Sommige steden besluiten als eerbetoon een straat of plein naar een groot musicus te noemen, terwijl anderen een beeld laten oprichten.
Maar in tegenstelling tot de bovenstaande hommage wordt helaas vaker de bodem van het vat tot de laatste kruimel uitgeschraapt door geldbeluste platenmaatschappijen of nazaten. Het strookt zelden met de gedachte van de muzikant, die kwaliteit en/of een concept in gedachten had tijdens de opnamen. De voorbeelden zijn helaas legio.
Maar gelukkig zijn er ook erfgenamen en muzikanten, die er juist alles aan doen om de nalatenschap goed te beheren en uitsluitend muziek van de overledene(n) uitbrengen dat kwalitatief iets toevoegt.
Luister maar eens goed naar de onderstaande pareltjes, want (in alle bescheidenheid) zijn wij er van overtuigd dat we uitsluitend kwaliteit hebben gekozen.
Keuze Freek Janssen: Camille Saint-Saëns – Carnaval Des Animeaux (1886)
Te lichtvoetig voor een componist van zijn statuur
Voor de meeste Nederlanders is de Franse componist Camille Saint-Saëns misschien nog wel het bekendst van de Efteling. Zijn Danse Macabre wordt gebruikt in het Spookslot. De xylofonen in het stuk staan voor de rammelende dansende skeletten.
Net zoveel inbeeldingsvermogen had had Saint-Saëns toen hij zijn beroemde Carnaval Des Animeaux schreef. Eigenlijk was het stuk helemaal niet bedoeld om in het openbaar te spelen; hij schreef het alleen voor zijn eigen vermaak en voor vrienden. Vermoed wordt dat de componist zo’n lichtvoetig en humoristisch stuk helemaal niet vond passen bij iemand van zijn statuur.
In het stuk komen verschillende dieren aan bod: olifanten, leeuwen, vissen in een aquarium en zelfs fossielen. Het beroemdst werd echter de zwaan, die ook gebruikt wordt voor het balletstuk De Stervende Zwaan.
Keuze Eric van den Bosch: Vaughan Brothers – Tick Tock (1990)
Nog net op tijd van de bucket list
Stevie Ray Vaughan was al vroeg een ster in de blues, eigenlijk al voordat hij een album had uitgebracht. Ook buiten de blues was hij bekend aan het worden doordat hij onder andere aan David Bowie‘s Let’s Dance had meegewerkt, nota bene een van de meest commerciële albums van Bowie. Pas daarna bracht Vaughan zijn eerste album uit. Vaughan’s vierde album, In Step uit 1989, werd als zijn beste album tot dan gezien, maar er was nog een wens onvervuld gebleven: een album maken met zijn grote broer Jimmie. In 1990 was het eindelijk zover met Family Style. Wat niemand wist was dat het Vaughan’s laatste studio-opnamen zouden blijken.
Velen hadden al verwacht dat Vaughan niet oud zou worden. Zijn uitgebreid gedocumenteerde drank- en drugsgebruik (hij was alcoholverslaafd vanaf zijn zesde!) had hem al een paar keer bijna het leven gekost. Juist op het moment dat hij zijn verslavingen leek te overwinnen, sloeg het noodlot toe. Op 27 augustus 1990, nadat hij in Wisconsin twee concerten had gegeven met Eric Clapton, kregen de piloten van een viertal helikopters ondanks slecht zicht de opdracht over een bergkam te vliegen. De helikopter met Stevie Ray Vaughan en drie medewerkers van Eric Clapton vloog tegen de bergwand. De piloot en zijn vier passagiers waren vrijwel op slag dood.
Een maand later, op 25 september, verscheen Family Style. Geproduceerd door Nile Rodgers, waar Vaughan mee op Let’s Dance had gewerkt. Het was dan ook niet de bedoeling dat het een album vol gitaargeweld zou worden. Stevie Ray ging zo nu en dan wel degelijk flink tekeer op Family Style en hij was herkenbaar als altijd, maar hij gaf ook ruim baan aan zijn grote broer. De single werd het aanstekelijke Tick Tock, geschreven door Jimmie, Nile Rodgers en Jerry Lee Williams. Hoewel het album toch vooral een bluesalbum is, is Tick Tock pure soul op zijn Motowns. Het laat nog maar eens horen hoezeer Stevie Ray Vaughan ondanks zijn kwaliteiten als gitarist in dienst van het liedje kon spelen.
Keuze Danny den Boef: Queen – Mother Love (1995)
Jeuk en rode vlekken
Het uitbrengen van nieuwe muziek na de dood van een artiest hangt vaak samen een grote hang naar zoveel mogelijk geld. Het uitspinnen van oude opnamen, vage bootlegs en losse knipsels tussen andere opnamesessies door, alles wordt door de met goud behangen geldgrijpende handen van kunstige producers gehaald. Zogezegd voor ‘de fans’, wat eigenlijk synoniem staat voor ‘voor onze eigen toch al behoorlijk dikke onverzadigbare bankrekening’.
