Popmuziek, jongens en meisjes, is een soepje. In dit soepje zitten heel veel ingrediënten en de meeste daarvan stammen uit het Amerika van vóór de jaren vijftig, zoals country, blues en folk (die laatste hebben de Amerikanen dan weer geïmporteerd uit Europa).
In de jaren zestig en zeventig, toen de popmuziek alle kanten begon op te waaieren, kwam de Americana op. Deze stroming grijpt terug naar die oorspronkelijke Amerikaanse rootsmuziek (country, blues en folk), maar dan vaak in een modern jasje.
Het is misschien wel het meest vage genre in de popmuziek, omdat het eigenlijk geen genre is. Meer een stroming. Het enige wat Americana-liedjes met elkaar gemeen hebben is dat ze teruggrijpen naar de oorspronkelijke Amerikaanse genres.
Maar de soep wordt nooit zo heet gegeten als ze op wordt gediend, en dus wordt muziek al snel als Americana bestempeld, omdat ze ouderwets klinkt.
Deze liedjes vinden wij vooral héél erg mooi klinken.
Keuze Freek Janssen: Buffalo Springfield – I Am A Child (1968)
Ik twijfelde lang over A, B, C of D. Het werd E
Nog nooit heb ik zó tot het laatste moment getwijfeld over mijn keuze. Op het laatste moment zijn afgevallen:
- Boy & Bear met Feeding Line (want Australisch en te folky)
- Wilco met One Sunday Morning live in de 013 (want Wilco komt al bij een andere bijdrage voorbij)
- Tim Knol, want hoewel ik zijn debuutalbum briljant vind, kan ik geen liedje bedenken dat er uit springt
- Iets van Harvest van Neil Young
Eigenlijk had het wel iets van Harvest moeten worden, omdat dit voor mijn gevoel een standaard heeft gezet in het genre: country en progressief was eigenlijk best wel te verenigen; hoe Americana wil je het hebben? Tot ik besefte dat ik dankzij de Snob 2000 heb kennisgemaakt met een prachtig nummer van Buffalo Springfield, de band waarin Neil Young speelde voordat hij solo ging.
I Am A Child ademt al Harvest uit, voordat er Harvest was. En bovendien blijkt het niet eens een heel bekend nummer te zijn van de Canadese band.
Luister eens:
Keuze Martijn Janssen: The Jayhawks – Blue (1995)
Wat als je nu een klassieker maakt en niemand geeft er om?
Begin 1993 lijkt er wat gaande te zijn rondom The Jayhawks hier in Nederland. Hun single Take Me With You (When You Go), van hun derde album Hollywood Town Hall, is een bescheiden hit (en is tegenwoordig zelfs te vinden in de Snob 2000). Later dat jaar staan ze zelfs op Pinkpop te spelen, volgens mij ergens midden op de dag. Als ik het zie op TV ken ik eigenlijk alleen maar dat Take Me With You nummer. Het klinkt wel lekker, vooral ook de samenzang en harmoniën van de twee zangers. Maar toch, daar eindigt het voorlopig voor mij. Mijn muzikale ontwikkeling gaat een andere richting op, waar op dat moment nog geen plaats is voor country(rock)-achtige muziekstromen.
In 1995 komt hun meesterwerk Tomorrow The Green Grass uit, met daarop ook het essentiële Jayhawks-nummer Blue. Hoewel Blue als single nog wel wat is gedraaid op de radio doet het verder niets in de hitlijsten. Ik hoor het ook een paar keer, maar laat ze verder nog steeds links liggen. Door het gebrek aan succes krijgen The Jayhakws ook tegenslagen te verwerken, want na de tour ter promotie van Tomorrow The Green Grass stapt zanger/gitarist/songschrijver Mark Olsen uit de band. Hij kan het niet opbrengen om nogmaals zijn hele ziel en zaligheid in een Jayhawks-project te stoppen en dan te spelen in kleine zaaltjes of als voorprogramma van een andere kleine/middelgrote artiest. De band zelf gaat nog een tijdje door, maar het succes blijft uit. Een recensie van een later album krijgt de treffende titel “Wat als je nu een klassieker maakt en niemand geeft er om?” Als een nachtkaars lijkt het verhaal van The Jayhawks rond 2003 uit te gaan…
Herfst 2010 komt Hollywood Town Hall ineens op mijn pad. Ik zie het ergens liggen en, denkend aan that Take Me With You nummer dat toch verdraaid lekker was al die jaren geleden, pak ik het op en neem het mee. En dan realiseer ik me dat ik al die jaren een klassieker heb laten liggen. Niet veel later heb ik ook Tomorrow The Green Grass in huis en heb ik dezelfde realisatie. Vooral het openingsnummer Blue kan ik niet vaak genoeg horen. Het heeft de perfecte samenstelling van melancholie, magie en samenzang. De nummers nestelen zich meteen in mijn hoofd, alsof ik ze al jaren ken. Jammer dat ik ze nooit live heb kunnen zien!
