De bekendste piratenfilm is natuurlijk Pirates Of The Carribean, maar in dit genre zijn er meer alhoewel de meesten geen kassucces waren: Swashbuckler, The Black Swan, Treasure Island en Captain Blood. In tegenstelling tot het kassucces met Johnny Depp waren de piraten frisgewassen heren. Het strookt niet helemaal met de realiteit, want luizen, ratten en ander ongedierte evenals een heel contingent aan bacillen waren vaste medereizigers. De mensen namen het niet zo nauw met persoonlijke hygiëne, mede doordat de populaire badhuizen op last van de kerk in 1568 gesloten waren. Volgens dit instituut van wijze mannen was water gevaarlijk voor de mens en bracht het ziekten voort, maar de ware reden was de losbandigheid (want onze voorouders hielden er ware orgiën). De daaropvolgende driehonderd jaar waren daarom de smerigste in de geschiedenis van het mensdom.

Je had piraten, kapers, boekaniers en corsairs, maar allen vielen zonder mededogen aan. De kaper was een uitzonderingspositie, want die mocht schepen van naties aanvallen waarmee het thuisland in oorlog was. Een ‘legale’ vorm van piraterij; anno 2022 overgenomen door de overheden in de vorm van (bovenmatige) belastingen.

Vandaag staan dus de piraten in dit muzikale gevecht centraal.

Keuze Tricky Dicky: Jefferson – Baby Take Me In Your Arms (1969)

Nuggets

Piratenfilms zijn amusant, maar mijn eerste gedachte over een bijdrage aan deze battle gingen uit naar de gouden tijd van de piratenzenders. Want de dames en heren op de Noordzee waren feitelijk piraten volgens de overheden. Ik adviseer daarom de film The Boat That Rocked te bekijken, want het geeft een prima beeld van de pogingen de zenders uit de lucht te krijgen. Uiteindelijk werd er in Europees verband in 1974 een wet aangenomen waardoor er helaas geen andere optie meer bleek dan aan land te komen.

Er zijn meerdere liedjes die in mijn oren de piratentijd doen herleven. Het ultieme lied is Peace van Peter (maar daar heb ik hier al eens over geblogd). De afzonderlijke radioprogramma’s hadden vaak schitterende openingstunes, zoals Scarlet O’Hara van Jet Harris & Tony Meehan of The Mood-Mosaic met A Touch Of Velvet-A Sting of Brass (1966) dat ook de herkenningstune van het Duitse Beatclub werd. YouTube het maar eens.

De kenmerkende liedjes uit die piratenperiode werden zelden een hit, maar waren vrijwel altijd opzwepende en vrolijke deuntjes. Dat gevoel heeft ook Baby Take Me In Your Arms van Jefferson (geen piraat). Zo’n liedje dat bij de oudere jongeren een aha-gevoel oproept, maar vrijwel niemand weet wie de zanger van dit pareltje is. Engelsman Geoffrey Turton (Jefferson dus) had hiermee zijn enige hit in de V.S. en Canada; in Europa kon het vreemd genoeg geen potten breken. Het was gecomponeerd door Tony Macaulay John Macleod. De eerste is ook verantwoordelijk voor bekende hits als Baby Now That I’ve Found You en Build Me Up Buttercup van The Foundations, (Last Night) I Didn’t Get to Sleep at All van The 5th Dimension, Don’t Give Up on Us van David Soul  én Love Grows (Where My Rosemary Goes) van Edison Lighthouse met zanger Tony Burrows die vijf one hit wonders op zijn naam heeft staan. Meer hierover in de Bubblegum-battle. Macleod componeerde de tophits Let The Heartache Begins van Long John Baldry, Back On My Feet Again van The Foundations en Something Here in My Heart (Keeps A Tellin’ Me No) van Paper Dolls.

Afijn, als DJ bij 192 radio Norderney (naam van het oude piratenschip van Veronica) mag ik wekelijks in Nuggets in het muzikale verleden duiken en onbekende of vergeten liedjes uitzoeken en draaien. Jefferson hoort daar absoluut bij. Maakt het mij niet ook een beetje een piraat?