De meest vreselijke variant op het leegzuigen van het muzikale nalatenschaps-lijk van overleden grootheden is het opnemen van postume duetten. Hordes aan (B) artiesten die in een geknipte en geplakte opname alsnog een duet opnemen met ‘hun grote voorbeeld’, die ze blijkbaar zo respecteerden dat ze er geen enkele moeite mee hebben om met half natte ogen dansend over de doodskist een grote hit binnen te harken. Om jeuk van te krijgen. Instant rode vlekken alert.
Ok, ok, het bovenstaande is wellicht lichtelijk overdreven en vrij zwart-wit, maar het is alleen om aan te geven hoe enorm sceptisch ik tegenover dit soort zaken sta. Het moet echt wel héél goed zijn om mijn persoonlijke zegen krijgen. De drie overgebleven Beatles deden het bijvoorbeeld heel behoorlijk met Free As A Bird uit 1995 ten behoeven van de Anthology serie. George, Ringo en Paul componeerden een geweldige track rondom een oude demo op cassettetape van John Lennon uit 1977. Dit alles werd geproduceerd door Jeff Lynne, Mr. ELO.
Wellicht het beroemdste voorbeeld van een ‘dood en toen kwam er toch nog een album’, is de plaat met de ietwat cheesy titel Made In Heaven van het destijds nog maar tweeledige Queen. Oh, sorry, drieledig. John Deacon was toen nog niet van de aardbodem verdwenen.
Het album kwam vier jaar na het tragische overlijden van frontman Freddie Mercury. Voor zijn overlijden stond hij erop om nog zoveel mogelijk materiaal op te nemen als zijn medische toestand toeliet. ‘Get me to sing anything, write me anything and I will sing it and I will leave you as much as I possibly can‘. Hij gaf de band de instructie om na zijn overlijden aan de slag te gaan met al het materiaal dat hij ingezongen had. Op deze manier ontstonden onder andere A Winter’s Tale, You Don’t Fool Me en Mother Love. De overige tracks waren nieuwe bewerkingen van onuitgebrachte songs en opnames die Mercury voor andere projecten had ingezongen. Het duurde enkele jaren voordat het album af was. Volgens Brian May was het een ongelooflijk zwaar en emotioneel proces wat resulteerde in wellicht hun beste album ooit. Toch werd het album een beetje argwanend ontvangen. En logisch natuurlijk. Het was een vreemd project geweest.
Volgens mij is het inderdaad één van hun beste albums geworden. Ik hield er gelijk al van. Het voelde zo anders. Zo integer. Zo goed. Het nummer dat er zonder twijfel met kop en schouders bovenuit steekt, is Mother Love. Het nummer snijdt muzikaal door merg en been, mede door de kwellende gitaarsolo’s van May.
Het nummer is het allerlaatste nummer dat Freddie Mercury zong. Tenminste, deels. Wat opvalt is dat het laatste couplet wordt gezongen door Brian May. Nadat Mercury de eerste paar had ingezongen was hij te moe om nog meer op te nemen. Hij trok zich terug en zou op een later moment terugkomen om de rest in te zingen. Het mocht er niet van komen.
Nog voordat hij terug kon komen overleed hij in november 1991, May achterlatend met de loodzware taak om zijn prachtige zwanenzang af te ronden. Zo tragisch.
My body’s aching, but I can’t sleep
My dreams are all the company I keep
Got such a feeling as the sun goes down
I’m coming home to my sweet –
Mother love
Keuze Geert Jan Jongeneel: Queen – A Winter’s Tale (1995)
Breekbaar
Na het overlijden uitgebracht…. dat sluit het monumentale Black Star van David Bowie uit, ben ik bang. Jammer. Alhoewel, daar is intussen al genoeg over geschreven, zoals over de bizarre clip van het nummer Lazarus (Look Up Here…I Am In Heaven), en ‘Tis A Pity She Was A Whore (een ode aan Patricia Paay . . ..??) . De schok was groot eerder dit jaar, en de aanpak van David versterkte dat alleen maar. Niet minder verassend, maar minder dramatisch gestuurd waren de berichten over Glenn Frey en Maurice White. Wat een tragiek in zo een korte tijd.
