Robbie Williams, Michael Jackson, Lionel Ritchie, Peter Gabriel en Annie Schilder: allemaal begonnen ze hun glansrijke carrière toen ze solo gingen.
Zo kennen wij er nog wel een paar. Ondergewaardeerde solo-projecten, welteverstaan.
Keuze René Albers: Keith Moon – Move Over Ms. L (1975)
Moon wilde zo graag zingen, maar mocht niet bij The Who
Keith Moon was de drummer van de Britse rockband The Who. Hij werd bekend door zijn kenmerkende drumstijl en berucht door zijn zelfdestructieve levensstijl. Door muziekkenners werd Moon wel de Jimi Hendrix van de drums genoemd. Roger Daltrey noemde Moon de wol en Townshend en Entwhistle de breinaalden.
Berucht was Keith Moon wegens het verbouwen van hotelkamers, huizen van vrienden en zelfs zijn eigen huis. Het liefst blies hij toiletten op, eerst met rotjes en later met staven dynamiet. Naar eigen zeggen heeft hij ook een auto in een zwembad van een hotel geparkeerd. Dit incident wordt echter ontkend door Pete Townshend. Deze en andere stunts leverden hem de bijnaam ‘Moon the Loon’ op.
Berucht binnen de band was zijn drang tot zingen. Pete Townshend en de rest van the Who vonden dat Moon niet zo erg goed kon zingen. De andere Who-leden deden uitermate hun best om te voorkomen dat hij zijn vocalen toevoegde. Het werd net een spelletje. Aan het einde van het lied Happy Jack is te horen dat Pete Townshend roept: I saw ya!. Toch is Moon zingend te horen op enkele Who-tracks.
Deze drang tot zingen resulteerde in 1975 in een solo-album, Two Sides Of The Moon. Niet zijn drummen stond centraal, maar op ieder nummer van het album nam hij de leadzang op zich. Hij drumde op slechts drie van de tien nummers, waaronder Move Over Ms. L. Op het album werd Moon bijgestaan door vele collega-muzikanten. Onder meer Bobby Keys, Harry Nilsson, David Bowie, Ron Wood, Joe Walsh, Ringo Starr, Spencer Davis en Jim Keltner werkten mee aan het album.
Ook John Lennon leverde een bijdrage aan het project door Keith een lied af te staan. Dit was ‘Move Over Ms. L, een lekker rockend nummer, dat makkelijk een hit had kunnen worden, maar door niet veel mensen is opgemerkt.
Keuze Danny den Boef: Roger Taylor – Killing Time (1984)
Uit de tijd dat Queen als een dwerg onder een reusachtige schaal cocaïne leek in te storten
Binnen elke groep gaat het op een goed moment een keer jeuken. Jeuken in de zin van; de één weet het beter, de tweede nóg veel beter, de derde weet helemaal niks en een vierde is zo dusdanig aan de verdovende middelen dat diegene totaal niets meekrijgt van dit alles. Kortom; men gaat solo. En dat is in elke band aan de hand. Noem er één en ja hoor, irritatie alom.
Zo ook binnen Queen. De band die in de jaren zeventig furore maakte met een eigen geluid en met monsterhits als Bohemian Rhapsody wereldberoemd werd, was in de eerste helft van de eighties op sterven na dood. Drugs, onderlinge irritatie, foute managers, een nieuwe sound en de solo-jeuk speelden op. Queen was een beetje de weg kwijt en na de draak Hot Space (met daarop wel de megahit Under Pressure) stortte het eens zo machtige koninkrijk Queen in als een dwerg onder een schaal cocaïne tijdens één van de beruchte Mercury-feestjes.
Brian May begon samen met onder andere Eddie Van Halen aan het Star Fleet Project, Mercury werd meegezogen door zijn foute manager en zonderde zich steeds verder af van de band met als gevolg de best aardige plaat Mr. Bad Guy, Roger Taylor kwam met maar liefst twee albums, en John Deacon die, ehhh, ja. Die was er ook nog. Denk ik.
Van alle soloprojecten die eerste helft van de jaren tachtig is voor mij persoonlijk die van Taylor de meest geslaagde. Zijn eerste album Fun In Space uit 1981 was aardig, maar zijn tweede album Strange Frontier is gewoon een topalbum.