Keuze Annemarie Broek: Fungus – Kaap’ren Varen (1974)

Waarom zingen jullie niet in het Nederlands?

In 1964, toen de mannen van Fungus nog met een stuivertje naar de snoepwinkel gingen, maakte ik al kennis met omgebouwde folkmuziek; de broers en zuster Schaap uit IJmuiden, The Shepherds, kregen toen landelijke bekendheid met hun, enigszins verjazzde, volksliedjes zoals Vier Weverkes.

In het kielzog van de Amerikaanse folk-revival, onder leiding van bijvoorbeeld Peter, Paul & Mary en het Chad Mitchell Trio, ontstond rond die tijd in Engeland met onder andere Fairport Convention, Steeleye Span en Fotheringay een geheel eigen stroming, die ook veel latere rockbands zou beïnvloeden zoals Led Zeppelin en Jethro Tull. Deze stroming sloeg over naar ons land, met name naar Vlaardingen, waar Fred Piek, Kees Maas en Bob Dekenga een folkbandje begonnen waren. Ze hadden ook in het buitenland veel succes met hun interpretaties van volksliedjes, maar steeds weer kwam de vraag: waarom zingen jullie niet in het Nederlands?

Het toeval wilde, dat er in die jaren een in mijn ogen suffig radioprogramma was (Onder de groene Linden van Ate Doornbosch), die veldopnames liet horen van ouderen met volksliedjes uit het verleden. Dat was voor Piek/Maas/Dekenga de reden om op Nederlands repertoire over te gaan.  Met Ate Doornbosch is het overigens helemaal goed gekomen: hij verdiende met zijn veldwerk een plek binnen het Meertens Instituut, waar het veilig is opgeborgen en door iedereen kan worden geraadpleegd. Zijn werk wordt gelijkgesteld met dat van de Amerikaanse Alan Lomax.

Voor de schoolvrienden Piek, Maas en Dekenga, aangevuld met Rens van der Zalm, Arie van der Graaf en de Friese Sido Martens, betekende dat een ommekeer in hun carrière. Gebruikten ze voorheen slechts Engelse teksten, vanaf dat moment schakelden ze over naar de Nederlandse volksmuziek. Ze gaven daar wel een geheel eigen draai aan, wat bij de folkpuristen uiteraard niet in goede aarde viel (à la Dylan in Newport). Ander punt van kritiek: de muziek was wel leuk, het swingde ook wel, maar de jeugd miste toch wel de inbreng van een drumstel. Op aanraden van producer Roy Beltman kwam Louis Debij de groep versterken. Debij had, net als Ringo Starr, een eigen linkshandige drumaanpak, wat zorgde voor een heel apart ritme met onverwachte accenten. Hun eersteling Kaap’ren Varen werd een grote hit. Helaas kreeg dit succes geen vervolg.

Rond 1979 werd de groep officieel opgeheven, maar elk groepslid bleef muzikaal actief in allerlei ander Nederlandse bands. Zo startte Fred Piek samen met Wim Kerkhof en Koos Pakvis de nog immer bestaande Amazing Stroopwafels; Louis Debij vond onder andere onderdak bij de eerste band van Spinvis; producer Bob Dekenga ging samenwerken met The Cats en Cees Veerman; Rens van der Zalm vond zijn draai bij Bram Vermeulen en Youp van ‘t Hek; Arie van der Graaf ging zich toeleggen op gitaaralbums à la The Shadows; Sido Martens tenslotte maakte een aantal solo-albums en schreef een boek over zijn Fungusperiode.

Keuze Marco Groen: Adam & The Ants – Jolly Roger (1980)

Dirk draagt witte sokken

Stuart Leslie Goddard houdt wel van een verkleedpartijtje. De man die we beter kennen als Adam Ant steekt zich al sinds de vroege jaren tachtig in de meest uiteenlopende kostuums, die dusdanig populair werden dat de zoekopdracht ‘Adam Ant outfits’ een duizelingwekkend resultaat gaf. Dat deze specifieke zoekopdracht tot op de dag van vandaag zo’n waslijst aan koopmogelijkheden oplevert geeft te denken. De songtekst ridicule is nothing to be scared of, zoals gezongen in Prince Charming, werd blijkbaar niet ter harte genomen door de goegemeente. Adam Ant is wat dat betreft nog steeds een unicum.

