicus bij Meatloaf’s Bat Out of Hell, dé seventies-exponent van die klap) – onverstoorbaar haar eigen kleur aan. Bovendien was dat hard nodig, want Bruce zelf kwam niet verder met het liedje en gaf het daarom aan Patti. Gelukkig maar.
Van mij had Bruce dus beter achter de schermen kunnen blijven, slechts actief als liedjesschrijver, zoals vroeger bijvoorbeeld Burt Bacharach en Holland-Dozier-Holland hun songs schreven voor allerlei uitvoerenden. Maar goed, ere wie ere toekomt. Zonder Bruce’s basis had Patti het niet kunnen vervolmaken. Daarom, voor deze keer, deze battle, Because the Night, in de versie van hem zelf – geënt op die van Patti. Vind er van wat u ervan wilt vinden.
Keuze Hans Dautzenberg: Pixies – Debaser (1989)
Lijdensweg
Ik beken. Ik houd niet van de Pixies. Het is erg. Ik weet het. Ik ben schuldig.
God weet dat ik het heb geprobeerd. Mezelf geworsteld door Surfer Rosa. Me laten kwellen door Doolittle. Me laten pijnigen op de koptelefoon door het onophoudelijke, ijselijke gekrijs van Black Francis.
Ik heb geleden. Ben als een Sysiphus bijna bezweken onder de enorme last van de positieve Pixies recensies in OOR. Het lezen van de steunbetuigingen in het blad Vinyl van VPRO coryfeeën Fons Dellen en Lotje IJzermans, was als de nemesis van Prometheus. Voor mij als rechtgeaarde muzieksnob, liefhebber van de betere popmuziek, kenner van Muziekkrant Oor’s Eerste Nederlandse Pop-encyclopedie eerste t/m 12e editie, was er geen ontkomen aan. Doolittle stond in 1989 in alle jaarlijstjes bovenaan.
En toen gebeurde het. Op een dag. Daar, midden in die woestenij van rommelige liedjes, ergens in de peilloze diepte tussen de gillende gitaren van de poppy punk, ontwaarde ik een stem als een zwoele rots. Debaser fluisterde die. Debaser. Debaser, hees onder een stevig bas-tapijt waarop Francis zijn intellect tentoonspreidde door tekstreferenties aan de film Un Chien Andalou van de surrealisten Buñuel en Dalí. Gesteund door een felle doch melodieuze riff. Twee minuten en 53 seconden pop van de bovenste plank. Wereldnummer.
Keuze Freek Janssen: Madonna – One More Chance (1995)
Je hoort zelfs dat ze eigenlijk best aardig kan zingen
Het is een beetje sterk uitgedrukt, dat ik verder niks met Madonna zou hebben. Laten we het zo zeggen: er is niks op tegen, maar ik vind haar geen ondergewaardeerde zangeres.
One More Chance is wel een ondergewaardeerd liedje in haar carrière. Uitgebracht in de tijd dat ze vol in de opnames van Evita zat en daarom werd het liedje nauwelijks gepromoot door de platenmaatschappij. Er verscheen niet eens een clip bij.
Eeuwig zonde, want One More Chance is een prachtige ballad zoals je die van Madonna zelden tegenkomt. Je hoort zelfs dat ze eigenlijk best aardig kan zingen.
Geinig, trouwens: de schrijver en producer van het liedje is David Foster, die je ook kent van liedjes als Hard To Say I’m Sorry van Chicago en Tell Him van Celine Dion en Barbra Streisand.
Keuze Martijn Vet: Oasis – Acquiesce (1995)
Zo horen jongens met grote waffels te rocken
Je hoeft geen fan te zijn van een artiest om met volle teugen te kunnen genieten van een documentaire over die act. Zo heb ik me afgelopen week erg vermaakt met Supersonic, een film over, tja, Oasis. De prachtig gemaakte docu geeft een mooi inkijkje in de eerste paar jaren van de band die halverwege de jaren negentig even tot de grootsten der aarde behoorde.
Waarom dat was? Ze zagen er goed uit en hadden een grote bek, zeg ik. In mijn oordeel dat het muzikaal bijzonder weinig om het lijf had, sta ik redelijk alleen. Dankzij Supersonic heb ik evengoed wel wat meer sympathie gekregen voor de broers Gallagher. Moeilijke jeugd, check, vermakelijke broedertwisten, reken maar. De jongens bleken zichzelf ook minder serieus te nemen dan ik twintig jaar geleden dacht. Net als ik waren ze zelf ook wel wat verbaasd dat dit succes ze overkwam.