Allereerst is de stem van Taylor gewoon erg goed, kan de man zo’n beetje elk instrument bespelen, en schrijft hij met gemak fijne nummers.
Dat laatste lijkt me vrij overbodig te vermelden met Queen-hits als Under Pressure, Innuendo, Radio Ga Ga, A Kind Of Magic en The Invisible Man, op zijn naam.
Van het album Strange Frontier ben ik gegaan voor het nummer Killing Time. Gewoon omdat het een heerlijk drumritme heeft en zo fijn eighties aanvoelt. Mét backing vocals van Mercury. Dat dan weer wel. Ik hou er van.
Eigenlijk wil ik bij deze gewoon wat meer aandacht voor de solo artiest Roger Taylor. Want dat verdient hij zonder meer.
En met Queen kwam het uiteindelijk toch nog goed hoor. Na het magistrale optreden op Live Aid in 1985 besloot men toch de stekker, die men al met beide handen vasthield, er nog niet uit te trekken. Eind goed al goed. Al kwam daar met het overlijden van Mercury in 1991 alsnog een vrij tragisch einde aan.
Keuze Robert Arnold: Corey Glover – April Rain (1995)
‘Prachtig’
Corey Glover kennen we vooral als de zanger van Living Colour, maar eigenlijk is hij acteur (zo speelde hij bijvoorbeeld in Stone’s klassieker Platoon). Toen Living Colour er in 1995 wegens meningsverschillen over de te begane muzikale weg (tijdelijk) mee nokte, zette Glover zijn muzikale carrière solo voort.
Op zijn solo-album Hymns staat het prachtige April Rain.
Keuze Dimitri Lambermont: GZA – 4th Chamber (1995)
In die tijd brachten de Clan-leden in hoog tempo soloalbums
Woofers thump, tweeters hiss like air pumps
RZA shaved the track, niggas caught razor bumps
Scarred trying to figure who invented
These unprecedented, opium-scented, dark-tinted
Now watch me blow him out his shoes without clues
Cause I won’t hesitate to detonate, I’m short fused
Veel mensen denken bij de Wu-Tang Clan wellicht direct aan Old Dirty Bastard of Method Man. Iemand die wat dieper in de rapformatie is gedoken, komt ook nog wel met RZA of Raekwon aan. Maar voor mij is het beste soloalbum van een lid van de Wu-Tang Clan toch dat van GZA. En wel Liquid Swords. Samen met RZA is GZA ‘Het Brein’ van de Clan. Het zijn de denkers, de filosofen. Met de strakke beats en onheilspellende samples van RZA en de precieze flow van GZA is Liquid Swords een klassieker.
Gary Grice (22 augustus 1966 te Brooklyn, New York), GZA, bijnaam The Genius, is een van de medeoprichters van de Wu-Tang Clan. Liquid Swords is zijn tweede soloalbum en komt op 7 november 1995 uit op Geffen Records. Het is in 1995 opgenomen in de kelderstudio van RZA in New York – Staten Island.
Na het succes van het debuut Enter the Wu-Tang-36 Chambers uit 1993 begint RZA in hoog tempo soloalbums uit te brengen van individuele leden van de Clan. Raekwon neemt zijn debuut op Only Built 4 Cuban Linx aan het begin van 1995. Terwijl ze daar de laatste hand aan leggen, begint RZA aan zijn volgende project: het soloalbum van GZA. Zoals GZA ook zegt: We (Wu-Tang) were on a roll, and it was the perfect time to get in the studio and just do it.
Over de titel zegt GZA: Liquid Swords is a concept of being lyrically sharp, flowing like liquid metal – mercury, y’know? It comes from this flick, Legend of the Liquid Sword, where people would get their head cut off but it would still be on their shoulders. No one else would notice, because the sword was so sharp. Wu-Tang is a sword style, and this here is the sharpest. I’d rather slip on the pavement than slip on my tongue. In 1998 wordt Liquid Swords door het magazine The Source gekozen als een van de 100 Best Rap Albums of All Time.
In 1996 komt de vierde en laatste single van het album uit: 4th Chamber, met Shadowboxin’ als B-zijde. GZA over het opnemen van 4th Chamber: Making 4th Chamber was crazy because I didn’t have a rhyme ready for that one. That’s why I went last on it. Plus, Ghost killed it with his verse so I knew I had to come correct.