Voor wat betreft cosplay is het album Prince Charming het absolute hoogtepunt van Adam & The Ants. De nummers lenen zich er dan ook prima voor, maar dat is natuurlijk geen toeval. Denk bijvoorbeeld aan het cowboy-geweld van Five Guns West, de titelsong Prince Charming en natuurlijk het iconische Stand And Deliver, waarbij Adam Ant een Dick Turpin-achtige struikrover uitbeeldt. Het album dat daaraan voorafging, Kings Of The Wild Frontier, was iets minder van de rollenspellen. Naar mijn nederige mening was het muzikaal wel beter te pruimen. Met nummers als Dog Eat Dog, Antmusic en de titelsong Kings Of The Wild Frontier was het album al meer dan geslaagd. Het tweeluik Ants Invasion en Killer In The Home is in zijn duisterheid een briljant buitenbeentje, waarbij vooral die laatste erg in de smaak valt bij mijn katten.

Een voorproefje van wat er na dit album zou volgen kregen we via Jolly Roger, wat overkomt als een soort ode aan de piratencultuur. Speciale aandacht wordt er in een couplet besteed aan Edward Teach, oftewel Blackbeard (Zwartbaard).

The worst of them was Blackbeard
So damnable a fiend from hell
He was the one they most feared
Any man who sailed with him
Was taking quite a chance
He’d hang them from the gallows
Just to see if they could dance

Het is deze tekst die Adam Ant waarschijnlijk op latere leeftijd inspireerde om podiumoutfit wat aan te passen. De man is nu 67 jaar oud en treed nog steeds op. Vroeger kwam hij er mee weg om dit in allerlei sexy uitdossingen te doen (als hetero durf ik wel te stellen dat hij er goed uitzag), maar in het tweede millennium zien de zaken (en het  lichaam) er wat anders uit. Te prijzen is dat Ant weinig concessies doet en nog steeds niet bang is voor rarigheid. Maar een dandy Highwayman is hij natuurlijk allang niet meer. Daarvoor in de plaats trekt hij tegenwoordig een 17-eeuws pak aan, wat sterk doet denken aan de piraten van weleer. Jolly Roger (wat de benaming is voor de stereotype piratenvlag) speelt hij helaas niet meer, dus zetten we het nummer maar hier in het zonnetje. In de videoclip komt een collage van de verschillende tenues van de band voorbij. All good clean fun (whatever that means).

Keuze Erwin Herkelman: Pirates Of The Caribbean – He’s A Pirate (Tiësto Radio Edit) (2006)

Eruit met een knal

Het was een aflopende zaak: mijn favoriete muziek, de trance, zat op een hellend vlak naar beneden. Het had haar hoogtepunt inmiddels ruim achter zich liggen. Want zoals wel vaker: toen de commercie zich ermee ging bemoeien was het klaar. Het ene na het andere label wilde meeliften op het succes van het genre en lanceerde de ene na de andere eurotrance-act. En dat kwam de kwaliteit niet ten goede.

Ook ik was mijn interesse inmiddels een beetje verloren. Maar dat had ook een ándere reden. Een paar jaar daarvóór was de Top 2000 namelijk in mijn leven gekomen en overdonderd door zoveel mooie, oude muziek was ik begonnen met een zoektocht door de rijke geschiedenis van de popmuziek. Op zoek naar al die prachtige pareltjes die ik gemist had in de afgelopen 50 jaar.

Maar de populaire zenders stonden nog regelmatig op. En hoewel ik niet meer zo intensief luisterde als voorheen, sprong er af en toe toch een plaatje uit dat mijn aandacht trok. He’s A Pirate was er zo één. De themasong van de film Pirates Of The Caribbean was oorspronkelijk geproduceerd door componisten Klaus Badelt en Hans Zimmer, maar had een flinke update gekregen van Tiësto. En dat ramde in 2006 mijn kamer binnen.