Toch is de Bowie-aanpak niet nieuw. Ik weet het nog als de dag van gisteren: de aankondiging van het overlijden van Freddie Mercury. Als ik het me goed herinner ergens in November 1991. Als ‘passionate’ Queen-fan was ik zwaar aangeslagen. Het album Innuendo kwam in het begin van dat jaar uit en niet – zoals Bowie – twee dagen ervoor, maar ook dat album zat al vol met aanwijzingen, beseffen we nu. Los van de titel zelf staan daar juweeltjes op zoals These Are The Days Of Our Lives (met een hartverscheurende video met daarin een bleke en uitgemergelde Mercury) en vooral The Show Must Go On, onmiddellijk op single uitgebracht na zijn overlijden.
En natuurlijk bracht Brian May op dat zelfde moment het alleszeggende Too Much Love Will Kill You solo uit. Telt allemaal niet voor deze blog, ik weet het.
Datzelfde nummer staat – gezongen door Freddie – op Made In Heaven. Waar iedereen het heeft over de vele verwijzingen, die Bowie op zijn plaat verwerkt heeft, staat Made In Heaven er ook vol mee. Opvallend zijn It’s A Beautiful Day (het zeehondje…), Made In Heaven, Heaven For Everyone, Let Me Live……. Eveneens overduidelijk is de verwijzing in Made In Heaven naar de zoektocht voor medicatie
Waiting For Possibilities,
Don’t See Too Many Around….
Nogmaals. ik zou ook de hele tekst van Too Much Love Will Kill You kunnen opschrijven; met de kennis van zijn toestand tijdens de opname is het hartverscheurend.
Uiteindelijk toch een wat wellicht minder dramatisch nummer op deze plaat gekozen: A Winter’s Tale, tegenwoordig een heuse Kerst top 10 hit alhoewel nogal wat ondergewaardeerd ten opzichte van de traditionele Kersthits (inclusief die van Queen zelf overigens). Een melancholisch, melodieus hoogtepunt. Je waant jezelf aan de rand van het meer van Genève. Je voelt de sneeuw knisperen onder je schoenen en ruikt het haardvuur….
Am I Dreaming?
Freddie’s vocalen klinken breekbaar, en zelfs heel even Bohemian-achitige vocalen.
It’s All So Beautiful…
Am I Dreaming?
Ooooh, It’s Bliss!
Keuze Tricky Dicky: Frank Zappa – Bavarian Sunset (2006)
Ich bin ein Berliner
Heel even (zo’n anderhalve seconde) ging Michael Jackson met Lenny Kravitz door mijn gedachten, maar als Zappaïst kon ik deze kans natuurlijk niet aan mij voorbij laten gaan.
Gedurende zijn leven heeft hij de muziekcultuur verrijkt met 64 albums, waarvan een groot aantal dubbelaars en zelfs tripelaars waren. En ja, ik heb ze allemaal in de kast staan. Na zijn dood in 1993 nam zijn vrouw Gail het op zich de erfenis te beschermen en uit te breiden, want Frank had vrijwel elk concert opgenomen en was dagelijks in zijn studio met nieuwe composities bezig. 2015 zag uiteindelijk de 100ste het levenslicht (kort daarop is Gail overleden). Weliswaar veel live-registraties, maar ook heel veel nieuw werk. Welke artiest kan hetzelfde zeggen? Overigens, na zijn dood heb ik de nieuwe releases selectief aangeschaft, maar er zaten juweeltjes tussen. Het stokje is inmiddels overgedragen aan zoon Dweezil, die met het ensemble Zappa Plays Zappa de nagedachtenis op fantastische wijze levend houdt. En ja, ook van ZPZ heb ik werk in de kast staan.
Zappa was een begenadigd componist én gitarist; een onderwerp dat ik ‘misschien’ al een paar maal in eerdere blogs (hier, hier, hier en hier) heb aangesneden. In 2006 kwam Trance-Fusion; een volledig instrumentaal album met zijn vingerwerk als leidende factor. Het is een verzameling gitaarsoli tijdens concerten. Bavarian Sunset is een onderdeel van een jam in München uit 1988.
100 albums; een mijlpaal. Welke andere artiest heeft dit klaar gespeeld? En juist daarom heb ik – zonder een democratische kiesronde – besloten dat de foto bij deze battle van niets anders dan de Frank Zappa-straße in Berlijn kan zijn. Er is nog kortstondig een dappere poging gedaan om ook in Amsterdam een straat naar hem te vernoemen. Is natuurlijk niet gelukt, want de megalomanie viert hoogtij in de politiek. Stom ook, want ze hadden altijd nog kunnen zeggen dat de Zappa-straat die van de klassieke componist uit Italië was.
Keuze Martijn Janssen: Michael Jackson – Love Never Felt So Good (2014)
Schoonheid in eenvoud
Zoals velen sta ik altijd wat wantrouwend tegenover postuum uitgebrachte plaatopnamen. Verschillende redenen hiervoor staan al genoemd in de bijdragen op deze pagina. Bij mij komt altijd de spreuk ‘Death is a career move’ in mij op.