Augustus 2011, de wonderen zijn de wereld nog niet uit. The Jayhawks treden op in Nederland! En Mark Olsen is terug in de band! Na al die jaren bleef de band toch roepen. En ter promotie van een heruitgave van Tomorrow The Green Grass zijn ze op tournee. Dit keer zorg ik er voor dat ik bij het concert ben. En op het moment dat Blue wordt ingezet voel ik het kippenvel. Die combinatie van melancholie, magie en samenzang blijft onweerstaanbaar. En zo is het uiteindelijk toch nog goed gekomen.
Keuze Frans Kraaikamp: Ryan Adams – My Winding Wheel (2000)
Hoe energiek rustige muziek kan zijn
Americana is een genre waar ik over het algemeen heel kieskeurig in ben. Het is zwart of wit. Of het doet me niets, of ik vind het geweldig. Lucinda Williams is een van mijn favorieten. Wat een dijk van een stem heeft zij! Mocht je naar aanleiding van de battle gegrepen worden door de Americana, luister haar: ze is fantastisch!
Maar bovenaan mijn Americana-lijst staat toch held Ryan Adams. Al eerder schreef ik over Ryan Adams in de Duetten-battle. Wat een talent heeft deze maestro! Hij weet als geen ander (steel)gitaar, piano, mondharmonica en bass en drum bij elkaar te brengen tot een geweldige sound ontstaat. Zijn stemgeluid herken je uit duizenden. Wat kan deze onbebaarde man zingen!
In deze blog staat weer een nummer van album Heartbreaker in de schijnwerpers. Een fantastische plaat. Al ben ik stiekem misschien nog wel meer gecharmeerd van Love is Hell en Ashes & Fire. Heartbreaker bevat wel de meest typerende Americana liedjes.
Het nummer wat ik gekozen heb heet My Winding Wheel. Het fragment is samen met The Cardinals live opgenomen bij BBC4 in 2007. Voor de verandering speelt Ryan zelf even niet en focust hij zich volledig op de zang! De melodie die hij zingt is nog mooier dan op de plaat.
Well nighttime let her through
Yeah I’m talking to you
I want to see her
Precious little thingWith eyes that dance around without their clothes
So buy a pretty dress
Wear it out tonight
For anyone you think could out do meOr better still be my winding wheel..
Het nummer bruist van de energie, ondanks dat het een rustig liedje is. Het recept is simpel: slaggitaar, een drumstel dat met Brushes in een lekker vlot tempo wordt bespeeld en een walkingbass baslijn die een warm fundament legt onder het geheel. De pianist speelt in dienst van de rest op de achtergrond wat akkoorden.
De glansrol is weggelegd voor de Pedal Steelguitar. Deze tilt de song regelmatig op met een heerlijk opbeurende melodie.
Het is, vind ik, een heerlijk nummer om te draaien op momenten dat je geluk ervaart. Of liever nog als je in de auto rijdt met je geliefde naast je en je even niets hoeft!
Keuze Kari-Anne Fygi: Marah – It’s Only Money, Tyrone (2000)
Symbool voor de algehele onderwaardering van Marah
Americana gaat niet alleen over donkere stegen in El Paso, Texas, gebroken harten in Arkansas of lekke banden langs de I-10. Americana gaat ook over Brown River van Marah.
Brown River, waarin Tyrone het lichaam van zijn vriendin Josephine dumpte. Een zak met verdronken kittens, gestolen auto’s, pistolen, een porseleinen Jezus, een oude kerstboom, flessen, autobanden, nog meer lijken – Brown River houdt alle donkere en duistere geheimen van de stad vast. Totdat hij overstroomt en die geheimen terug aan de stad geeft.
The river’s muddy guts backed up, exploded
Spillin’ out the facts…fast and a lot
Spillin’ out the facts of the city’s dirty secrets
Like a city surfacing from out of the black…’
Even if you don’t want it
Hey baby someday it comes back
Springsteens Atlantic City echoot in deze tekstregel (‘But maybe everything that dies someday comes back’), maar het optimisme van Marahs muzikale held is ver te zoeken. Het is te donker en dirty in de stad aan Brown River.