Zo… mijn favoriete muziek liet nog even van zich horen! Geweldig! Wat een heerlijke melodie, wat een tempo: wat een ongelóóflijke energie. En dat vonden blijkbaar méér mensen. Gedurende de hele zomer van 2006 stond het namelijk hoog in de Nederlandse Top 40. Pas in november van dat jaar werd het naar de uitgang verdrongen.

Ondanks het enorme succes van het nummer verdween de trance daarna echter alsnog naar de underground. Maar dankzij de gigantische fanbase is het eigenlijk nooit helemaal weggeweest. Ook ik heb inmiddels de liefde voor het genre weer hervonden en dus knalt het weer regelmatig door de speakers thuis.

Keuze Remco Smith: Pete & The Pirates – Mr. Understanding (2008)

Jachtige stuiterliedjes

Als iets de jaren ’00 qua Indiemuziek wel karakteriseerde was dat de jachtige gitaar. Bandjes veelal geïnspireerd door jaren ’80 muziek zoals van Talking Heads, Madness, Joy Division. Alsof er opeens iets in het water zat waardoor jonge jongens massaal de drang voelden liedjes te maken, zoveel leken de bandjes op elkaar. Sommigen waren bovencategorie, zoals Franz Ferdinand, Arctic Monkeys en Bloc Party (maar dan met name hun eersteling). Sommige bandjes waren niet zo voor de eeuwigheid (The Wombats, The Fratellis, The Riffles, The Rakes, Maximo Park) maar ook dat leverde steeds weer vrolijk rondspringende stuiterliedjes op. Wel vaak liedjes waarvan je bij beluistering denkt: ik ken het wel maar van wie was dat ook al weer!?

Rond 2008 was de grootste hausse al weer voorbij. Laat nou net op dat moment Pete & the Pirates de opkomst meemaken. En weer: vrolijk makende rondstuiterliedjes. Jachtig gitaartje. Ook nog een lalalaatje zoals in Chelsea Dagger. Zoals in Mr. Understanding. Fris, veel energie, tikkeltje eenvormig maar voor het moment van beluistering hartstikke leuk. In oktober 2012 bevestigde Pete & The Pirates de breuk en was het ook al weer voorbij.

Keuze Marcel Klein: Tom Petty & The HeartBreakers – The Trip To Pirate’s Cove (2010)

Roadtrip

In Santa Cruz is er een baai die Pirate’s Cove heet. De baai heeft zijn naam gekregen doordat het een beruchte smokkelaarsplek was. Met name gebruikt om illegale goederen (met name alcohol) te smokkelen, afkomstig van schepen die langs voeren. Niet alleen de smokkelaars waren hier bij betrokken, maar ook de bewoners in die baai, waardoor haast een soort vrijstaat ontstond. Tegenwoordig is het een strand waar veel jonge gezinnen komen.

Tom Petty is helaas niet meer onder ons. In een hele rij van artiesten die door pijn en mankementen iets te veel geld konden besteden aan stevige medicijnen zoals fentanyl overleed hij op 69 jarige leeftijd.  Ik heb er al eens eerder over geschreven. Tom Petty is in Nederland nooit zo groot geweest als bijvoorbeeld Bruce Springsteen, maar in Amerika was hij dat wel.

Al vanaf de 70-er jaren maakte Petty relevante albums en dat bleef tot zijn dood ook het geval.  Mojo uit 2010 is daar zo’n voorbeeld van. Het beste nummer van dat album gaat over een roadtrip. Een bijzondere roadtrip zelfs. Een trip naar Pirate’s Cove.

I took my few belongings
We headed out to Pirate’s Cove
In my buddy’s old Defender
We ran until the gas got low
We were flying close to heaven
Everything was starting to glow
Drivin’ into sunset
Rollin’ cause we had to roll

We lost a wheel in Santa Cruz
So we partied with some motel maids
My friend said I don’t like mine
So what’d you say we trade
She was a part of my heart
Now she’s just a line in my face
They let us go with a warning
Said we’d book you, but we don’t have a case

De basis voor dit nummer is een echte roadtrip van Petty en een vriend naar Pirate’s Cove. Blijkbaar een gebeurtenis die in het hoofd is blijven zitten, en de tekst was dan ook snel geschreven. Tekstueel zitten er ook hele mooie vondsten in.