Keuze Frans Kraaikamp: Peter Gabriel – I Grieve (2002)
Soms is het onvermijdelijk om als muzikanten uit elkaar te gaan
Genesis is een geweldige band. Tenminste in de tijd dat Phil Collins zich nog met de drums bezighield en Peter Gabriel de zang op zich nam. Selling England By The Pound (1973) is wat mij betreft het hoogtepunt van de band. Tijdens het opnemen van The Lamb Lies Down To Broadway (1974) bleek dat Phil en Peter en de rest van de band totaal andere ideeën hadden waar ze met de band naartoe wilden. Gabriel vertrok in 1975 en Genesis ging verder met Phil Collins op zang. Genesis ontwikkelde zich vanaf dat moment van de progressieve symfo-rockband tot een band met een meer mainstream popsound.
Peter Gabriel bracht in 1977 zijn eerste soloplaat Peter Gabriel (1) uit. De plaat is te herkennen aan de auto (een Lancia) die op de cover staat. Het meest bekende nummer van die plaat is Solsbury Hill; een echte classic! Album So (1986) is een meesterwerk in alle opzichten. Het staat bij mij zeker in de top tien van favoriete eighties platen. Het door Daniel Lanois geproduceerde album bracht maar liefst 5 singles op. Echt ondergewaardeerd is het daarmee natuurlijk niet. Ik heb daarom gekozen voor een soundtrack nummer dat later ook op het album Up (2002) is gekomen: I Grieve.
In 1998 kwam de film City Of Angels (met Nicolas Cage, Meg Ryan) uit. De inhoud van de film is allang uit mijn geheugen gewist. De muziek uit de film komt echter nog regelmatig voorbij. Peter Gabriel schreef voor de film het prachtige liedje: I Grieve (Ik Treur). Het is een heel mooi gedragen liedje dat gaat over de ontroostbaarheid die bij verlies komt kijken. In september 2002 speelde Gabriel bij Larry King een live-versie van I Grieve in de herdenkingsuitzending voor de slachtoffers van 9/11. Het woord indrukwekkend is een understatement. Als je dit als artiest kan ben je een held! Mocht je Up nog niet kennen geef het een kans zou ik zeggen. Het is echt een mooi album!
We zullen nooit weten wat er van Genesis met Peter Gabriel aan het roer zou zijn geworden. Ik hou het er maar op dat zijn stap om solo verder te gaan voor iedereen een goede keuze is geweest.
It was only one hour ago
It was all so different then
Nothing yet has really sunk in
Looks like it always did
This flesh and bone
Is just the way that we are tied in
But there’s no one home
I grieve, for you
You leave, me
So hard to move on
Still loving what’s gone
They say life carries on
Carries on and on and on and on
Keuze Freek Janssen: Sarah Bettens – Don’t Stop (2005)
Ook bij K’s Choice moest ze het al hebben van haar teksten
Ik zit midden in de doelgroep van K’s Choice. Ga maar na: ik stond regelmatig op de Pinkpop-wei in de tweede helft van de jaren negentig. Ook was ik bijzonder gecharmeerd van de Belgische muziekscene.
En toch heeft K’s Choice mij nooit heel erg kunnen bekoren. Als Not An Addict werd gedraaid en het dak ging eraf, dan stond ik altijd een beetje te mokken: ik vond dat het de klassieker-status niet waard was.
Maar áls K’s Choice me eens raakte, dan was het wel hun teksten. Everything for Free is hooguit een middelmatig poprock-nummer. Maar die lyrics, die zijn eigenlijk best wel spitsvondige. Dad zit vol met regels die je raken: met name ‘I didn’t always understand’ is een prachtig understatement
Toen Sarah Bettens solo ging, flikte ze het nog een keertje. Echte hits scoorde ze niet. Don’t Stop is zo’n nummer vol met wijze levenslessen dat zich bijna kan meten met Bazz Luhrmann’s Everybody’s Free To Wear Sunscreen.