In het geval van Michael Jackson is het eigenlijk niet anders. Hij streef perfectie na in de albums die hij uitbracht, mede waardoor er een lange tijd zat tussen de releases. En dan zijn er sinds zijn dood al vier albums uitgebracht met steeds wat kruimelts ‘nieuw’ materiaal.
Maar toch… Tussen het voorheen onuitgebracht materiaal zitten soms ook wat pareltjes. Neem nu de eerste single van het album XSCAPE uit 2014, Love Never Felt So Good. Nee, ik bedoel dan niet de duet-versie met Justin Timberlake, maar het onbewerkte origineel.
Oorspronkelijk opgenomen in 1983 is het eigenlijk een demo, redelijk eenvoudig met alleen een piano en Michael’s stem en percussie, inclusief een paar overdubs. Juist daardoor begint het te schijnen als een pareltje. Het nummer is geschreven samen met Paul Anka, die ook de piano bespeelt. Je merkt dat hier twee pop-grootheden bij elkaar zijn, want de melodie klinkt zo heerlijk in het gehoor.
Michael Jackson had zo te horen veel van die toeters en bellen – die te horen zijn in nummers – helemaal niet nodig. Ook in eenvoudige arrangementen is duidelijk te horen dat de King Of Pop veel in zijn mars had.
Keuze Harm Eurlings: Tindersticks & Lhasa – Hey Lucinda (2015)
Our time is running out
De Britse band Tindersticks blinkt uit in het maken van nummers met een op het eerste oog vrij sobere, bijna simpele uitvoering, waarmee heel echte en soms behoorlijk gecompliceerde emoties worden weergegeven. Wat ik erg waardeer aan deze band is dat het liedje altijd belangrijker is dan de artiest. Het gaat om het gevoel dat door de klanken, de harmonieën en de teksten wordt opgeroepen, en nooit om de bewonderenswaardige instrumentbeheersing, de indrukwekkende solo of de imponerende uithaal. Alles wat er muzikaal gebeurt is ondergeschikt aan het nummer.
Vrolijk wordt het nooit bij de Tindersticks. Er hangt in hun muzikale wereld altijd een donkere wolk in de lucht, en vaak valt er motregen. Maar sfeervol is er het wel, en troost is er ook wel te vinden.
In 2003 brachten ze het prachtige nummer Sometimes It Hurts uit, een duet met Lhasa de Sela. Haar donkere stem combineert prachtig met de nog donkerder stem van Stuart Staples, de zanger van Tindersticks. Deze samenwerking smaakte naar meer.
In 2010 overleed Lhasa, en daarmee leek de kans op een vervolg van de samenwerking verkeken. Maar eind vorig jaar was daar opeens Hey Lucinda, een nieuw nummer van Tindersticks, en het bleek een prachtig duet met wijlen Lhasa!
Stuart Staples had blijkbaar al 10 jaar aan dit nummer gewerkt, en de vocalen van Lhasa waren jaren geleden al opgenomen. Na haar dood heeft hij er jaren niet naar kunnen luisteren, maar nu was het moment daar om het nummer alsnog af te ronden en uit te brengen.
Het is een prachtig nummer, met het typische ingetogen Tindersticks geluid. Vrij verrassend wordt er op 4:25 een steeldrum geïntroduceerd. Dan wordt het dus een feestje zou je denken. Nee dus. Dit zijn wel de Tindersticks, dus ondanks steeldrum en strijkers en blazers blijft het simpel en klein en een beetje donker.
En dan de tekst…
Hey Lucinda, you come out drinking with me tonight.
The summers almost gone.
Hey Lucinda, our time is running out.
In de wetenschap dat Lhasa er niet meer is, krijgt die regel ; Time Is Running Out’ alleen nog maar meer lading. Oké, de zomer is dan misschien bijna voorbij, maar maak er wat van! En ook al is het leven misschien geen feest, haal die steeldrum er toch maar bij. We leven nog! Vanavond gaan we uit en gaan we drinken. Want de tijd is eindig.
[polldaddy poll=9319698]
Als Queenfan is het voor mij vrij duidelijk: Mother Love, met A Winter’s Tale als goede tweede. Danny heeft goed beschreven wat Mother Love zo puur en speciaal maakt, eigenlijk had ik plannen om er een stuk over te schrijven. Totdat ik hoorde dat hij het voor de battle ging gebruiken natuurlijk.
In het stuk over A Winter’s Tale kloppen niet alle feiten. Too Much Love Will Kill You heeft niets te maken met Freddie Mercury’s dood, het is geschreven door Brian May over zijn echtscheiding eind jaren ’80. Dat het over Freddie gaat is een hardnekkige mythe.