Marah is wellicht Pennsylvania’s (later werd het Brooklyn) grootste muzikale geheim. De twee broers Dave en Serge Bielanko maken al jaren authentieke en eigenzinnige Americana, maar de doorbraak blijft uit. Verder dan een gezamenlijk Take Root-optreden met Slobberbone, The Baptist Generals en Fred Eaglesmith in Paradiso’s grote zaal (2002) zijn ze niet gekomen. De laatste keer dat ik ze zag, was in 2008 in een halflege bovenzaal van Paradiso.
Ze hebben een paar geweldige albums gemaakt, zoals Kids in Philly (2000, waar It’s Only Money, Tyrone) op is te vinden, 20,000 Streets Under the Sky (2004) en Angels of Destruction! (2008).
Ze zijn geniaal en miskend. Het stemt mij droef.
Vandaar mijn ondergewaardeerde liedje: It’s Only Money, Tyrone. Het staat symbool voor de algehele onderwaardering van Marah.
Keuze Ilja Edwards: A.A. Bondy – Mightiest of Guns (2009)
Ik had nog nooit van deze singer-songwriter gehoord en ben diegene die mij dit voor het eerst heeft laten horen nog steeds erg dankbaar. Het was tevens mijn eerste kennismaking met de app Tastebuds. Ik had contact met een meisje dat redelijk dezelfde smaak had als ik. Er waren dan ook al wat namen van onbekende singer-songwriters heen en weer gegaan.
Maar toen kwam ze ineens met een song van A.A. Bondy. Dit nummer raakte me meteen zoals een nummer van Ryan Adams dat zou doen. Zo’n nummer wat bij de eerste luisterbeurt al meteen klinkt als een klassieker. Ik was meteen verkocht en heb meteen online de plaat besteld.
Er valt niet zo veel over Bondy te vertellen. Hij was voordat hij solo ging de frontman van de band Verbana die in de jaren negentig is opgericht. Nadat deze band in 2004 uit elkaar viel heeft hij zijn eerste soloplaat uitgebracht. Echter kwamen bij de volgende plaat in 2007 kwamen die folky invloeden pas na boven.
Het overige werk van deze man is zeker aan te raden maar het album When The Devil’s Loose kan zonder meer blind aangeschaft worden. Liefhebbers van Neil Young en Ryan Adams zullen echt smullen van deze plaat.
Keuze Martijn Vet: Gillian Welch – Tennessee (2011)
Ik zou er een klein fortuin voor over hebben om haar dit in mijn huiskamer te horen zingen
Iedere muziekidioot zal er wel eens over fantaseren. Van welke artiest zou je het liefst een huiskamerconcert bij jou thuis willen meemaken? En welk liedje moet die artiest dan in ieder geval spelen, bij voorkeur voor niemand anders dan voor jou?
Hoog op dat lijstje staat bij mij Tennessee van Gillian Welch. Het is op en top Americana. Een liedje dat net zo goed een traditional uit het begin van de twintigste eeuw had kunnen zijn. Toch werd het pas een paar jaar geleden geschreven.
Het klinkt niet geforceerd-ouderwets, maar volkomen natuurlijk en oprecht. Je gelooft direct dat deze vrouw tegen wil en dank een zondig leven is gaan leiden. De man die ze toezingt is de aanleiding, maar het heeft altijd al in haar gezeten.
Ik hoef niet de ‘you’ te zijn tegen wie Gillian Welch het heeft. Ik zou er alleen een klein fortuin voor over hebben om haar dit lied te horen zingen. Bij mij in de huiskamer, voor mij alleen.
Keuze Peter van Cappelle: Billy Bragg & Wilco – Way Over Yonder In The Minor Key (2012)
Hoe de Woody Guthries dochter aan Billy Brag & Wilco (en dus níet Dylan) vroeg om songteksten van haar overleden vader op te nemen
Dat ik via een romantische komedie nog muziek zou ontdekken had ik van te voren niet verwacht. Het gebeurde toen ik de film Love and Other Drugs keek. Omdat ik behoefte had om iets te kijken waar je even niet bij hoeft na te denken. Maar dat laatste gebeurde toch wel toen mij in die film één specifiek nummer opviel. Die film had überhaupt een soundtrack die niet verkeerd was met o.a. muziek van The Kinks, Bob Dylan en Regina Spektor.
