Okay, ik geef het toe. Ik vind de muziek van Barry Manilow heel leuk, ongeacht of hij pop, jazz of swing speelt. Ik kan het niet eens een guilty pleasure noemen, want dat zou afbreuk doen aan het luisterplezier. Ik ben zelfs naar zijn enige Nederlandse concert in oktober ’78 geweest ter promotie van zijn Copacabana. Laten we het maar een tegenhanger noemen voor het zwaardere werk van Frank Zappa en Jimi Hendrix.
Het is weinigen gegeven om binnen één jaar drie nummer 1-hits te hebben en drie LP’s bekroond te zien met een veelvoud aan platina. Nu was Manilow geen onbekende in de muziekwereld; in 1964 had hij zijn eerste musical al geschreven en produceerde en arrangeerde hij werk van andere artiesten. Daarbij schreef en zong hij succesvolle jingles, zoals Kentucky Fried Chicken, Pepsi, Dr Pepper en McDonald’s. Tussen 1971 en 1975 werkte hij als pianist, producent en musical director voor Bette Midler.
Cover 1: Oktober 1974 bracht Manilow een cover uit van Brandy, een klein UK-hitje door zanger en componist Scott English. Zowel hij als mede-componist Richard Kerr hadden en zouden nog een vrachtlading aan bekende liedjes componeren. Vanwege de 1972 hit van Looking Glass’ Brandi (You’re a Fine Girl) besloot hij de naam te veranderen naar Mandy. Het werd zijn eerste nummer 1-hit.
Cover 2: Medio 1975 kwam hij met Could It Be Magic, dat ook een stevige hit werd, maar pas bekendheid in Europa kreeg in de uitvoering van Donna Summer. Summer zet er een discobeat onder, waardoor het klassiekere origineel krachtiger werd. Manilow gaf later ruiterlijk toe dat Summer’s versie beter was en tijdens veel live-optredens zong hij een mix van zijn langzame en de uptempo-versie. Could It Be Magic stond op zijn debuut-LP, maar vanwege zijn onbekendheid als solo-artiest moest (in opdracht van het platenlabel) Tony Orlando de productie voor zijn rekening nemen. Manilow haatte deze bubblegum-uitvoering dusdanig dat hij blij was dat het geen hit werd. Pas na zijn succes met Mandy (en bij een ander label) werd deze LP geremixed en opnieuw uitgebracht met als gevolg platina. Het lied is gebaseerd op Frédéric Chopin‘s Prelude in C Minor.
Cover 3: November 1975 en I Write The Songs ziet het daglicht. Het wordt een gigantische (nummer 1-)hit; de LP Tryin To Get The Feelin’ behaalt de status van drie keer platina! De single is sindsdien onlosmakelijk met hem verbonden; een zogenaamde ‘signature song’. Echter, het origineel staat op het debuutalbum van Captain & Tenille (mei 1975) en is gecomponeerd door Beach Boy Bruce Johnston. Tussen de Captain & Tenille en Manilow’s versie leent een andere Amerikaan het lied en scoort er in Engeland net geen top 10-hit mee: David Cassidy. Er waart een clip op YouTube, waar Cassidy of onder de verdovende middelen zat of een Joe Cocker-imitatie wilde neerzetten. Een zwaar geval van overacting; kennelijk had hij nog last het Partridge Family TV-syndroom. Na Manilow hebben onder andere Tom Jones en Frank Sinatra het lied opgenomen.
Ook na 1975 heeft Manilow nog vele hits gescoord en tot de dag van vandaag is hij succesvol met platen, producties en live-concerten. Hij is vrijwel geen genre uit de weg gegaan en was onder andere verantwoordelijk voor de producties van Dionne Warwick‘s millionseller Dionne (’79) en jazz-gigant Diane Schuur‘s Midnight album. Hij heeft een Grammy, een Tony en twee Emmy’s, alsmede 3 American Music Awards, en is opgenomen in de Songwriter’s Hall of Fame. In 2011 kwam hij met zijn 28e studio album ; een rockopera over een fictieve zanger/muzikant, die droomt over beroemd worden (15 Minutes (of fame)). Een zeer geslaagd project; het album kreeg een Top 10-notering.