Na een paar jaar aanmodderen met eigen projectjes en wederzijdse scheldpartijen komt die reünie er natuurlijk gewoon. Van mij hoeft het niet, maar de fans gun ik het. En laten we eerlijk zijn, Acquiesce vond ik vanaf het begin een fantastisch nummer. Het had natuurlijk de A-kant moeten zijn in plaats van het drammerige Some Might Say. Zo horen jongens met grote waffels te rocken.
Keuze Remco Smith: Bryan Adams & Mel C – When You’re Gone (1998)
Samenzingend duet
Tuurlijk, Run To You is een topliedje. En Summer of ’69 is kapot gedraaid, maar terecht een klassieker. En toen braken de jaren ’90 aan. En raakte Bryan Adams zijn mojo volkomen kwijt. Dat Robin Hood liedje Everything I Do… leek al te pijnlijk. Erger dan dat zou toch niet kunnen? Maar het werd toch nog erger. Can’t Stop This Thing We Started was al vreselijk, maar de daaropvolgende ballads zoals Have You Ever Really Loved A Woman?, All For One en Please Forgive Me zijn echt vreselijk. Glazuurbrekend. Leken zo uit de koker van Celine Dion te komen.
Spice Girls was nooit aan mij besteed. Ik had er geen hekel aan, maar het deed mij ook weer niets. Mel C. is van de Spice Grils toch wel echt de beste zangeres hoorde je destijds nog wel eens. Ik hoorde het niet. Nasaal. Niet prettig. Tussen The Spice Girls is het nooit echt goed gekomen.
Maar laat ik nou When You’re Gone van Bryan Adams en Mel C ontzettend leuk vinden. Sowieso heb ik een zwak voor samenzang. Duetten die niet om en om, maar volledig samen worden gezongen. Zoals The Promise You Made van Cock Robin, om maar wat te noemen. En dan blijken de stemmen van Bryan Adams en Mel C samen heel lekker te klinken. Orgeltje erbij. Jengelend gitaartje. Vrolijkmakend. Wie had dat nou gedacht.
Keuze Eric van den Kieboom: Madonna – Ray Of Light (1998)
1:57
Madonna. Goh wat had ik een hekel aan haar aan het begin van haar carrière. In mijn beleving een sl**je dat zich prima omhoog had …… Draken van hits, maar wel hits dus. Met als absoluut dieptepunt Material Girl.
Het is 1985 en Madonna scoort 5 Top 10 hits, dat doet ze ook in ‘86. Geen enkele kan mij boeien. In ‘87 nog 3 Top 10 hits erbij en dan wordt het stil.. gelukkig. Dan slaat ze keihard terug en krijgt ze de hele katholieke wereld over haar heen met Like a Prayer, haar 18de hit en 14de in de Top 10. Nog steeds geen enkele waar ik de autoradio voor op dezelfde zender laat staan.
De eerste keer dat dat gebeurd is een jaar later met zowel Vogue als Jusify my love. Zou dit de ommekeer zijn? Waar het respect voor de artiest Madonna groeit vind ik haar muziek op twee nummers van de 25 na gewoon niks. Natuurlijk houdt ze grote hits aan de lopende band scoren niet vol en langzaam wordt haar succes minder en de eerste single die de Top 40 niet haalt is in ‘93 een feit en die heet dan ook nog Bad Girl!! Ook ‘94,’95 en ‘96 is er niets bijzonders. Alweer een jaar later en alleen dankzij Evita slechts één keer in de lijst der lijsten.
En dan is het 1998: voor het eerst in 14 jaar weet ze me echt te raken. Niet met Frozen, maar diens opvolger Ray of light. Daar gaat de autoradio op standje max. Waarom het me zo raakt weet ik niet en is totaal niet belangrijk. Een slimme zet om William Orbit in te schakelen als je het mij vraagt. De jaren daarna blijft ze proberen te vernieuwen en zelfs in ‘05 (1) en ‘08 (2) scoort ze nog No 1 hits en in ‘12 is het dan toch echt over. Er zitten 28 jaar tussen haar eerste en laatste hit (van 57). Een carrière waar je een diepe buiging voor moet maken. Ze overleefd alle Britney’s en Gaga’s en alle klonen daarvan. Maar voor mij is Madonna toch echt de zangeres van Ray of Light en niets meer dan dat.
Keuze Victor Romijn: Muse – Muscle Museum (1999)
Maximaal 25 seconden
Het begint een running gag te worden bij mij op de werkvloer. Collega’s die wild zijn van Muse, terwijl ik het verschrikkelijk vind.
Alleen hun eerste single Muscle Museum vond ik nog aardig te pruimen: een grunge-nummer terwijl grunge eigenlijk al op sterven na dood was. Afwisselende rustige coupletten en een refrein met een zwaar distorted gitaar, zoals Creep van Radiohead het had voorgeschreven.