Maar het nummer wat mij het meest opviel was Way Over Yonder In The Minor Key van Billy Bragg en Wilco; twee artiesten die voor een speciaal project bij elkaar kwamen in de jaren negentig. Dit kwam door een verzoek van de dochter van de overleden folklegende Woody Guthrie, Nora. Zij benaderde Billy Bragg om songteksten van haar vader op te nemen die hij voor zijn overlijden achterliet. Hij heeft die nummers zelf niet meer kunnen opnemen. Ze nam contact met hem op in 1992 nadat Bragg op een tribute concert voor Woody Guthrie had opgetreden. Toen zij met dit verzoek kwam, betrok Billy Bragg de band Wilco erbij, wat uiteindelijk heeft geleid tot drie albums onder de titels Mermaid Avenue (1998), Mermaid Avenue Vol. II (2000), en het complete werk Mermaid Avenue: The Complete Sessions dat in 2012 werd uitgebracht. Allemaal met songteksten van Woody Guthrie.
Het schijnt dat Guthrie zelf de wens had dat Bob Dylan iets met de nummers zou doen, één van de artiesten op wie Guthrie een grote invloed heeft gehad. Bob Dylan heeft Woody Guthrie een aantal keer bezocht toen hij in het ziekenhuis lag. Guthrie vertelde hem toen over de manuscripten waarbij nog geen muziek bij was geschreven. Dat wilde hij aan Dylan overlaten. Ze lagen in de kelder van het huis van Guthrie op Coney Island. Hij zei Dylan dat als hij Guthrie’s echtgenoot Margie erover zou vragen hij de manuscripten kon krijgen. Maar toen Dylan niet lang daarna dat huis bezocht was Margie niet thuis, en trof hij een babysitter die niets van die teksten af wist. Hierdoor is het er nooit van gekomen dat Bob Dylan iets met die teksten kon doen. Hij heeft hierover nog wel geschreven in zijn autobiografie Chronicles, waarin hij met sarcasme opmerkt dat de leden van Wilco waarschijnlijk nog niet eens waren geboren toen hij Woody Guthrie bezocht.
Wat zou het geworden zijn als Bob Dylan muziek bij deze teksten had gemaakt? We zullen het nooit weten. Maar uiteindelijk hebben Billy Bragg en Wilco het voorzien van goede melodieën, waardoor de teksten van Woody Guthrie toch nog bij een nieuwe generatie zijn geïntroduceerd. En wie weet, dankzij het gebruik van Way Over Yonder In The Minor Key in de film Love and Other Drugs, wel bij een nog nieuwere generatie.
Bij mij in ieder geval wel. Wat het kijken naar een zoete romantische komedie wel niet kan opleveren.
Keuze Edgar Kruize: The Information – Change Of Mind (2013)
Je hoort een zompig Amerikaans moeras, maar komt gewoon uit Overijssel
Het album Sounds Of The Backwoods gold vorig jaar als een van de fijnste verrassingen op het gebied van duistere countryfolkrock. Zo’n album waarin vanaf de bezwerende opener To Dust opgezogen wordt en uiteindelijk tijdens de inktzwarte afsluiter Solitude kopje onder gaat als in een zompig Amerikaans moeras, waarin de muggen zich aan het bloed van je langzaam maar zeker wegzakkende lichaam tegoed doen.
Een album vol prachtig gespeelde en bezongen hel en verdoemenis, onheil en andere niet heel plezante onderdelen van het leven. Een album dat vanwege de pakkende mix aan stijlen zo in het Americana-hoekje te schuiven is, maar ondanks het typische Amerikaanse rootsgeluid toch gewoon uit Overijssel blijkt te komen.
Het is prijsschieten als je een sterke track uit deze verzameling liedjes wil liften, dus voor nu gaan we voor Change Of Mind. Vanwege de uiterst originele manier waarop het nummer zich na drie minuten speeltijd ontwikkeld. Eerst al op 2:45 minuten het aanzwengelende orgeltje dat als een spook door de track zweeft en een onheilspellende apotheose belooft. Waar elke andere band die apotheose direct zou geven met galmend gitaargeweld, houdt The Information de zinderende finale nog heel even af door op 3:08 minuten doodleuk een melancholisch klinkende trekharmonica in te zetten. Keer op keer weer goed voor kippenvel.