Tom Petty zei er zelf het volgende over: Pirate’s Cove is een kleine film. Daarvoor hebben we twee of drie verschillende muziekstukken geschreven – ik had een erg vrolijk nummer en het paste steeds niet.  Ik heb steeds de muziek herschreven… ik denk dat ik pas  bij de derde keer het goede gevoel kreeg omdat ik het verhaal erg leuk vond.. Het duurde een tijdje, en toen, weet je, door een hemels geschenk, kwamen we in die groove en het kwam echt tot leven

Uiteindelijk is het een laidback-track geworden, die perfect past bij een roadtrip. De gitaren, piano en keyboards passen perfect en geven de tekst net dat beetje extra’s mee. Een mooi voorbeeld van het vakmanschap van Petty.

Keuze Marjolein van Elteren: Shilpa Ray, Nick Cave & Warren Ellis – Pirate Jenny (2013)

Dit is het verhaal van piraat Jenny

Then one night there’s a scream in the night
And you’ll wonder who could that have been
And you see me kinda grinnin’ while I’m scrubbin’
And you say, “What’s she got to grin?”
I’ll tell you…

Jenny schrobt de vloer van het oude hotel in de havenstad waar ze werkt. Mannen lopen voorbij, gooien haar soms minachtend wat geld toe als ‘fooi’, spugen op haar en herinneren haar aan het feit dat ze haar verblijf hier wel moet verdienen en dus hard door moet werken. Jenny lijkt het gedrag van deze mannen te accepteren. Tot diep in de nacht geschreeuw te horen is in de haven. De bezoekers van het hotel zijn niet direct gealarmeerd, maar zien Jenny met een grote grijns op haar gezicht, maar waarom lacht ze eigenlijk, vragen ze zich hardop af…

Jenny lacht omdat ze weet dat een zwart koopvaardijschip in de haven is aangekomen, en met kanonnen wordt het hele stadje weggevaagd…behalve het oude hotel waar Jenny werkt. Maar waarom spaart men het hotel, vragen de gasten van het hotel zich af. En terwijl de piraten uit het schip stromen en iedereen die nog in leven is vastgeketend wordt blijkt waarom het hotel gespaard is gebleven en waarom Jenny die lach op haar gezicht had. In de ochtend stapt Jenny het hotel uit, een strik in haar haar, nette kleding aan…en de piraten brengen de geketende mensen naar Jenny toe en vragen haar: moeten we ze nu doden, of later? Jenny twijfelt geen moment en zegt: nu! Dat zal ze leren…

Dat is het verhaal van piraat Jenny. Een oud nummer uit The Threepenny Opera van Kurt Weill, met teksten van Bertolt Brecht. De eerste keer dat ik het nummer hoorde was tijdens een show van Amanda Palmer, die zowel tijdens haar solo-optredens als met haar band The Dresden Dolls het nummer regelmatig de revue laat passeren, en als geen ander de wraak van Jenny kan op het podium kan vertolken. Het is een nummer dat haar op het lijf geschreven is, theatraal, feministisch en met een geweldige plottwist wanneer blijkt dat Jenny piraat is en met opgeheven hoofd het compleet weggevaagde havenstadje verlaat op haar schip.

Pas later ontdekte ik dat er heel veel covers zijn van dit nummer. De beroemdste versie is die van Nina Simone. Ze zong het nummer voor het eerst in 1964 en gebruikte het in de strijd voor gelijke rechten voor zwarte Amerikanen. The Black Freighter (het zwarte vrachtschip) staat in haar uitvoering symbool voor de zwarte revolutie. Toch wil ik vandaag aandacht vragen voor een andere versie van piraat Jenny: de versie van Shilpa Ray samen met Nick Cave en Warren Ellis op het compilatiealbum Son Of Rogues Gallery: Pirate Ballads, Sea Songs & Chanteys. Misschien wel mijn favoriete versie van deze klassieker, met de zang van Shilpa Ray, de onmiskenbare invloed van Warren Ellis en de ingetogen rol van Nick Cave, die de indruk wekt dat piraat Jenny hem onder schot houdt tijdens zijn zangpartijen. Misschien is deze versie minder theatraal en een paar flinke stappen verwijderd van hoe het nummer te horen is in The Threepenny Opera, maar daarom niet minder mooi. Integendeel.