De reden waarom ik juist deze single wel te pruimen vond was het geweldige intro. Een simpele baslijn bestaande uit hele noten, en een beetje een vals orgel eroverheen met een briljante melodie die zich in je hoofd nestelt om er nooit meer uit te gaan. Want zodra Matthew Bellamy begint te zingen weet ik weer waarom ik het zo onprettig vind om naar te luisteren: zijn nasale gezang komt mij de keel uit.
Dus van het hele oeuvre van Muse is eigenlijk alleen die eerste 25 seconden van Muscle Museum nog een beetje te doen.
Keuze Tricky Dicky: Big Gigantic – Clvdbvrst (2014)
Regenbuitje
De deur is inmiddels zo vaak open getrapt, dat nog slechts een paar schroeven de boel overeind houden. Ik heb het al een paar keer gezegd: ik heb niets met hiphop en rap. Nop. Nada. Wanneer in de auto een lied op de radio voorbij komt, verander ik het radiostation of zet direct de CD aan. Wat een ellende; het lijkt wel of alles van sampletjes aan elkaar hangt. En dat gedoe met die vingertjes en de teksten; hoe genaamde boosheid over hun gebrek aan kansen, maar zodra de poen binnen is verkassen naar een luxe villa ver weg van hun ‘homies’. Anti-maatschappelijk gebral: geen oproep voor verbetering, maar gewoon keiharde commercie.
Ik was dan ook hoogst verbaasd toen ik op YouTube Big Gigantic beluisterde. Het begin kabbelde, maar toen de saxofoons inzetten werd spannend en dus bleef ik luisteren. De beat was een tikje minder, maar de daarop volgende combinatie van saxofoon en synthesizer was verbijsterend goed. En geen rap! Voor één keer ging mijn vuistje in de lucht.
Big Gigantic is een duo dat een combinatie van elektronische muziek vermengd met hip-hop en jazz speelt. Zes albums sinds 2009 en alle muziek is gratis van hun website te downloaden. Goed bezig, mannen. Ze zijn een sensatie in de States en alle concerten zijn stijf uitverkocht, mede door hun excellente lichtshow.
Maar helaas. De daaropvolgende liedjes kunnen me letterlijk gestolen worden. Minder goed en heel, heel snel treedt de verzadiging in. Geen stortbui, dus. Het was gewoon een kort hevig buitje.
Keuze Erwin Herkelman: Nielson – Hoogste Versnelling (2016)
Vervelend baasje
Toen hij na zijn avontuur in de Beste Singer-Songwriter van Nederland zijn eerste single uitbracht, schaarde ik hem niet direct onder mijn lijstje met favorieten. Hij was dan misschien wel origineel met zijn bijzondere rijmelarij en aparte ritmes, maar ik vond het vooral irritant.
En dat verbeterde niet. Sexy Als Ik Dans kan ik nog steeds maar moeilijk horen. Verschrikkelijk vind ik het! Een optreden tijdens onze plaatselijke carnavalsfestiviteiten hielp ook niet mee. Meneer deed met duidelijke tegenzin zijn ding en was na vijf nummers pleite. Geen interactie met het publiek, geen toegift, niks. En toen hij zijn songlist had laten slingeren en ik constateerde dat daar niet vijf, maar zes nummers op stonden en hij dus blijkbaar óók nog voortijdig het podium af was gevlucht, had hij het helemaal bij mij verbruid.
Het is nooit meer goed gekomen tussen mij en Nielson. Er is echter één nummer uit zijn oeuvre dat ik wél leuk vind. Zo leuk, dat ik nog precies weet op welke plek en op welk tijdstip ik het liedje voor het eerst hoorde. Dat heerlijke tempo, de energie van het nummer, de toonwisselingen die precies op het juiste moment komen. Echt een nummer waarvan ik mij ook kan voorstellen dat je er als Olympische sporter een boost van krijgt.
Het liedje, dat hij ook speciaal schreef voor de Nederlandse equipe die in 2016 afreisde naar de Olympische Spelen in Rio de Janeiro, kwam echter niet verder dan de Tipparade. Blijkbaar waren de Nederlandse sporters ook de enigen die het nummer kochten.