Keuze Henk Tijdink: Andy Burrows – Hometown (2012)
Weer een drummer met meer in zijn mars – alleen kon hij zich niet verschuilen achter een megaband als The Eagles of Genesis
Herken je dat? Je bent druk bezig in de dagelijkse sleur, oftewel het opruimen van het kinderspeelgoed, koken, of het verplaatsen van de troep van de ene kant van de tafel naar de andere kant . Ineens stop je. Het enige dat je nog bezig houdt is: ‘Ik ken dit, maar wie is het ook al weer?’ En hoor ik uiteindelijk wie de artiest is, dan is de logische reactie ‘oh ja, dat is ook zo!’
Hometown van Andy Burrows is zo’n liedje. Eerst nam hij de drumpartijen en het schrijven van enkele liedjes (o.a. America) van de band Razorlight voor zijn rekening. Het succes bracht niet wat Andy zocht. Hij wist ook niet wat hij zocht. Maar het ‘divagedrag’ van zanger Johnny Borrell deden hem besluiten te stoppen.
En ik zie zo voor me dat hij, om toch wat om handen te hebben, zelf nummers is gaan schrijven. En dan blijkt er wederom een drummer te zijn, die meer in zijn mars heeft dan achteraan op het podium te zitten, verscholen achter basedrum en hihat. Waar illustere voorgangers als Don Henley en Phil Collins zich nog konden verschuilen achter gearriveerde bands – The Eagles en Genesis waren destijds het feesttenten-circuit toch al wel ontgroeid – moet Andy Burrows het echt hebben van wat nog komen gaat. De weg terug naar Razorlight is er niet meer.
Hij is een echte ZZP-er in de muziek geworden: drummen bij We Are Scientists, zanger/gitarist bij het duo met de originele naam Smith & Burrows, en dan nog zijn solo-carrière.
Een liedjesschrijver is het en hij is zeker muzikaal. Maar het mag allemaal nog wel wat uitgekristalliseerd en stabieler worden. Een schone taak voor een passende producer! En hopelijk komen er dan nog meer pareltjes als uit de pen van Andy Burrows. Tot die tijd moeten we het toch hebben van Hometown.
Keuze Tricky Dicky: Steve Hackett – Catwalk (2012)
Gelukkig hebben we thuis een koptelefoon
Na zeven jaar Genesis had Steve in 1977 kennelijk genoeg van de samenwerking. Om zijn solo-move kracht bij te zetten kwam hij in 1978 met het schitterende album Please Don’t Touch en tot 1984 bracht hij jaarlijks een waardige opvolger.
En toen werd het stil…
Nou ja, stil; hij bracht diverse klassieke en live-albums en een handvol symfonische rockalbums uit, maar het leek wel of de echte ambitie verdwenen was. Tot in 2011 Beyond The Shrouded Horizon het licht zag en sindsdien draai ik de cd minstens één keer per maand. Akoestische juweeltjes en stevig gitaarwerk komen voorbij, zodat ik mijn luchtgitaar weer uit de kast kan halen (en mijn vrouw hoofdschuddend de man-cave verlaat). Alles klopt aan deze cd (de deluxe-editie heeft een bonus-cd met onder andere een eerbetoon aan Focus’ Tommy); over de kunsten der gezamenlijke muzikanten hoeven we het niet te hebben, maar de variatie van muziek is verbazingwekkend tot aan de doedelzak in het openingsnummer.
Ik hou van gitaarwerk, ik kan er geen genoeg van krijgen. Halsreikend kijk ik uit naar solo’s, ongeacht de artiest of muzieksoort (een goede flamenco is ook niet te versmaden!). Als bluesliefhebber word ik natuurlijk regelmatig verwend, maar als bijvoorbeeld Prince zijn verlengstuk aanraakt gaan mijn handen automatisch bewegen, de oren worden gespitst en de endorfine wordt mijn lichaam ingespoten. En juist daarom is de cd van Steve Hackett een genot om naar te luisteren; van akoestische luisterliedjes tot gitaargeweld.
Waarom Catwalk? Het is messcherpe bluesrock track met huilende gitaren, waardoor je de CD-speler op repeat zet. Geen seconde verveling… Tot mijn vrouw vriendelijk komt vragen of het even minder mag (sorry liefje).
Gelukkig hebben we een koptelefoon.
[polldaddy poll=8562473]