Keuze Der Webmeister: Alestorm – Drink (2014)

Zuipen nondedju!

Avast, ye matey ondergewaardeerde landrotten! Arrr! Ye scurvy dogs! Het is maandagavond en dat betekent nog een hele week eenzaam afzien op je thuiswerkplek op zolder voor het weer weekend is. En dat betekent dus zuipen nondedju! Dry January of niet! En dat zuipen, voor zover u daar nog niet mee begonnen was, gaat het best op de daverende klanken van de piraatpratende Schotse pubrockers van Alestorm, waarvan u de muziek geheel in stijl natuurlijk van The Piratebay hebt gedownload.

Drink is een briljant nummer met een even zo briljante tekst. Let vooral op het eerste couplet, dat op en neer gaat tussen ik ben een echte piraat en Piet Piraat, Piet Piraat, schip ahoy hoy hoy.

We are here
to drink your beer

Naast dit nummer vergreep Alestorm zich ook al eens aan onze nationale trots Una Paloma Blanca, niet geheel toevallig ook een vrolijk dranklied. Want dat is Alestorm in een notendop: een bende dronken piraten wiens voornaamste missie in het leven bestaat uit bier drinken, schepen enteren en gewoon lekkere muziek maken voor een donkere maandagavond tijdens de zoveelste Corona-lockdown. Yo-ho-ho! Wet me pipe!! Arrr!!

Keuze Jan-Dick den Das: Jonathan Wilson – Pirate (2020)

Ineens piraten inspiratie

Een liedje over piraten, er schoot er niet meteen één binnen. Eerlijk gezegd denk ik ook dat er ook niet zo heel veel over zijn, terwijl binnen de muziek piraten toch een groep op zich zelf is. In vroegere tijden had je Veronica, Mi Amigo, Radio Noordzee, er moest in augustus 1974 een anti-piraten wet worden aangenomen om deze piraten het zwijgen op te leggen. Ik had me er al bij neergelegd voor mij deze keer geen battle, geen inspiratie, geen nummer te vinden over welke piraat dan ook. En toch, ik zat in de auto en had via Spotify het album Dixie Blur weer eens op gezet. Een tijd geleden had ik er al eens een blog aan gewijd, waar toen het nummer Korean Tea centraal stond. Terwijl ik over de snelweg richting huis reed, het was inmiddels donker, verscheen in de display ineens de tekst Pirate. Krijg nou wat, Jonathan Wilson had op dat goede album gewoon een nummer staan wat aan alle battle-criteria voldeed. En plots was daar de inspiratie.

Wilson begint het nummer met de volgende tekst:

And I am a pirate
I attack in maritime
Danes and Vikings on my mind
Marijuana and crimson wine
I smoke, I drink, repeat
Oh a pirates life, it is so sweet…

In het tweede couplet wordt Anne Bonny geïntroduceerd en wat blijkt, deze dame uit Ierland was een piraat. Geboren uit een verboden relatie tussen de jurist William Cormac en de dienstmeid Mary Brennan genaamd. Afijn, aanleiding voor gedonder in het huwelijk van William. Hij koos voor zijn dochter en Mary en ze vertrokken richting Amerika om zich in Charleston te vestigen. Haar moeder overleed toen ze 13 was en vader en dochter bleven alleen achter. Haar vader dacht een goede huwelijkskandidaat voor zijn dochter gevonden te hebben, maar de liefde laat zich niets voorschrijven. Zij trouwde met John Bonny wat resulteerde in een ongelukkig huwelijk, om uiteindelijk met John Rackham, beter bekend als Calicio Jack, letterlijk het ruime sop te kiezen. Het piratenleven beviel Anne schijnbaar goed, en zij was niet de enigste vrouw op het schip. Het verhaal gaat dat ze het goed kon vinden met Mark Read die in werkelijkheid een vrouw was, Mary Read.