Keuze Roland Kroes: Arcade Fire – Everything Now (2017)
Screw them
Nog erger dan wanneer iemand je muziek verschrikkelijk vindt, is wanneer iemand zijn schouders ophaalt over jouw muziek. Zelfs muzikanten die ik niets vind, hebben zo nu en dan een nummer uitgebracht waarvan ik denk: Hé, tof! Ok, telkens na het zien van een On Your Feet-commercial kom ik tot de conclusie dat ik dat bij Gloria Estefan echt-niet-heb. Maar verder is er vaak toch wel een uitzondering. Maar bij bands waar ik verder niets mee heb…
Dit jaar kwam er een album uit waarvan ik in OOR laatst al een voorschot las dat de plaat geflopt zou zijn. Welke? Everything Now van Arcade Fire. Vaste waarde in de Snob 2000 en vorig jaar met Rebellion (Lies) nog #2. Maar in alle eerlijkheid: ik hoorde dat het een bepaalde kwaliteit had, maar mij deed het weinig. En op een gegeven moment, dan komt zo’n band in een laatje waar je nooit kijkt. Tot begin deze zomer. Dankzij producers-werk van Thomas Bangier (Daft Punk!) en Steve Mackey (onder andere voorheen van Pulp en mede-verantwoordelijk voor Common People) vond Arcade Fire een geluid dat mij ineens aanstond. Met als eerste single van het album iets dat klonk als een nummer dat is gemaakt door de liefdesbaby van ABBA en David Bowie.
De kritiek op het nummer en op het album in zijn geheel deed me denken aan het lot van Nile Rodgers. Producer van hitalbums van David Bowie, Duran Duran, Madonna en nog veel meer. Met na een paar jaar altijd de reactie van deze artiesten dat het misschien niet hun sterkste album was. Ik zou zeggen: Screw Them. Dit is gewoon een heel fijn nummer. Van een band waar ik niets mee heb. Of beter gezegd: niets mee had. Sinds 2017 luister ik wat aandachtiger naar ze.
Keuze Peter van Cappelle: Bløf & Geike Arnaert – Zoutelande (2017)
Gevoelig voor Vlaamse stemmen
Ik dacht niet dat ik het ooit zou toegeven dat ik een nummer van Bløf goed vind. Dat kan natuurlijk ook helemaal niet volgens de meest fanatieke muziekpuristen. Bløf goed vinden is bijna alsof je zegt dat je Milli Vanilli goed vindt. Deels begrijp ik het vanwege de teksten van Bløf. Daarbij heb ik ook regelmatig mijn vraagtekens. Om een voorbeeld te geven: de tekst van Harder Dan Ik Hebben Kan:
Je buien maken vlekken op mijn hagelwit humeur.
Ik heb m’n handen op je heupen, maar m’n hoofd is bij de deur
Ik vind het eerder luguber klinken dan poëtisch.
Maar als je puur luistert naar de muzikale begeleiding dan is Bløf niet eens zo slecht. Sterker nog; los van de tekst is Bløf eigenlijk best een goede rockband. Neem nou Alles Is Liefde. Als je de tekst er los van denkt is het eigenlijk gewoon een goed rocknummer.
Het verbaasde mij onlangs dat ik een nummer hoorde van Bløf dat ik goed vond: Zoutelande. Het sprak mij aan door een Vlaamse vrouwenstem waarmee Pascal Jakobs het nummer is duet zong. Ik ben nogal gevoelig voor Vlaamse stemmen. Het bleek Geike Arnaerts te zijn, voormalig zangeres van Hooverphonic. Het nummer zelf bleek ook niet van Bløf zelf te zijn. Het is een bewerking van een Duitstalig nummer: Frankfurt Ober van de Duitse band Bosse en Anna Loos. Ook een duet. Als Bløf dus uit een ander vaatje tapt en daarbij een zangeres van één van de betere Belgische bands van de afgelopen 20 jaar voor vragen pakt dat verrassend goed uit. Misschien zouden ze vaker buiten de Zeeuwse grens moeten kijken.
[polldaddy poll=9873098]
Er komen wel een paar liedjes in aanmerking. “Toxic” van Britney bijvoorbeeld, of “Strawberry swing” van Coldplay. Maar ik ga toch voor “Laura” van Jan Smit. Die artiest kan natuurlijk in de verste verte niet. Aan zijn werk als kindsterretje heb ik ook een gruwelijke hekel, de rest doet me niet zoveel. Alleen dit liedje raakt me wel. Het was zeker voor een groot deel de schok toen het uitkwam: o, blijkbaar kan hij toch meer dan we dachten. Ik heb er eerder dit jaar over geschreven op mijn weblog: https://www.musiqolog.nl/?p=960
Wat Bløf betreft: Peter van Capelle geeft zelf al keurig toe dat zijn mening de gewenste is onder popkenners. Vind ik niet terecht, ook niet als het over de teksten gaat. Rond het jaar 2000 moest je Bløf nog goed vinden, niet in de laatste plaats vanwege die teksten. Na 2005 werd het mode om erover te zeiken en ineens deed niemand meer moeite om de betekenis achter de metaforen te zoeken. Ik vind ze nog steeds een topband. Alleen “meer van hetzelfde”, dat cliché gaat wel op voor bepaalde platen…