Keuze Martijn Koetsier: John Moreland – 3:59am (2013)
Mijn hart breekt, en wordt vervolgens ook in drie minuten tijd voorzichtig weer aan elkaar gezongen
Mijn geschiedenisleraar vertelde ooit eens dat Amerika als het op culturele geschiedenis aankomt eigenlijk nog een kleuter is. In de rest van de wereld is het niet moeilijk om op straat overblijfselen te vinden die aan een ver verleden herinneren, maar in Amerika doen zelfs de oudste gebouwen nog enigszins jong aan. Hoewel de geschiedenis van het Amerika zoals we dat nu kennen misschien jong is, zegt dat echter weinig over de rijkdom ervan.
Popmuziek in het algemeen en Americana in het bijzonder is daar een goed voorbeeld van, waarbij de Amerikaanse invloed onomstotelijk groot is. En hoewel er over de hele wereld bands zijn die zich door het genre laten beïnvloeden, kan échte Americana wat mij betreft alleen uit Amerika komen. De zoete melancholie, de eindeloze rij songs en de nuances die een kleine akkoordenwisseling al aanbrengen in de sfeer van het liedje… nooit klinkt het zo echt als bij Amerikaanse artiesten.
Over de mate van onderwaardering van het genre als geheel kun je natuurlijk discussiëren, maar er zijn meer dan genoeg artiesten die hier behoorlijk wat minder aandacht krijgen dan aan de andere kant van de oceaan. John Moreland is er zo een, die ook nog eens één van mijn favoriete platen van vorig jaar uitbracht.
Het nummer 3:59am van die plaat heeft voor mij alles wat Americana tot zo’n onweerstaanbaar genre maakt. Natuurlijk Morelands stem; rauw, doorleefd, stoer en tegelijkertijd op het punt van breken zoals een ingehouden snik hier en daar verraadt. En dan dat gitaargetokkel… bedoeld als minimale begeleiding maar in al zijn eenvoud net zo essentieel als zijn stem. Morelands voorkomen versterkt dat alles nog eens extra. Een ongemakkelijk grote en vooral enorm dikke man met een moedeloosheid in zijn blik die verandert in vastberadenheid zodra hij zijn gitaar oppakt. M’n hart breekt, en wordt vervolgens ook in drie minuten tijd voorzichtig weer aan elkaar gezongen.
Keuze Esther Honders: Pokey LaFarge – The Devil Ain’t Lazy (2013)
(Bijna) terug verlangen naar de tijd dat de duivel tot je grootste angsten behoorde
Ken je dat, dat je al weken bijna uitsluitend naar nummers van één artiest luistert? Het is zeldzaam, maar soms gebeurt het. Toen ik een nummer van Pokey LaFarge uit moest kiezen om te nomineren voor deze battle, vond ik dit dan ook erg moeilijk. Er is namelijk geen enkel nummer wat ik niet leuk vind.
Uiteindelijk heb ik gekozen voor het nummer wat ik het vaakst op repeat draai; The Devil Ain’t Lazy (ook al is dit een cover). Sowieso hebben nummers over de duivel bij mij een streepje voor (misschien een idee voor een andere battle?).
De muziekstijl van Pokey LaFarge is moeilijk in een genre te vatten. Hij gebruikt onder andere elementen uit blues, jazz, swing en country. Wat zeker is , is dat je je door zijn muziek in een andere tijd waant. Het klinkt ‘oud’, maar dan in een modern jasje met nieuwe energie. Of zoals bluesmagazine.nl het omschrijft: “Pokey LaFarge klinkt alsof hij al een jaar of tachtig aan de oever van de Mississippi zit te spelen op zijn banjo”. De teksten zijn niet per se diepzinnig, maar vertellen wel altijd een verhaal waarin je je kunt inleven. Bij The Devil Ain’t Lazy’ is dit niet anders.
Bijna respectvol wordt verteld over hoe hard de duivel wel niet werkt om jou erin te luizen, onder begeleiding van banjo, gitaar, contrabas en mondharmonica. In tegenstelling tot het origineel, klinkt deze versie wél vlot. In mijn hoofd zitten Pokey en kornuiten (ergens in een ver verleden) op een veranda te tokkelen, onder het genot van een glas whisky (of wat men in die tijd ook dronk?) moe van het harde werken op het land.
If you think you’re strong and brave
Smart enough to not behave
You got one foot in the grave
He works 24 hours a day
Waarschijnlijk bedoeld als waarschuwing, maar stiekem krijg je juist zin om de duivel in het verhaal te tarten. Je verlangt bijna terug naar de tijd dat de duivel tot je grootste angsten behoorde.
[polldaddy poll=7828713]