Anne en John waren de inspirators voor het piratenlied van Jonathan Wilson. Een lied wat je als lieflijk kan omschrijven, geen rauw piratenlied. Muzikaal is het zoals we gewend zijn van Wilson, niets te veel, prachtig gebalanceerd met in dit nummer een hoofdrol voor de viool. Soms is het allemaal maar toeval, dat liedje wat je zocht en dacht niet te vinden bleek dichterbij dan ik dacht en Anne en Calicio Jack ik ken ze ineens beter dan ooit te voren

Keuze Lenny Vullings: Bob Dylan – Key West (Philosopher’s Pirate) (2020)

De bries van een tropische accordeon: een overpeinzing in drie akkoorden

Voor wie mij een beetje kent is het een godswonder dat ik hier nog nooit over Bob Dylan heb geschreven. Normaal kan ik m’n irritante mond maar niet houden over waarom ik hem één van de grootste geniën aller tijden vind. Dit hiaat in mijn persoonlijkheid mag eindelijk gevuld worden, daar in deze piratenbattle een plekje van bijna tien minuten wordt ingevuld met in mijn ogen een nummer wat op gelijke hoogte mag staan met het beste wat de beste man heeft geschreven: Key West (Philosopher’s Pirate).

Afkomstig van zijn meest recente en (terecht) geroemde album uit 2020 – Rough And Rowdy Ways – is Key West een nummer van stille overpeinzing en melancholie in rust. Dezelfde drie akkoorden kabbelen voort als een stille branding bij zonsondergang, en een subtiele accordeon draagt het nummer voort op een subtropische bries, terwijl Dylan op het strand van het eiland Key West in Florida staat en zichzelf wellicht al ergens over de horizon ziet varen. Key West is de plaats waar hij zich bevindt of wil bevinden of kan bevinden, en tegelijkertijd een metafoor voor het onbereikbare, of de hemel, of iets heel anders misschien! Het is lastig om een concrete betekenis los te peuteren uit de wirwar van cultuurreferenties en uitgesponnen beelden, maar het is prachtig om te verdwalen in deze meer dan 9 minuten durende masterclass. Als een echte piraat rooft hij uit klassiekers als Try A Little Tenderness of Down In The Boondocks, stopt deze in zijn tekst om vervolgens zijn eigen filosofie er op los te laten. Wanneer men een drankspel zou maken bij dit album, en bij elke cultuurreferentie een shot zou doen, kan men halverwege Goodbye Jimmy Reed daadwerkelijk gedag zeggen. Zalig, dat is het.

Dylan heeft overigens voor het schrijven van dit nummer vaak live een nummer over een piraat gecoverd: A Pirate Looks At Forty van Jimmy Buffett, een artiest afkomstig van – inderdaad – Key West! En net als de melancholische piraat in dat nummer, kijkt de oude Dylan hier naar zichzelf en de onzekere doch sterfelijke toekomst: Key West is the place to be, if you’re looking for immortality. Een ideaalbeeld van een plek waar rust gevonden kan worden, vlak achter de horizon. Dylan behandelt schrijvers als Ginsberg en Kerouac, klassieke jazzmuzikanten als Louis Jordan, en andere helden, waaruit hij reflectie put. Zonder uitkomsten, zonder conclusies. Alleen het filosoferen, het strand, en de muziek.

Voor de geïnteresseerden: de akkoorden weerspiegelen dit ergens. De drie akkoorden zijn C, Am, en Fmaj7. Deze bewegen om elkaar heen, en kunnen nooit een volledige cadens bieden, net zoals Dylans overpeinzingen, fantasieën, of wensen, nooit in opgeluchte zekerheid kunnen eindigen.

Key West is fine and fair
If you lost your mind, you’ll find it there
Key west is on the horizon line

[crowdsignal poll=11013072]

2 comments

  1. Er is zelfs een band die hun eigen genre heeft gemaakt, NL. De Duitse band Storm Sterker maakt Pirate-Folk-Metal, waarbij ook instrumenten als cello en een draailier (hurdy hurdy) worden gebruikt. Een paar songs: Jack, Rum, Toe doe row, Destined Course en voor het mooie nummer The longing.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.